ECLI:NL:RBROT:2020:10444

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
18 november 2020
Zaaknummer
10/691102-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Vrijspraak van handelen in strijd met artikel 27 lid 1 WWM. Vrijspraak van ontucht en verkrachting. Bewezenverklaring van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en poging tot zware mishandeling. Verminderd toerekeningsvatbaar. Jeugddetentie.

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 5 november 2020, is de verdachte, geboren in 2003, aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder openlijk geweld, poging tot zware mishandeling, ontucht en verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ontucht en verkrachting, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de aangeefster heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat de seksuele handelingen tussen de verdachte en de aangeefster, die beiden in de puberteit waren, niet in strijd waren met de sociaal-ethische normen, gezien de omstandigheden van hun relatie en de leeftijdsverschillen. De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een ander persoon en heeft geprobeerd deze persoon zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes. De verdachte heeft bekend dat hij de aangever met een mes heeft gestoken, maar de rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk de dood van de aangever heeft willen veroorzaken. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, gezien zijn gebrekkige ontwikkeling van geestvermogens. De straf die aan de verdachte is opgelegd, is een jeugddetentie van drie maanden, waarbij de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €100,-- toegewezen aan de benadeelde partij voor materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/691102-19
Datum uitspraak: 5 november 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] 2003 te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman: mr. S.J. Jansen, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 22 oktober 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 en 5 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 277 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1 – Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Feit 2 – Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Feit 3 – Bewijswaardering
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 3 ten laste gelegde poging tot doodslag.
4.3.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde poging tot doodslag. Er bestaat onduidelijkheid over de grootte van het mes dat is gebruikt door de verdachte. Ook ontbreekt een medische verklaring over het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen en informatie over zijn herstel. De verdachte heeft geen opzet gehad op de dood van de aangever, ook niet in voorwaardelijke zin.
4.3.3.
Beoordeling
Met betrekking tot de impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag overweegt de rechtbank het volgende.
Vast staat dat de verdachte op 31 oktober 2019 in Rotterdam achter de aangever is aangerend en hem vervolgens met een mes in zijn rechter zij heeft gestoken. Hierdoor heeft de aangever een verwonding aan zijn rechter zij opgelopen.
De verdachte heeft ontkend de aangever met het mes te hebben willen doden of zwaar te verwonden. De vraag is dan ook of de verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans hierop heeft aanvaard.
De rechtbank stelt vast dat in het politiedossier foto’s van de aangever zitten waarop te zien is dat hij een steekwond heeft. De aangever heeft bij de politie ook verklaard dat hij in zijn rechterzij is gestoken. De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de aangever met een mes heeft geraakt. Het is niet bekend hoe groot het mes was waarmee de aangever is geraakt. De rechtbank kan uit het dossier niet afleiden dat het opgelopen letsel potentieel dodelijk is, omdat informatie hierover, bijvoorbeeld bestaande uit een letselbeschrijving door een forensisch arts, ontbreekt. Het is dan ook niet bewezen dat de aanmerkelijke kans bestond dat door handelen van de verdachte dodelijk letsel zou ontstaan. De rechtbank acht daarom de impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen en zal de verdachte hiervan vrijspreken.
Het toebrengen van een verwonding met een mes in de rechter zij van de aangever levert echter wel een aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel op. Door met een mes, al rennend achter de aangever aan, in de richting van de zij van de aangever te zwaaien waardoor de aangever wordt gestoken, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij met het mes een diepe verwonding zou toebrengen waardoor de aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De plek van de verwonding betreft een kwetsbaar deel van het lichaam. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in dat gebied organen bevinden, die door het steken met een mes ernstig beschadigd kunnen worden. Dit zou zwaar lichamelijk letsel opleveren. Ook hier geldt dat door het ontbreken van nadere (medische) informatie over de uiteindelijke afloop voor de aangever geen zwaar lichamelijk letsel kan worden vastgesteld. De omstandigheden waaronder en de plek in het lichaam waar de aangever is gestoken, leidt wel tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging daartoe.
De rechtbank acht bewezen het impliciet subsidiair ten laste gelegde, namelijk de poging tot zware mishandeling, op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage III bij dit vonnis zijn vervat.
4.3.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 3 impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
4.4.
Feiten 4 en 5 – Vrijspraak
4.4.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde feit. Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben tot vrijspraak van de onder 5 ten laste gelegde verkrachting geconcludeerd.
4.4.2.
Beoordeling
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting maakt de rechtbank op dat de verdachte en de aangeefster gedurende een langere periode contact hadden via sociale media toen zij in de zomer van 2019 voor het eerst samen afspraken. De verdachte was toen zestien jaar oud en de aangeefster veertien jaar oud. De verdachte en de aangeefster spraken meerdere keren af in de maanden die daarop volgden. Het initiatief ging hierbij steeds uit van de verdachte. De afspraakjes vonden altijd plaats in de schuur van de verdachte, die hij had ingericht als ‘chillruimte’. Tijdens deze afspraakjes werden seksuele handelingen - vooral in de vorm van pijpen - verricht. Zowel uit de verklaringen van de verdachte als van de aangeefster kan worden afgeleid dat zij aanvankelijk geen seksuele gemeenschap met elkaar hadden, omdat de verdachte niet degene wilde zijn die de aangeefster vaginaal ontmaagde. In een later stadium van hun seksuele relatie heeft er wel gemeenschap tussen hen plaatsgevonden. Ook heeft er een aantal malen (een poging tot) anale seks plaatsgevonden.
De aangeefster heeft bij de politie verklaard dat de verdachte haar meerdere keren met dwang zou hebben geforceerd tot het verrichten en ondergaan van seksuele handelingen. Dit is als verkrachting (vijfde feit) in de tenlastelegging opgenomen. Naast de verklaring van de aangeefster is er geen ander bewijs dat de verdachte haar zou hebben gedwongen tot seksuele handelingen. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verdachte van de verkrachting moet worden vrijgesproken.
De rechtbank gaat er ook bij de beoordeling van de ontucht (het vierde feit in de tenlastelegging) vanuit dat de verdachte de aangeefster niet heeft gedwongen tot het ondergaan en verrichten van seksuele handelingen. Dat wat de aangeefster hierover tegen haar vriendin, die door de politie als getuige is gehoord, en haar moeder heeft verklaard, biedt daarvoor te weinig steun.
Van ontuchtige handelingen is in zijn algemeenheid sprake wanneer het gaat om handelingen van seksuele aard gepleegd met een minderjarige die jonger is dan 16 jaren. Onder omstandigheden kan aan seksuele handelingen met een persoon tussen de 12 en 16 jaren het ontuchtige karakter ontbreken. Of dat het geval is hangt er vanaf of de desbetreffende seksuele handelingen algemeen als sociaal-ethisch zijn aanvaard dan wel of die handelingen niet in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Het ontuchtig karakter kan ontbreken als bijvoorbeeld die handelingen vrijwillig plaatsvonden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Een scherpe afgrenzing en een algemene invulling van de omstandigheden waaronder geen sprake is van ontucht valt niet te geven. Dat wat sociaal-ethisch is aanvaard, hangt af van de omstandigheden van het geval. Het komt dan ook in belangrijke mate aan op de waardering van de feiten en omstandigheden van het geval.
Uit de verklaringen van de aangeefster bij de politie blijkt dat zij al twee jaar - sinds haar twaalfde - verliefd was op de verdachte en wilde doen wat hij van haar vroeg. In de hoop dat hij haar leuk zou gaan vinden, ging zij iedere keer weer in op de uitnodigingen van de verdachte om af te spreken en op zijn verzoeken om seksuele handelingen te verrichten.
De verdachte zelf heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij niet verliefd was op de aangeefster. Hij vond haar een aardig, leuk en grappig meisje, maar hij was niet verliefd. Hij verklaarde ook dat hij niet wist dat de aangeefster verliefd was op hem. Volgens de verdachte verrichtten hij en de aangeefster regelmatig seksuele handelingen, maar hadden zij geen serieuze relatie.
In deze zaak gaat het om twee jongeren die in leeftijd in geringe mate van elkaar verschillen. Het dossier biedt te weinig houvast om te kunnen vaststellen dat de aangeefster in haar seksuele ervaring onderdeed voor de verdachte of dat de verdachte verder was in zijn seksuele ontwikkeling dan zij. De verklaringen hieromtrent lopen uiteen.
Voor de rechtbank is duidelijk dat de aangeefster andere verwachtingen had van het contact dan de verdachte. De aangeefster wist dat de verdachte niet verliefd op haar was, maar zij hoopte dat hij dat toch zou worden. De verdachte wilde geen relatie met de aangeefster, voor hem was het seks zonder liefde. Dit verschil in beleving maakt niet dat de seksuele handelingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. De aangeefster heeft verklaard dat zij verliefd was en daarom bereid was seksuele handelingen te verrichten, maar uit het dossier en het verhandelde ter zitting is de rechtbank niet gebleken dat de verdachte daarvan opzettelijk misbruik heeft gemaakt. De rechtbank gaat daarom uit van seksueel verkeer tussen twee jongeren die experimenteerden met verschillende seksuele handelingen. Ook van deze handelingen op zich kan niet worden gesteld dat zij de geldende sociaal-ethische norm overschrijden. De rechtbank komt dan ook niet tot de conclusie dat sprake is van ontuchtige handelingen.
4.4.3.
Conclusie
Het onder 4 en 5 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt van beide feiten vrijgesproken.
4.5.
Bewezenverklaring – feiten 2 en 3
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
2.
hij op 31 oktober 2019 te Rotterdam,
op of aan de openbare weg, de Hillevliet en de Polderstraat,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] ,
welk geweld bestond uit het
- tonen van een kettingslot aan die [naam slachtoffer 1] en met dat kettingslot af lopen op die [naam slachtoffer 1] en
- achtervolgen en insluiten van die [naam slachtoffer 1] en
- met een mes, steken in het lichaam van die [naam slachtoffer 1] ;
3.
hij op 31 oktober 2019 te Rotterdam
ter uitvoering van het voornemen om opzettelijk [naam slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet met een mes in het lichaam van die [naam slachtoffer 1] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De voortgezette handeling van

2 openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

en

3 poging tot zware mishandeling

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De destijds zestienjarige verdachte heeft samen met zijn medeverdachte ruzie gemaakt met het slachtoffer. Hierbij is de medeverdachte dreigend met een kettingslot op het slachtoffer afgelopen. De verdachte heeft vervolgens uit de buddyseat van zijn scooter een mes gepakt en is hiermee achter het wegrennende slachtoffer aangegaan. Het kwam hierbij niet tot een treffen. Het slachtoffer liep weg en de verdachte en medeverdachte zijn op hun scooters weggereden. Niet veel later komen de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer weer tegen. De medeverdachte zet zijn scooter voor het slachtoffer neer en de verdachte zet zijn scooter achter het slachtoffer neer. Zo sluiten zij het slachtoffer in. De verdachte pakt weer het mes uit de buddyseat van zijn scooter. Hij rent daarmee achter het slachtoffer aan en steekt hem met het mes in zijn rechter zij. De verdachte heeft daarmee een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het kan niet anders dan dat het slachtoffer pijn en ongemak heeft gehad als gevolg van het letsel.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
28 september 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
GZ-psycholoog [naam GZ-psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 13 februari 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte is niet lijdende aan een ziekelijke stoornis. Er is bij hem wel sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een achterblijvende sociaal-emotionele, morele en cognitieve ontwikkeling en een identiteitsprobleem, wat een belemmering en bedreiging vormt voor zijn verdere persoonlijkheidsontwikkeling. Ten tijde van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten was bij de verdachte eveneens sprake van deze gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Er wordt geadviseerd om de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan hem toe te rekenen.
