ECLI:NL:RBROT:2020:10436
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van eigen bijdrage zorg door CAK aan gedaagde
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen het CAK, een publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan, en een gedaagde die in persoon procedeerde. Het CAK vorderde betaling van een openstaand bedrag van € 13.295,83 aan eigen bijdrage voor zorg, welke gedaagde niet had betaald. De kantonrechter oordeelde dat de beschikkingen van het CAK formele rechtskracht hadden gekregen, omdat gedaagde geen bezwaar had gemaakt tegen deze beschikkingen. Hierdoor kon de inhoudelijke juistheid van de beschikkingen niet meer worden beoordeeld. Gedaagde had hulp ontvangen vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en het CAK had jaarlijks de eigen bijdrage vastgesteld op basis van de inkomensgegevens van gedaagde. Gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat hij niet op de hoogte was van de hoogte van de eigen bijdrage en dat er fouten waren gemaakt door de zorginstelling ASVZ. De kantonrechter oordeelde echter dat klachten over ASVZ niet onder de verantwoordelijkheid van het CAK vallen en dat gedaagde zijn bezwaren niet tijdig had ingediend. De vordering van het CAK werd toegewezen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten.