ECLI:NL:RBROT:2020:10438

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
8330632 CV EXPL 20-5454
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop en ontbinding van de koopovereenkomst wegens non-conformiteit

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een consument en een bedrijf over een consumentenkoop. De eiseres, die een bed en bank had gekocht, vorderde ontbinding van de koopovereenkomst en schadevergoeding omdat de geleverde goederen niet conform de overeenkomst waren. De eiseres had op 5 augustus 2018 een bed en bank gekocht voor een totaalbedrag van € 1.780,00, waarvan € 780,00 was aangebetaald. Bij de levering op 4 juni 2018 bleek dat een verhuislift nodig was, wat de eiseres weigerde te betalen. De bank kon niet via de trap naar binnen en werd teruggenomen, terwijl het bed beschadigd raakte. Het bijbehorende matras werd niet geleverd.

De eiseres stelde de gedaagde in gebreke en eiste dat het matras werd geleverd, het bed werd vervangen, en dat schadevergoeding werd betaald. De gedaagde stelde dat de eiseres zelf verantwoordelijk was voor de problemen bij de levering en dat zij niet tekortgeschoten was in haar verplichtingen. De kantonrechter oordeelde dat er geen toerekenbare tekortkoming aan de zijde van de gedaagde was, omdat deze had geprobeerd te voldoen aan haar verplichtingen en de eiseres zelf had bijgedragen aan de vertraging.

De kantonrechter wees de vorderingen van de eiseres af, oordeelde dat de gedaagde niet in gebreke was gebleven en dat er geen grondslag was voor schadevergoeding. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. E.A. Vroom.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8330632 CV EXPL 20-5454
uitspraak: 30 oktober 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 11 februari 2020,
gemachtigde: mr. A. Aksü,
tegen
[gedaagde] , handelend onder de naam [naam bedrijf],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: G.J.C. Rooijmans-Schakenraad LL.B .
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres] ” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
 de dagvaarding, met producties;
 de aantekeningen van de griffier van het door [naam persoon] namens [gedaagde] op de rolzitting van 26 februari 2020 gegeven mondelinge antwoord, met productie;
 het tussenvonnis van 2 maart 2020, waarin een mondelinge behandeling is bepaald op 3 april 2020, die vanwege de corona-problematiek geen doorgang heeft gevonden;
 het faxbericht van 16 april 2020 van de gemachtigde van [eiseres] ;
 de conclusie van repliek;
 de conclusie van dupliek.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Op 5 augustus 2018 heeft [eiseres] in de winkel van [gedaagde] ( [naam bedrijf] ) een bed ter waarde van € 985,00 en een bank ter waarde van € 795,00 gekocht. Van het totaalbedrag van € 1.780,00 heeft [eiseres] die dag € 780,00 aanbetaald.
2.2
Op de dag van aflevering van de meubelen op het adres van [eiseres] , 4 juni 2018, bleek dat er een verhuislift nodig was om de meubelen de woning van [eiseres] in te brengen. [eiseres] wilde de kosten voor de verhuislift niet betalen. De bank kon niet via de trap naar binnen en is door [naam bedrijf] weer meegenomen. Het bed kon wel via de trap naar binnen, maar is daarbij beschadigd geraakt. Het bijbehorende matras is niet op die dag geleverd als gevolg van een fout van de leverancier.
2.3
[eiseres] heeft het restant van de koopprijs ad € 1.000,00 op 24 juni 2018 in de winkel van [naam bedrijf] betaald (productie 3).
2.4
Bij brief van 29 oktober 2019 heeft [eiseres] [gedaagde] in gebreke gesteld en haar in de gelegenheid gesteld om binnen veertien dagen:
1. het door [eiseres] gekochte matras te leveren;
2. over te gaan tot vervanging van het bed, omdat de schade de levensduur van het product heeft verkort;
3. de helft van de koopprijs, te weten € 890,00, terug te betalen, omdat zij te lang gewacht heeft met het oplossen van de problemen;
4. de kosten voor rechtsbijstand van [eiseres] ad € 199,00 te vergoeden.
2.5
Op 27 november 2019 heeft [gedaagde] op de ingebrekestelling gereageerd en gesteld alsnog te willen leveren.
2.6
Bij e-mail van 16 december 2019 de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] gelegenheid gesteld [eiseres] schadeloos te stellen door een bedrag van € 600,00 te betalen en de koopovereenkomst gedeeltelijk, te weten met uitzondering van het bankstel, te ontbinden indien [gedaagde] blijft weigeren gehoor te geven aan de sommaties.
2.7
[gedaagde] heeft niet op de e-mail van 16 december 2019 gereageerd.

3..Het geschil

3.1
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de koopovereenkomst van 5 mei 2018 te ontbinden;
II. [naam bedrijf] te veroordelen om uiterlijk binnen veertien dagen na dit vonnis een bedrag van € 1.500,00 te betalen aan [eiseres] , bestaande uit € 1.000,00 aan vertragingsschade/non-conformiteit en € 500,00 voor schadevergoeding voor het verhelpen van de schade/gebreken aan de woning toegebracht door [naam bedrijf] tijdens de levering;
III. [naam bedrijf] te veroordelen uiterlijk binnen veertien dagen na dit vonnis een bedrag van € 500,00 voor het aanschaffen van een matras elders;
IV. [naam bedrijf] te veroordelen in de kosten en de nakosten van het geding, waaronder begrepen het salaris van de gemachtigde.
3.2
Aan haar vordering heeft [eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. [eiseres] is nooit medegedeeld dat een verhuislift nodig was voor de levering en dat zij die verhuislift moest betalen. Zij heeft bij het sluiten van de overeenkomst duidelijk aangegeven dat er meerdere trappen waren, waarmee bij de bezorging rekening diende te worden gehouden. [gedaagde] had hier op een adequate en professionele manier mee moeten omgaan. [gedaagde] heeft in reactie op de ingebrekestelling verklaard het bed en matras alsnog te willen leveren, maar heeft nooit met [eiseres] gesproken of gebeld over een datum voor aflevering. [gedaagde] doet niets om tot een oplossing te komen, waardoor een procedure onontkoombaar is geworden. Inmiddels is het twee jaar later en is het matras nog steeds niet geleverd. Van [gedaagde] mocht worden verwacht dat zij alternatieven zou bieden, waarvan mag worden aangenomen dat deze voorhanden zijn in het assortiment van [naam bedrijf] .
3.3
[naam bedrijf] heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. [eiseres] heeft tijdens het aankoopgesprek aangegeven dat alle meubelen in de woning konden worden gebracht. Als dat vervolgens niet mogelijk blijkt, is dat niet aan [gedaagde] te wijten. Er moest een verhuislift aan te pas komen om de meubelen te leveren, maar [eiseres] weigerde daarvoor te betalen en stond erop dat de meubels op haar risico naar binnen werden gebracht. Daarbij is het bed licht beschadigd geraakt. [gedaagde] betwist dat er andere zaken beschadigd zijn geraakt. Dat blijkt niet uit foto’s bij de dagvaarding. De bank kon niet naar binnen en deze moest van [eiseres] worden bezorgd op een ander adres. Zij heeft echter pas maanden later bericht om welk adres het ging. [gedaagde] heeft de bank al die maanden kosteloos opgeslagen en deze is ook kosteloos op het nieuwe adres geleverd. De leverancier van [naam bedrijf] had in eerste instantie een verkeerd matras geleverd. Op 24 juni 2018 hebben partijen afgesproken om het matras tegelijkertijd te leveren met het nieuw te bestellen bed. Op 28 februari 2019 zijn het nieuwe bed en matras van de leverancier ontvangen. [eiseres] was echter langdurig niet bereikbaar om een leveringsdatum af te spreken. Om extra kosten te voorkomen zijn het bed en matras retour gegaan naar de leverancier. In september 2019 stond [eiseres] opeens weer bij [naam bedrijf] op de stoep voor het bed en matras. Deze moesten opnieuw worden besteld, waarbij is aangeven dat er niet direct kon worden geleverd. De ingebrekestelling die kort daarna volgde is niet terecht, omdat [gedaagde] alles in het werk heeft gesteld om correct te kunnen leveren. [gedaagde] heeft steeds aangegeven het bed en het matras te willen leveren, ook na de sommaties van 16 december 2019 en 8 januari 2020. [eiseres] heeft daar echter geen goedkeuring voor gegeven. Zij heeft dus verhinderd dat [gedaagde] alsnog correct kon nakomen. Omdat [gedaagde] nooit toerekenbaar is tekortgeschoten, is zij geen schadevergoeding verschuldigd.

4..De beoordeling

4.1
[gedaagde] handelt in de uitoefening van een bedrijf en [eiseres] is een natuurlijk persoon, die met de aankoop van de meubelen niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Er is dus sprake van consumentenkoop als bedoeld in artikel 7:5 lid 1 BW.
de gevorderde ontbinding van de koopovereenkomst
4.2
De kantonrechter stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is, dat [naam bedrijf] de bank ter waarde van € 795,00 inmiddels heeft geleverd. De stelling van [gedaagde] , dat deze bank van [eiseres] moest worden bezorgd op een ander adres en dat [gedaagde] de bank kosteloos heeft opgeslagen en kosteloos heeft bezorgd op dat andere adres, heeft [eiseres] namelijk niet betwist. Bovendien heeft de gemachtigde van [eiseres] in de e-mail van 16 december 2019 aan [gedaagde] medegedeeld dat de koopovereenkomst gedeeltelijk, te weten met uitzondering van de bank, zal worden ontbonden indien [gedaagde] blijft weigeren gehoor te geven aan de sommaties.
4.3
Partijen zijn dus voor wat betreft de bank hun verplichtingen uit de koopovereenkomst over en weer nagekomen, nu [eiseres] de koopprijs volledig heeft voldaan en [naam bedrijf] de bank (op verzoek van [eiseres] op een ander adres) heeft geleverd.
4.4
Het gaat in deze zaak voor wat betreft de gevorderde ontbinding van de koopovereenkomst daarom enkel nog over het bed en het bijbehorende matras.
4.5
Indien het afgeleverde niet beantwoordt aan de overeenkomst (ook wel: non-conformiteit), kan de koper op grond van artikel 7:21 lid 1 BW aflevering van het ontbrekende, herstel van de afgeleverde zaak of vervanging van de afgeleverde zaak eisen. Op grond van artikel 7:21 lid 3 BW is de verkoper verplicht om, mede gelet op de aard van de zaak en op het bijzondere gebruik van de zaak dat bij de overeenkomst is voorzien, binnen een redelijke termijn en zonder ernstige overlast voor de koper, zijn in lid 1 bedoelde verplichtingen na te komen.
Artikel 7:22 lid 1 BW bepaalt dat, indien het afgeleverde niet aan de overeenkomst beantwoordt, de koper bij een consumentenkoop de bevoegdheid heeft de overeenkomst te ontbinden, tenzij de afwijking van het overeengekomene, gezien haar geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze bevoegdheid ontstaat op grond van artikel 7:22 lid 2 BW echter pas wanneer herstel en vervanging onmogelijk zijn of van de verkoper niet gevergd kunnen worden, dan wel de verkoper tekort is geschoten in een verplichting tot aflevering van het ontbrekende, of herstel of vervanging van het geleverde, als bedoeld in artikel 7:21 lid 3 BW.
4.6
Nu tussen partijen niet in geschil is dat het matras, dat onderdeel uitmaakt van het door [eiseres] voor € 985,00 gekochte bed, op 4 juni 2018 niet is geleverd, is in zoverre dus sprake van non-conformiteit. Op grond van artikel 7:21 lid 1 BW kon [eiseres] daarom aflevering van het ontbrekende matras eisen.
[eiseres] heeft de stelling van [gedaagde] , dat zij ermee akkoord is gegaan dat het bed op haar risico naar binnen zou worden gebracht, niet betwist. [gedaagde] heeft bij antwoord echter een brief van 27 november 2019 overgelegd, die een reactie is op de door [eiseres] op 29 oktober 2019 verstuurde ingebrekestelling. In die brief stelt [gedaagde] dat zij uit coulance heeft besloten het geleverde bed te vervangen vanwege gebreken (de kantonrechter begrijpt: de schade die is ontstaan bij de levering op 4 juni 2018).
Gelet op het voorgaande is tussen partijen dus niet in geschil dat [gedaagde] gehouden was (alsnog) het matras en het bed aan [eiseres] te leveren.
4.7
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de omstandigheid, dat nog altijd geen levering van een nieuw bed en het bijbehorende matras heeft plaatsgevonden, de ontbinding van de koopovereenkomst rechtvaardigt. Die bevoegdheid ontstaat op grond van artikel 7:22 lid 2 BW pas wanneer herstel en vervanging onmogelijk zijn of van de verkoper niet gevergd kunnen worden, dan wel de verkoper tekort is geschoten in een verplichting tot aflevering van het ontbrekende, of herstel of vervanging van het geleverde.
4.8
Om te bepalen of sprake is van een situatie als bedoeld in 7:22 lid 2 BW, is in de eerste plaats van belang dat [gedaagde] stelt dat [naam bedrijf] op 28 februari 2019 een nieuw bed en matras van de leverancier heeft ontvangen en dat zij meerdere malen heeft geprobeerd deze te leveren, maar dat dit onder meer niet is gelukt omdat [eiseres] langdurig in het buitenland verbleef. Daardoor was levering volgens [gedaagde] niet mogelijk en moesten het bed en matras terug naar de leverancier, om extra kosten voor [naam bedrijf] te voorkomen. Ook stelt [gedaagde] in deze brief dat [eiseres] op 15 september 2019 opeens in de winkel kwam en [naam bedrijf] van haar gelijk alles in orde moest maken. Na de komst van [eiseres] in de winkel heeft [naam bedrijf] daarom weer contact opgenomen met de leverancier om het bed en bijbehorende matras opnieuw te bestellen. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] deze stellingen van [gedaagde] niet heeft betwist.
4.9
In de tweede plaats is van belang dat uit de handelwijze van [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter blijkt dat zij bereid en in staat was haar verplichtingen uit de koopovereenkomst na te komen, door het bed en matras (opnieuw) te bestellen en dat zij verder ook het nodige heeft gedaan om het bed en matras te bezorgen bij [eiseres] thuis. Naar het oordeel van de kantonrechter stelt [gedaagde] zich daarom terecht op het standpunt dat [eiseres] , door langdurig in het buitenland te verblijven en niet bereikbaar te zijn, heeft verhinderd dat [gedaagde] alsnog correct kon nakomen nadat zij het bed en matras van de leverancier had ontvangen.
4.1
Op grond van het voorgaande doet de situatie als bedoeld in artikel 7:22 lid 2 BW, waarin herstel of vervanging onmogelijk zijn, zich niet voor. Evenmin doet zich de situatie voor waarin [gedaagde] als verkoper is tekortgeschoten in een verplichting tot aflevering van het ontbrekende, of herstel of vervanging van het geleverde. Er is, met andere woorden, aan de zijde van [gedaagde] geen sprake van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen. In het verlengde hiervan komt de kantonrechter tot de conclusie dat voor [eiseres] geen bevoegdheid is ontstaan om de koopovereenkomst te ontbinden, zodat de door haar gevorderde ontbinding van de koopovereenkomst moet worden afgewezen.
de gevorderde schadevergoeding
4.11
De door [eiseres] gevorderde schadevergoeding valt uiteen in twee delen: enerzijds vordert zij een bedrag van € 1.000,00 aan vertragingsschade/non-conformiteit, anderzijds vordert zij een bedrag van € 500,00 voor het verhelpen van de schade/gebreken aan haar woning, toegebracht door [naam bedrijf] tijdens de levering op 4 juni 2018.
4.12
Op grond van artikel 6:74 lid 1 BW verplicht iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend.
4.13
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] de gestelde vertragingsschade dan wel schade vanwege non-conformiteit van het bed onvoldoende onderbouwd. Weliswaar is tussen partijen niet in geschil dat het bed tijdens de levering beschadigd is geraakt, maar [gedaagde] heeft aangeboden dit bed te vervangen (artikel 7:21 lid 1). [gedaagde] heeft vervolgens een nieuw bed besteld tezamen met een bijbehorend matras, dat aanvankelijk niet was geleverd. Uit 4.8 volgt bovendien dat [eiseres] zelf voor een groot deel debet is aan de vertraging in de levering van dat bed en matras. [naam bedrijf] had het (nieuwe) bed en matras immers al op 28 februari 2019 van de leverancier ontvangen, maar heeft dit moeten terugsturen omdat [eiseres] langdurig in het buitenland verbleef en het bed en matras daarom niet aan haar konden worden geleverd. Voor vergoeding van schade vanwege non-conformiteit van het bed bestaat op grond van het bepaalde in artikel 6:74 lid 1 BW dan ook geen grondslag. De kantonrechter zal de gevorderde schadevergoeding ter hoogte van het bedrag van € 1.000,00 daarom afwijzen.
4.14
Als productie 2 bij de dagvaarding heeft [eiseres] een aantal foto’s overgelegd van onder meer een kras op de muur en beschadigingen aan de laminaatvloer. Uit deze foto’s kan niet worden afgeleid dat deze beschadigingen zijn veroorzaakt tijdens de levering van het bed op 4 juni 2018. Verder is van belang dat [gedaagde] - onweersproken - heeft gesteld dat het bed eigenlijk met een verhuislift de woning in had moeten worden gebracht, maar dat [eiseres] erop stond dat dit via de trap zou gaan en dat dit daarom voor risico van [eiseres] is gebeurd. [eiseres] heeft niet onderbouwd dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming door [gedaagde] , waardoor zij schade heeft geleden. Ook in dit verband ontbreekt dus de grondslag voor toekenning van schadevergoeding. De kantonrechter zal de gevorderde schadevergoeding ter hoogte van het bedrag van € 500,00 daarom eveneens afwijzen.
het gevorderde bedrag van € 500,00
4.15
Uit 4.10 vloeit voort dat, nu de koopovereenkomst niet wordt ontbonden, [gedaagde] in beginsel alsnog het bed en matras aan [eiseres] dient te leveren. [gedaagde] heeft ook verklaard nog altijd bereid en in staat te zijn dit te doen. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van een tekortkoming in de nakoming door [gedaagde] , zodat ook op dit punt de grondslag voor toekenning van schadevergoeding ontbreekt. De kantonrechter zal daarom ook de vordering om [gedaagde] te veroordelen om uiterlijk binnen veertien dagen na dit vonnis aan [eiseres] een bedrag van € 500,00 te betalen voor het aanschaffen van een matras elders afwijzen.
de gevorderde veroordeling in de proceskosten
4.16
[eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] worden vastgesteld op € 180,00 aan salaris voor de gemachtigde (1 punt à € 180,00 per punt).

5..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 180,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44478