Op 17 november 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van en de handel in professioneel zwaar vuurwerk. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting op 3 november 2020. De officier van justitie, mr. K. Broere, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De verdachte bekende het eerste ten laste gelegde feit, maar ontkende betrokkenheid bij het tweede feit, dat betrekking had op het voorhanden hebben van vuurwerk in een loods in Driebergen-Rijssenberg op 8 oktober 2019.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte op die datum in de loods aanwezig was en dat hij bewust het vuurwerk had. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat hij niet betrokken was bij de opslag van het vuurwerk, omdat camerabeelden en getuigenverklaringen zijn betrokken in de bewijsvoering. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en dat hij dit samen met anderen had gedaan. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen.
Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 dagen en een taakstraf van 120 uren, met vervangende hechtenis van 60 dagen voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank besloot ook het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen, aangezien deze eerder was geschorst. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken.