Op 20 oktober 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging was ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam op 1 oktober 2020. Bij het verzoekschrift waren verschillende bijlagen gevoegd, waaronder een medische verklaring van een psychiater en een zorgplan. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, zijn de betrokkene en haar advocaat gehoord, evenals een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige. De officier van justitie was niet ter zitting aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting op het verzoek nodig achtte.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er bij de betrokkene sprake is van psychische stoornissen, maar dat er geen gevaar aanwezig is dat een zorgmachtiging rechtvaardigt. De betrokkene heeft een eigen plan van aanpak gepresenteerd waarin zij erkent dat medicatie noodzakelijk is en deze accepteert. Haar moeder heeft verklaard dat zij betrokkene begeleidt naar de medicatie en dat betrokkene haar afspraken altijd nakomt. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank voldoende vertrouwen in de bereidheid van de betrokkene om de behandeling op vrijwillige basis voort te zetten. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De beschikking is mondeling gegeven door rechter L.E.M. Wilbers-Taselaar en schriftelijk uitgewerkt door griffier S.M. Plaisier-van Welie op 26 oktober 2020.