ECLI:NL:RBROT:2020:10381

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
10/996720-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke leiding geven aan valsheid in geschrift door een rechtspersoon met betrekking tot doelgroepverklaringen

Op 17 november 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die als feitelijke leidinggever van de rechtspersoon [naam rechtspersoon] wordt beschuldigd van valsheid in geschrift. De verdachte heeft in de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 januari 2016 meerdere valse doelgroepverklaringen opgemaakt en verstrekt aan werkgevers, waardoor deze onterecht premiekortingen en mobiliteitsbonussen hebben verkregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, als enig aandeelhouder en bestuurder van de rechtspersoon, verantwoordelijk was voor de handelingen die hebben geleid tot de valsheid in geschrift. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van achttien maanden geëist, waarvan acht maanden voorwaardelijk, en een geldboete van tienduizend euro. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de strafbare handelingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden en een geldboete van tienduizend euro, met een voorwaardelijk deel van zes maanden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een aanpassing van de voorwaardelijke straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996720-17
Datum uitspraak: 17 november 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
[adres verdachte] ,
raadsman mr. A.C. van ’t Hek, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 november 2020.

2..Tenlastelegging en inleiding

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd komt de beschuldiging er op neer dat de rechtspersoon [naam rechtspersoon] ( [afkorting naam rechtspersoon] ) vijf zogenoemde doelgroepverklaringen valselijk heeft opgemaakt en gebruikt, waaraan de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
Een echte doelgroep verklaring wordt opgemaakt door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) en bevat informatie over, voor zover hier relevant, de uitkeringsgeschiedenis van een persoon. Een doelgroepverklaring dient ter ondersteuning van een aanvraag voor premiekorting of sinds 1 januari 2013 mobiliteitsbonus bij de Belastingdienst. Een mobiliteitsbonus wordt verleend aan een werkgever die een uitkeringsgerechtigde ouder dan 56 jaar in dienst neemt. [naam rechtspersoon] zou onder leiding van de verdachte aan de werkgevers valse doelgroepverklaringen hebben gegeven op basis waarvan die werkgevers premiekorting en mobiliteitsbonus verkregen.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.C. Schaafsma heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een geldboete van tienduizend euro.

4..Waardering van het bewijs

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat personen die voor de verdachte werkten de doelgroepverklaringen valselijk moeten hebben opgemaakt, zonder medeweten van de verdachte. De verdachte vertrouwde hen volledig en hij ging dan ook uit van de juistheid van de stukken. Het valselijk opmaken en het gebruik maken van de valse doelgroepverklaringen kan niet aan [naam rechtspersoon] worden toegerekend en de verdachte kan, nu hij van niets wist en het ook niet had kunnen weten, bovendien niet worden aangemerkt als feitelijke leidinggever.
Oordeel van de rechtbank
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt het volgende.
De verdachte was via een holdingconstructie enig aandeelhouder en bestuurder van [naam rechtspersoon] . De verdachte was, naar eigen zeggen, verantwoordelijk voor hetgeen daar gebeurde. Hij is feitelijk leiding gevende.
Als gezegd kan een sinds 1 januari 2013 een werkgever een mobiliteitsbonus (premiekorting) ontvangen voor het in dienst nemen van ouderere werknemers of arbeidsgehandicapten. Om de mobiliteitsbonus te verkrijgen voor de werknemer van 56 jaar of ouder heeft de werkgever een doelgroepverklaring van het UWV nodig. In deze verklaring staat dat de werknemer een uitkering had op de dag voor hij in dienst kwam. De werknemer dient deze doelgroepverklaring zelf aan te vragen bij het UWV en aan de werkgever te overhandigen, eventueel kan hij de werkgever machtigen deze verklaring voor hem aan te vragen.
Uit onderzoek door de Belastingdienst/FIOD bleek dat [naam rechtspersoon] werkgevers ertoe bewoog om premiekortingen te claimen bij de Belastingdienst op grond van doelgroepverklaringen. [naam rechtspersoon] bood deze werkgevers een zogenoemde (premie-/subsidie)scan aan, hetgeen inhield dat [naam rechtspersoon] de administratie van bedrijven onderzocht op eventueel terug te vorderen premiekortingen en loonsubsidies. De bedrijven werden tevens begeleid bij het aanvragen van premiekortingen en loonsubsidies, een en ander tegen betaling van tussen de dertig en vijfendertig procent van de uitbetaalde premiekorting.
Op een computer van [naam rechtspersoon] zijn 84 doelgroepverklaringen aangetroffen die in een Excel lay-out waren opgemaakt, terwijl alleen het UWV dergelijke verklaringen mag afgeven. Het UWV heeft verklaard dat geen van deze doelgroepverklaringen door het UWV is afgegeven.
In de woning van de verdachte is bovendien een map aangetroffen met daarin documenten, gericht op het opmaken van valse doelgroepverklaringen. In de map bevonden zich onder meer een blanco papier met daarop het UWV-logo geplakt en overige informatie, alsook een handgeschreven instructie voor het maken van doelgroepverklaringen, plus kopieën van doelgroepverklaringen waarvan de logo’s en kenmerken konden worden gebruikt om UWV-briefpapier na te maken.
Door de FIOD werd een aantal van de aangetroffen doelgroepverklaringen, waaronder de vijf ten laste gelegde doelgroepverklaringen, nader onderzocht. De werknemers voor wie de vijf doelgroepverklaringen zogenaamd bij het UWV waren aangevraagd en verkregen, bleken zelf van niets te weten. Geen van hen voorafgaand aan de indiensttreding een uitkering had genoten. Alleen al hieruit blijkt dat de doelgroep verklaringen vals zijn. Uit digitaal onderzoek naar de documenteigenschappen van de doelgroepverklaringen blijkt dat vier van de vijf ten laste gelegde doelgroepverklaringen laatstelijk zijn gewijzigd door de verdachte zelf. Deze valselijk opgemaakte doelgroepverklaringen zijn door [naam rechtspersoon] verstrekt aan de desbetreffende bedrijven om premiekortingen aan te vragen.
De leidende en actieve rol van de verdachte binnen [naam rechtspersoon] , ook in de contacten en gesprekken met klanten, wordt bevestigd door de getuige [naam getuige 1] , General Staff Manager bij [naam bedrijf 1] . Ook voor dit bedrijf deed [naam rechtspersoon] onderzoek naar de mogelijkheden premiekortingen aan te vragen. Contactpersonen bij [naam rechtspersoon] waren de verdachte en [naam persoon] , een freelancemedewerker bij [naam rechtspersoon] . De verdachte deed het woord tijdens de gesprekken met [naam getuige 1] . Zij had het idee dat [naam persoon] niet zoveel mocht zeggen.
Uitkomst van het onderzoek door [naam rechtspersoon] was dat er voor tien medewerkers van [naam bedrijf 1] . een doelgroepverklaring werd aangevraagd en verstrekt. Echter, bij navraag door [naam getuige 1] bij het UWV bleek dat voor zes van de tien personen, onder wie de werknemer [naam werknemer 1] , geen doelgroepverklaring was afgegeven. [naam getuige 1] heeft vervolgens aangifte van oplichting gedaan en de overeenkomst met [naam rechtspersoon] beëindigd.
Nadat [naam persoon] van [naam bedrijf 1] . per e-mail had vernomen dat men de relatie met [naam rechtspersoon] wilde beëindigen omdat er sprake was van valse doelgroepverklaringen had hij telefonisch contact met de verdachte, die hem zei dat er niets aan de hand was en dat hij gewoon kon doorgaan, welke gang van zaken door de getuige [naam getuige 2] , ook een medewerker bij [naam rechtspersoon] , wordt bevestigd.
