ECLI:NL:RBROT:2020:10440

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
8769797 VV EXPL 20-388
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van ernstig vervuilde huurwoning door huurder die niet meewerkt aan bestrijding muizenplaag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 oktober 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Havensteder en een huurder. De huurder, die sinds 21 oktober 2005 een huurovereenkomst heeft met Havensteder, heeft zijn woning ernstig vervuild, wat heeft geleid tot een muizenplaag. Ondanks klachten van omwonenden en een huisbezoek door woonconsulenten, heeft de huurder onvoldoende actie ondernomen om het probleem op te lossen. Havensteder heeft de huurder in kort geding gedagvaard om ontruiming van de woning te vorderen, omdat de huurder niet meewerkt aan de bestrijding van de muizenplaag en zich niet als een goed huurder gedraagt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Havensteder een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, gezien de overlast voor omwonenden. De huurder heeft betoogd dat hij de muizen op een humane manier wil vangen en niet met gif wil bestrijden, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat hij onvoldoende concrete actie heeft ondernomen. De vordering tot ontruiming is toegewezen, met een termijn van zeven dagen na betekening van het vonnis. De huurder is ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8769797 VV EXPL 20-388
uitspraak: 23 oktober 2020
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Havensteder,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 1 oktober 2020,
gemachtigde: mr. J.B.L. van de Weteringe Buys-Kroon te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Havensteder” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
 de dagvaarding, met producties;
 de brief van 14 oktober 2020 van Havensteder, met producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2020. [gedaagde] is in persoon verschenen. Van de zijde van Havensteder zijn verschenen mevrouw [naam persoon 1] , woonconsulent bij Havensteder, de heer [naam persoon 2] , woonconsulent en wijkbeheerder bij Havensteder, bijgestaan door mr. S.A. den Engelsen, kantoorgenoot van de gemachtigde.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1
Tussen (de rechtsvoorganger van) Havensteder als verhuurder en [gedaagde] als huurder bestaat sinds 21 oktober 2005 een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] ( [postcode] ) te Rotterdam. De woning bevindt zich in een appartementencomplex.
2.2
In artikel 7 van de op de huurovereenkomst van toepassing zijnde algemene huurvoorwaarden staat, voor zover van belang, het volgende:

Artikel 7
Algemene verplichtingen van de huurder
(…) 7. De huurder voorkomt dat omwonenden overlast of hinder hebben van hem, huisgenoten, huisdieren of derden die zich vanwege de huurder in de woning of de gemeenschappelijke ruimten bevinden.
8. Het is verboden huisdieren die overlast veroorzaken, of andere dan gebruikelijke huisdieren, te houden. (…)”
2.3
Omwonenden van [gedaagde] hebben bij Havensteder geklaagd over een muizenplaag in het appartementencomplex en over stank uit de woning van [gedaagde] .
2.4
Op 7 september 2020 hebben woonconsulent [naam persoon 1] en wijkbeheerder [naam persoon 3] een huisbezoek aan de woning van [gedaagde] afgelegd.

3..Het geschil

3.1
Havensteder heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
1. om na drie dagen na betekening van dit vonnis, althans op een door de kantonrechter te bepalen datum, de woning gelegen te Rotterdam aan [adres] te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van Havensteder zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van Havensteder te stellen;
2. in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris en de verschotten van de gemachtigde van Havensteder.
3.2
Aan de vordering heeft Havensteder - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. Volgens omwonenden is [gedaagde] verantwoordelijk voor de muizenplaag in het appartementencomplex. Tijdens het huisbezoek op 7 september 2020 troffen [naam persoon 1] en [naam persoon 3] een zeer vervuilde woning aan, die ook enorm stonk. De vloerbedekking was bezaaid met uitwerpselen en vochtplekken van urine waren duidelijk zicht- en ruikbaar. Niet alleen liepen de muizen gewoon door de woning, maar er lagen ook muizen in speciaal voor hen door [gedaagde] gecreëerde bakjes. In de woning stonden ook meerdere voederbakjes. [gedaagde] schiet aldus op meerdere wijzen tekort in de nakoming van zijn verplichtingen als huurder. Havensteder wil zo snel mogelijk de muizenplaag bestrijden en dat is onmogelijk als [gedaagde] in zijn woning woont. Havensteder heeft de stellige indruk dat [gedaagde] hulp nodig heeft en niet zelfstandig kan wonen. Als de vordering wordt toegewezen zal Havensteder de ketenpartners in het zorgnetwerk op de hoogte stellen van de aankomende ontruiming, zodat voor [gedaagde] passende opvang kan worden gerealiseerd.
3.3
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. Het klopt dat er enkele tientallen muizen in zijn woning zijn. [gedaagde] wil de muizen niet met gif bestrijden. Hij is bezig om de gezonde muizen te vangen en in kooien te houden, zodat hij deze kan uitzetten in de natuur. De zieke muizen wil hij eerst door een dierenarts laten onderzoeken. [gedaagde] heeft nog ongeveer een maand de tijd nodig om alle muizen te vangen. Daarna kan hij verder gaan met het opknappen van zijn woning. Hij betwist dat hij zorg nodig heeft.
3.4
Op hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd, wordt hierna, voor zover voor de uitkomst van de procedure van belang, teruggekomen.

4..De beoordeling

4.1
Voldoende is gebleken dat Havensteder een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorziening, zodat Havensteder in zoverre ontvankelijk is in haar vordering.
4.2
In dit kort geding dient, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van Havensteder in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
4.3.1
Op grond van artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de huurder verplicht zich ten aanzien van het gebruik van de gehuurde zaak als een goed huurder te gedragen.
4.3.2
In artikel 1 van het Besluit kleine herstellingen in verbinding met de bijlage, onder r. bij dat besluit is bepaald dat het bestrijden van ongedierte - voor zover daaraan geen noemenswaardige kosten verbonden zijn en voor zover de aanwezigheid van dit ongedierte geen gevolg is van de bouwkundige situatie van de woonruimte - wordt aangemerkt als kleine herstelling als bedoeld in artikel 7:240 BW, die krachtens artikel 7:217 BW voor rekening van de huurder is.
4.4
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Havensteder met de als producties 7, 8 en 9 overgelegde verklaringen van de direct omwonenden van [gedaagde] en de verklaring van [naam persoon 1] tijdens de mondelinge behandeling voldoende aannemelijk gemaakt dat de woning van [gedaagde] ernstig is vervuild als gevolg van de aanwezigheid van vele muizen, - uitwerpselen en -urine en dat zijn buren daar veel last van hebben, niet alleen vanwege de stank maar ook doordat de muizenplaag zich steeds verder door het appartementencomplex verspreidt. [gedaagde] heeft dit als zodanig ook onvoldoende concreet betwist.
4.5
Havensteder stelt zich verder terecht op het standpunt dat [gedaagde] gelet op artikel 7:220 lid 1 BW gehouden is om mee te werken aan de bestrijding van de muizen. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling echter verklaard dat hij niet wil meewerken met de bestrijding van de muizenplaag door middel van gif, maar de muizen zelf wil vangen en uitzetten in de natuur.
4.6
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] sinds het huisbezoek op 7 september 2020 (dus bijna anderhalve maand eerder) geen, althans onvoldoende concrete actie heeft ondernomen om een einde te maken aan het muizenprobleem in zijn woning. Hij heeft de muizen die hij naar eigen zeggen heeft gevangen nog niet uitgezet in de natuur, zoals hij stelt te willen doen. Bovendien lopen er ook nog steeds muizen los in zijn woning. Gelet op de belangen van de omwonenden van [gedaagde] , die - onweersproken - sinds begin 2020 ernstige overlast ondervinden van de muizenplaag en de daarmee gepaard gaande stank, had [gedaagde] alles op alles moeten zetten om te bewerkstelligen dat het gehuurde thans muis- en stankvrij zou zijn. De stelling van [gedaagde] dat hij het muizenprobleem nog niet heeft opgelost omdat hij erg druk is geweest, is naar het oordeel van de kantonrechter geen rechtvaardiging voor zijn stilzitten.
4.7
[gedaagde] heeft gelet op al het voorgaande gehandeld in strijd met zijn verplichting in de zin van artikel 7:213 BW zich als goed huurder te gedragen, met zijn verplichtingen die volgen uit hoofde van de huurovereenkomst en artikel 7.7 en 7.8 van de daarbij horende algemene huurvoorwaarden en met het Besluit kleine herstellingen (bijlage onder r.).
4.8
Van Havensteder kan in deze omstandigheden niet worden gevergd dat zij nog langer moet wachten alvorens de muizenplaag te kunnen aanpakken. Van haar kan meer in het bijzonder niet worden gevergd dat zij wacht tot [gedaagde] alle muizen heeft gevangen en uitgezet in de natuur, nog daargelaten dat betwijfeld kan worden of deze aanpak een structurele oplossing biedt. Als verhuurder heeft Havensteder ook een verplichting jegens omwonenden om te zorgen dat een muizenplaag op de kortst mogelijke termijn blijvend wordt bestreden. Nu [gedaagde] heeft verklaard alleen een oplossing voor te staan die inhoudt dat hij de muizen vangt en uitzet, valt niet in te zien hoe Havensteder de muizenplaag anders dan na ontruiming van het gehuurde kan aanpakken. De gevorderde ontruiming zal daarom worden toegewezen.
4.9
De ontruimingstermijn wordt gesteld op zeven dagen na betekening van dit vonnis. Dit is een langere termijn dan door Havensteder is gevorderd (drie dagen), maar een kortere termijn dan gebruikelijk is in vergelijkbare zaken (veertien dagen). De kantonrechter acht het van belang dat de overlast voor de omwonenden van [gedaagde] zo spoedig mogelijk stopt. Daar tegenover staat het belang van [gedaagde] bij het hebben van onderdak. De kantonrechter neemt hierbij in aanmerking dat door Havensteder is toegezegd dat [gedaagde] niet op een zwarte lijst zal komen en dat de ontruiming van de woning niet eerder zal plaatsvinden dan het moment waarop er voor [gedaagde] een andere woning met daarbij de benodigde zorg beschikbaar is. Een ontruimingstermijn van zeven dagen doet naar het oordeel van de kantonrechter recht aan de belangen van zowel [gedaagde] als zijn buren.
4.1
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Havensteder worden vastgesteld op € 226,96 aan verschotten (€ 102,96 aan dagvaardingskosten en € 124,00 aan griffierecht) en € 360,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten à € 180,00).

5..De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde aan de [adres] ( [postcode] ) te Rotterdam te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van Havensteder zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van Havensteder te stellen;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Havensteder vastgesteld op € 226,96 aan verschotten en € 360,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44478