Het risico op toekomstig (niet-)gewelddadig antisociaal gedrag wordt op basis van de bevindingen vanuit het onderzoek beoordeeld als middelmatig bij gelijkblijvende omstandigheden op midden lange termijn. Vanuit het oogpunt van delict recidivepreventie is het geïndiceerd om aan de verdachte externe controle en ondersteuning op te leggen via een begeleidingstraject vanuit de jeugdreclassering, in combinatie met ambulante, poliklinische forensische behandeling. De systeemgerichte interventie (Forensische Ambulante Systeem Therapie) FAST vanuit De Waag zou een passend behandelaanbod zijn. Een second best optie is om individuele ambulante behandeling aan te bieden vanuit de poli van De Waag en het systeem hierbij in een lage frequent te betrekken.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 13 oktober 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte wordt sinds 19 december 2019 begeleid door de jeugdreclassering. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op 20 februari 2020 kreeg de verdachte begeleiding van de jeugdreclassering binnen het Traject Harde Kern Aanpak (hierna: HKA-traject). Gebleken is dat de begeleiding vanuit de jeugdreclassering en het HKA-traject een positieve werking hebben gehad op het functioneren van de verdachte. In augustus 2020 is het HKA-traject positief beëindigd. De verdachte verleent zijn medewerking aan de behandeling bij De Waag, welke in mei 2020 is opgestart. Om recidive te voorkomen is het van belang dat de behandeling bij De Waag wordt voortgezet en dat de verdachte de afspraken blijft nakomen.
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht, en de verdachte meewerkt aan de behandeling van De Waag.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de jeugdreclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd
20 oktober 2020. Het rapport komt grotendeels overeen met het rapport van de Raad.
Het strafadvies is om aan de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk staat aan het voorarrest, zo nodig aangevuld met een taakstraf in de vorm van een werkstraf. Onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, een positieve en structurele vrijetijds-/ dagbesteding heeft en behoudt in de vorm van school, stage en/of werk en meewerkt aan behandeling/begeleiding door De Waag of een soortgelijke instelling, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De conclusies van de psycholoog worden gedragen door zijn bevindingen. De rechtbank neemt die conclusies over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens die ook aanwezig was ten tijde van de bewezen verklaarde feiten, acht de rechtbank de verdachte voor deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
Bij het bepalen van de straf voor het gepleegde openlijk geweld en de poging tot zware mishandeling houdt de rechtbank er rekening mee dat het hier gaat om een voortgezette handeling. Gezien de ernst van met name de poging tot zware mishandeling kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank heeft strafverzwarend meegewogen dat de verdachte met een mes letsel heeft toegebracht aan het slachtoffer. Ook neemt de rechtbank strafverzwarend mee dat de verdachte het geweld op de openbare weg heeft gepleegd. Straf verminderend neemt de rechtbank mee dat het al weer bijna een jaar geleden is dat de verdachte de strafbare feiten heeft gepleegd en dat hij in de periode dat hij is geschorst goed heeft meegewerkt aan de behandeling bij De Waag en de reclasseringsbegeleiding. Gelet op het bovenstaande is een jeugddetentie van drie maanden passend en geboden.
Omdat de verdachte al een langere periode in voorarrest heeft gezeten, is er geen ruimte voor een voorwaardelijk strafdeel met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden. Hoewel de rechtbank zich op basis van de rapportages zorgen maakt over de ontwikkeling van de verdachte en van oordeel is dat de noodzakelijk geachte voortzetting van de behandeling bij De Waag hem kan helpen, betekent dit dat er in dit strafrechtelijk kader geen ruimte is om bijzondere voorwaarden op te leggen en de directe uitvoerbaarheid daarvan te bevelen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 1] , ter zake van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 380,-- aan materiële schade en een bedrag van € 10.000,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu deze niet is onderbouwd.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht om de benadeelde partij geheel niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
8.1.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Die schade zal op basis van de nu gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op
€ 100,--. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering ontbreken. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces vormt. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 31 oktober 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij (deels) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 2] , ter zake van de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 7.500,-- aan voorschot op de immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij gematigd dient te worden tot een bedrag van € 2.500,--.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij geheel niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak voor de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten.
8.2.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten.
Nu de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van
€ 100,--, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal hierbij geen gijzeling en vervangende jeugddetentie worden opgelegd.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 56, 77a, 77g, 77i, 77gg, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 3 (drie) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 100,-- (zegge: honderd euro),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 31 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] te betalen
€ 100,--(hoofdsom,
zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
31 oktober 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M.J.M. Marseille en A. Wijsman-van Veen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 november 2020.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/691102-19
1.
hij op of omstreeks 01 oktober 2019 te Rotterdam
een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie,
te weten een mes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen, heeft gedragen;
de deelname aan openlijk geweld heb ik geseponeerd wegens gebrek aan bewijs
2.
hij op of omstreeks 31 oktober 2019 te Rotterdam,
op of aan de openbare weg, de Hillevliet en/of de Polderstraat,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] ,
welk geweld bestond uit het (meermalen)
- tonen van een kettingslot aan die [naam slachtoffer 1] en/of met dat/een kettingslot af lopen op die [naam slachtoffer 1] en/of
- achtervolgen en/of klemrijden/insluiten van die [naam slachtoffer 1] en/of
- met een mes, althans een scherp voorwerp, steken in het lichaam van die [naam slachtoffer 1] ;
3.
hij op of omstreeks 31 oktober 2019 te Rotterdam
ter uitvoering van het voornemen om opzettelijk [naam slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet met een mes in het lichaam van die [naam slachtoffer 1] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
Parketnummer 10/701054-20
4.
hij in of omstreeks de periode van juli 2019 tot en met 02 april 2020 te Rotterdam
meermalen, in elk geval eenmaal, [telkens] met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt, te weten met [naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2005), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (meermalen)
- brengen/houden van zijn penis in haar mond en/of anus en/of vagina en/of
- brengen/houden van zijn vinger in haar vagina en/of
- brengen/houden van zijn tong in haar vagina en/of tussen haar schaamlippen en/of
- betasten van haar borst(en) en/of schaamstreek en/of vagina en/of
- zoenen van haar;
5.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van januari 2020 tot en met 02 april 2020 te Rotterdam,
(meermalen) (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2005), heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (meermalen)
- brengen/houden van zijn penis in haar mond en/of anus en/of vagina en/of
- brengen/houden van zijn vinger in haar vagina en/of
- brengen/houden van zijn tong in haar vagina en/of tussen haar schaamlippen en/of
- betasten van haar borst(en) en/of schaamstreek en/of vagina en/of
- zoenen van haar
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) (meermalen) heeft/hebben bestaan uit het
- ( dwingend) tegen haar zeggen dat
* zij niets tegen anderen over hun contact mocht zeggen en/of
* zij hem gewoon moest pijpen en/of
* hij haar ging neuken en/of
* zij het gewoon moest doen voor haar ervaring,
althans woorden van gelijke aard/strekking en/of
- voorbijgaan aan haar (verbale en/of non-verbale) protesten en/of
- feit dat hij haar heeft ontkleed en/of haar zichzelf heeft doen ontkleden en/of
- feit dat hij de seksuele handelingen in een schuur liet plaatsvinden en/of hij de schuurdeur sloot en/of hij bepaalde wanneer ze (na de seksuele handelingen) de schuur mocht verlaten en/of
- feit dat (wanneer zij niet wilde/kon) hij haar uitschold en/of kleineerde en/of
- feit dat hij haar liet denken dat hij gevoelens voor haar had en/of misbruik maakte van haar gevoelens voor hem en/of
- feit dat hij haar had verteld/zij wist dat hij in de gevangenis had gezeten voor (een) geweldsmisdrijf/ven en/of zij wist dat hij in het bezit was van een mes en/of
- vastpakken van en/of duwen tegen haar lichaam en
- op haar borst gaan en/of blijven zitten en/of duwen van zijn penis tegen/in haar mond/lippen en/of
- vastpakken van haar handen en/of
- dichtknijpen van haar keel en/of het plaatsen van zijn hand op haar mond en/of
- feit dat er sprake was van een afhankelijkheids- en/of machtsrelatie en/of
- feit dat er sprake was van een uit verdachtes leeftijd voortvloeiend psychisch en/of fysiek en/of geestelijk overwicht en dat hij (aldus) een voor haar dreigende/intimiderende situatie heeft doen ontstaan;