ECLI:NL:RBROT:2020:10384

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
10/997551-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van en de handel in professioneel zwaar vuurwerk

Op 17 november 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van en de handel in professioneel zwaar vuurwerk. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting op 3 november 2020. De officier van justitie, mr. K. Broere, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De verdachte bekende het eerste ten laste gelegde feit, maar ontkende betrokkenheid bij het tweede feit, dat betrekking had op het voorhanden hebben van vuurwerk in een loods in Driebergen-Rijssenberg op 8 oktober 2019.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op die datum in de loods aanwezig was en dat hij bewust het vuurwerk had. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat hij niet betrokken was bij de opslag van het vuurwerk, omdat camerabeelden en getuigenverklaringen zijn betrokken in de bewijsvoering. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en dat hij dit samen met anderen had gedaan. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 dagen en een taakstraf van 120 uren, met vervangende hechtenis van 60 dagen voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank besloot ook het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen, aangezien deze eerder was geschorst. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/997551-19
Datum uitspraak: 17 november 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
[adres verdachte] ,
raadsman mr. P.P. van Rhijn, advocaat te Doorn.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.

4..Waardering van het bewijs

Het onder 1 ten laste gelegde
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 laste gelegde heeft begaan.
Het onder 2 ten laste gelegde
Standpunt van de verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte betrokken was bij het voorhanden hebben of opslaan van vuurwerk in de loods aan de [adres] te Driebergen-Rijssenberg op of omstreeks 8/9 oktober 2019. Als de verdachte betrokken zou zijn bij de opslag van een dergelijke hoeveelheid professioneel vuurwerk, ligt het voor de hand dat hij contact had met de verhuurders van de loods en dat daar een bepaalde organisatie achter zit. Echter, geen van de gehoorde getuigen/medeverdachten heeft verklaard over betrokkenheid van de verdachte hierbij. Er is bij de verdachte ook geen geld aangetroffen dat zou kunnen duiden op betrokkenheid bij de opslag van en handel in vuurwerk en op zijn gegevensdragers is evenmin ietsaangetroffen dat in die richting wijst.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan het volgende worden vastgesteld.
In een loods aan de [adres] te Driebergen-Rijssenberg wordt in de late avond van 8 oktober 2019 een grote hoeveelheid professioneel, zwaar vuurwerk aangetroffen.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij op 8 oktober 2019 naar de genoemde loods was gereden om vanuit de loods een ‘bestelling’ vuurwerk in een bestelbus over te laden.
Op camerabeelden van die dag is te zien dat zich in die loods een grote hoeveelheid vuurwerk bevindt en dat twee mannen vuurwerk vanuit de loods in een bus laden. Eén van deze mannen wordt herkend als de verdachte. De verdachte heeft bekend dat hij dat is geweest.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte op 8 oktober 2019 in de loods is geweest, tussen het aanwezige vuurwerk heeft gezocht naar specifiek het vuurwerk dat hij nodig had voor de bestelling en dat vuurwerk vervolgens vanuit die loods in de bestelbus heeft geladen.
Voor een veroordeling van het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk is vereist dat de verdachte het vuurwerk bewust aanwezig had. De in de rechtspraak van de Hoge Raad in dit verband gebruikte aanduiding van “een meerdere of mindere mate” van bewustheid geeft aan dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het vuurwerk, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken daarvan. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad (vergelijk HR 3 november 2020, ECLI:NL:HR: 2020:1727 wat betreft het voorhanden hebben van wapens).
Gelet op de gedragingen van de verdachte in de loods op 8 oktober 2019, bezien in het licht van het vorenstaande, is er geen andere conclusie mogelijk dan dat de verdachte toen het vuurwerk in de loods bewust aanwezig had. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van het professioneel vuurwerk dan ook wettig en overtuigend bewezen. Het verweer wordt verworpen.
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 8 oktober 2019 te Langbroek, gemeente Wijk bij Duurstede,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk,
aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel
vuurwerk, te weten
- meer stuks knalvuurwerk (super cobra 6) en
flowerbeds ter beschikking heeft gesteld aan [naam persoon] ;
2.
hij op 8 oktober 2019 te Driebergen-Rijssenburg, gemeente
Utrechtse Heuvelrug, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk,
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel
vuurwerk, te weten
- meer stuks knalvuurwerk (super cobra 6, TXP010, TP2, FP3, XP4001 Mad
Bull Dog, blanco bangers) en- meer stuks flowerbeds en- meer stuks shells en- één knalstreng voorhanden heeft gehad .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
2.
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van en de handel in professioneel zwaar vuurwerk. De verdachte fungeerde als koerier.
Door een grote hoeveelheid illegaal vuurwerk voorhanden te hebben en (in ieder geval een deel daarvan) in omloop te brengen, heeft de verdachte onverantwoorde risico’s genomen en de algemene veiligheid van personen en goederen ernstig in gevaar gebracht. Het gaat om professioneel vuurwerk dat krachtige explosies teweeg brengt. Algemeen bekend is dat bij het afsteken van dergelijk professioneel en zwaar vuurwerk door particulieren met regelmaat iets fout kan gaan en dat daarbij ernstig letsel aan personen en schade aan goederen kan ontstaan. De verdachte heeft niet stilgestaan bij deze risico’s.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
2 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, dient in beginsel te worden gereageerd met een forse (al dan niet deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht geven voor delicten als de onderhavige geen oriëntatiepunten. Bij de bepaling van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank daarom gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn opgelegd. De rechtbank ziet in de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken, echter aanleiding om te bepalen dat de verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. Daarom zal aan de verdachte, naast een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het door hem ondergane voorarrest tevens een taakstraf van na te noemen duur worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Amperse, voorzitter,
en mrs. J.L.M. Boek en J.C.M. Persoon, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Meulendijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 november 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
[handel]
hij op of omstreeks 8 oktober 2019 te Driebergen-Rijssenburg, gemeente
Utrechtse Heuvelrug en/of Langbroek, gemeente Wijk bij Duurstede, in elk geval
in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk,
aan (een) ander(en) dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel
vuurwerk, te weten
- één of meer stuks knalvuurwerk (super cobra 6) en/of
- één of meer flowerbed(s)
ter beschikking heeft gesteld aan [naam persoon] en/of (een) pseudokoper;
2.
[opslag in loods]
hij op of omstreeks 8 en/of 9 oktober 2019 te Driebergen-Rijssenburg, gemeente
Utrechtse Heuvelrug, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk,
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel
vuurwerk, te weten
- één of meer stuks knalvuurwerk (super cobra 6, TXP010, TP2, FP3, XP4001 Mad
Bull Dog, blanco bangers) en/of
- één of meer stuks flowerbed(s) en/of
- één of meer stuks shell(s) en/of
- één knalstreng
voorhanden heeft gehad en/of heeft opgeslagen in een loods.