Uit het hiervoor overwogene blijkt onomstotelijk dat het de rechtspersoon [naam rechtspersoon] was die de verweten strafbare handelingen heeft gepleegd en dat de verdachte, zo hij niet zelf de in de tenlastelegging genoemde doelgroepverklaringen heeft vervalst, daarvan op zijn minst heeft geweten. Hij heeft aan het valselijk opmaken en gebruiken van die valse verklaringen geen einde gemaakt, sterker, hij heeft aangemoedigd door te gaan met die praktijk. Dan is er sprake van feitelijke leiding geven aan de ten laste gelegde gedragingen.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
[naam rechtspersoon] in de periode
van 1 januari 2014 tot en met 1 januari 2016 te Vlaardingen en/of Pernis,
meerdere geschriften, te weten:
- een doelgroepverklaring ten name van [naam werknemer 2] d.d. 6 januari 2014
(werknemer [naam bedrijf 2] ) en
- een doelgroepverklaring ten name van [naam werknemer 1] d.d. 31 maart 2015
(werknemer [naam bedrijf 1] ) en
- een doelgroepverklaring ten name van [naam werknemer 3] d.d. 1 mei 2015
(werknemer [naam bedrijf 3] )
en
- een doelgroepverklaring ten name van [naam werknemer 4] d.d. 23 januari 2015
(werknemer [naam bedrijf 4] ) en
- een doelgroepverklaring ten name van [naam werknemer 5] d.d. 23 januari
2015 (werknemer [naam bedrijf 5] )
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig
feit te dienen valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen of laten opmaken
, zulks telkens met
het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of
door anderen te doen gebruiken en/of telkens opzettelijk gebruik heeft
gemaakt van dat valse geschrift als ware dat geschrift echt
en onvervalst
bestaande die valsheden uit:
- dat - in strijd met de waarheid - op die doelgroepverklaringen staat
vermeld dat deze is verstrekt door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en
- dat - in strijd met de waarheid - op die doelgroepverklaringen
staat vermeld dat de personen genoemd op die verklaringen op de datum
onmiddellijk voorafgaand aan een indiensttreding recht hadden op een
uitkering op grond van de WW (Werkeloosheidswet)
en
bestaande dat gebruikmaken uit:
- het ter uitvoering van overeenkomsten aangegaan met [naam bedrijf 3]
en [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 5] en [naam bedrijf 4]
en [naam bedrijf 1] verstrekken van
één of meerdere doelgroepverklaringen aan voornoemde bedrijven
teneinde deze bedrijven in staat te stellen premiekortingenaan te
vragen en/of te doen aanvragen,
aan welke bovenomschreven verboden
gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
de voortgezette handeling van valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
[naam rechtspersoon] , een onderneming van de verdachte, heeft zich gedurende een periode van meerdere jaren schuldig gemaakt aan het opmaken van valse doelgroepverklaringen en het verstrekken daarvan aan bedrijven, met het doel die bedrijven via de Belastingdienst premiekortingen te doen verkrijgen. Van de terug te ontvangen gelden kwam aan [naam rechtspersoon] een aanmerkelijk percentage toe. De verdachte heeft aan deze strafbare gedragingen feitelijke leiding gegeven.
De verdachte heeft met zijn handelen het vertrouwen geschaad dat burgers, bedrijven en de overheid in het maatschappelijk en economisch verkeer moeten kunnen stellen in de juistheid van documenten. De praktijk zoals de verdachte die voerde, heeft jarenlang voortgeduurd.
Naast de vijf doelgroepverklaringen die in de tenlastelegging zijn opgenomen, zijn er bij [naam rechtspersoon] veel meer valse doelgroepverklaringen aangetroffen. Het totale nadeel voor de staat dat het gevolg is van dit strafbare handelen betreft tenminste € 268.170.- (het bedrag dat opdrachtgevers op basis van de valselijk opgemaakte verklaringen aan premiekorting hebben ontvangen). De slinkse wijze waarop de verdachte misbruik heeft gemaakt van een systeem dat in het leven is geroepen om de kansen van een kwetsbare groep werknemers op de arbeidsmarkt te vergroten, getuigt van grote brutaliteit en de rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De verdachte heeft zich, als bestuurder en enig aandeelhouder van [naam rechtspersoon] , bij dit alles kennelijk uitsluitend laten leiden door zijn behoefte aan financieel gewin. Op geen enkel moment heeft de verdachte blijk gegeven van inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen. De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
5 augustus 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
20 oktober 2020. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit acht de rechtbank een gevangenisstraf en een geldboete aangewezen. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu genoegzaam is komen vast te staan dat de verdachte tevens doelgroepverklaringen valselijk heeft opgemaakt en gebruikt die niet in de tenlastelegging zijn opgenomen, zal de rechtbank aansluiting zoeken bij het door de FIOD vastgestelde benadelingbedrag van in totaal € 268.170,-. Het oriëntatiepunt Fraude van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht gaat voor een dergelijk benadelingsbedrag uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 tot 18 maanden.
Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen, zal een deel van de hiervoor overwogen gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat er in de onderhavige zaak sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen. Op 26 oktober 2017 heeft er, in het kader van de onderhavige strafzaak, een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van de verdachte. De verdachte mocht vanaf dat moment vrezen dat hij door het openbaar ministerie in een strafprocedure zou worden betrokken. Sindsdien zijn ruim 36 maanden verstreken, waarbij zich geen relevante, bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan en hetgeen, gelet op het verloop van de procedure, de verdediging niet valt te verwijten. Derhalve geldt een overschrijding van de redelijke termijn met één jaar. Deze overschrijding wordt gecompenseerd in de duur van het voorwaardelijke deel van de hiervoor overwogen gevangenisstraf, zodat een voorwaardelijk strafdeel van zes in plaats van drie maanden wordt opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 51, 56, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden, alsmede tot een
geldboete van € 10.000,- (tienduizend euro),bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
85 (vijfentachtig) dagen hechtenis;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. J.C.M. Persoon en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Meulendijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 november 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
[naam rechtspersoon] op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode
van 1 januari 2014 tot en met 1 januari 2016 te Vlaardingen en/of Pernis,
althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
meermalen, althans eenmaal één of meerdere geschrift(en), te weten:
- een doelgroepverklaring ten name van [naam werknemer 2] d.d. 6 januari 2014
(DOC-001) (werknemer [naam bedrijf 2] ) en/of
- een doelgroepverklaring ten name van [naam werknemer 1] d.d. 31 maart 2015
(DOC-005) (werknemer [naam bedrijf 1] ) en/of
- een doelgroepverklaring ten name van [naam werknemer 3] d.d. 1 mei 2015 (DOC-021)
en/of (werknemer [naam bedrijf 3] )
- een doelgroepverklaring ten name van [naam werknemer 4] d.d. 23 januari 2015
(DOC-065) (werknemer [naam bedrijf 4] ) en/of
- een doelgroepverklaring ten name van [naam werknemer 5] d.d. 23 januari
2015 (DOC-068) (werknemer [naam bedrijf 5] )
(elk) zijnde een geschrift dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig
feit te dienen valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen of laten opmaken
en/of heeft vervalst en/of heeft doen of laten vervalsen, zulks (telkens) met
het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of
door anderen te doen gebruiken en/of (telkens) opzettelijk gebruik heeft
gemaakt van dat/die vals(e) geschrift(en) als ware dat/die geschrift(en) echt
en onvervalst
bestaande dat/die valshe(i)d(en) uit:
- dat - in strijd met de waarheid - op die doelgroepverklaring(en) staat
vermeld en/of wordt voorgedaan dat deze is verstrekt door, althans afkomstig
is van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en/of
- dat - in strijd met de waarheid - op die doelgroepverklaring(en)
staat vermeld dat de perso(o)n(en) genoemd op die verklaring(en) op de datum
onmiddellijk voorafgaand aan een indiensttreding recht had(den) op een
uitkering op grond van de WW (Werkeloosheidswet)
en/of
bestaande dat gebruikmaken uit:
- het ter uitvoering van (een) overeenkomst(en) aangegaan met [naam bedrijf 3]
en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 5] en/of [naam bedrijf 4]
en/of [naam bedrijf 1] verstrekken van
één of meerdere doelgroepverklaring(en) aan voornoemd(e) bedrij(f)(ven)
teneinde dit/deze bedrij(f)(ven) in staat te stellen premiekorting(en) aan te
vragen en/of te doen aanvragen,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte
(telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden
gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.