ECLI:NL:RBROT:2020:10355

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 november 2020
Publicatiedatum
16 november 2020
Zaaknummer
8495164 / CV EXPL 20-13295
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten door netbeheerder na beëindiging energiecontract

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stedin Netbeheer B.V. en gedaagden, die betrokken waren bij een beëindigd energiecontract. Stedin, als netbeheerder, vorderde betaling van buitengerechtelijke kosten van € 120,- van de gedaagden, nadat zij hadden nagelaten een nieuwe energieovereenkomst aan te gaan na de beëindiging van hun vorige contract op 5 december 2019. De gedaagden, die een cateringbedrijf exploiteerden, hadden niet gereageerd op de conclusie van repliek van Stedin, waarin de eis was verminderd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Stedin voldoende bewijs had geleverd van de gemaakte buitengerechtelijke kosten en dat deze kosten redelijk waren, ondanks het feit dat de overige vorderingen door Stedin waren ingetrokken. De rechter oordeelde dat de gedaagden verantwoordelijk waren voor de kosten, omdat zij niet tijdig een nieuwe overeenkomst hadden afgesloten en dat Stedin gegronde redenen had om de procedure te starten. De kantonrechter heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van de gevorderde kosten en hen ook in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8495164 \ CV EXPL 20-13295
uitspraak: 13 november 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Stedin Netbeheer B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Bosveld Incasso en gerechtsdeurwaarders te Rotterdam,
tegen

1..[gedaagde 1]

[gedaagde 1],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats gedaagde 1] ,
2. [gedaagde 2]en

3. [gedaagde 3] ,

beiden vennoten van gedaagde sub 1, wonende te [woonplaats gedaagden 2+3] ,
gedaagden,
voor wie gedaagde sub 3 telefonisch heeft gereageerd.
Partijen worden hierna aangeduid als Stedin, [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] .

1..Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding met producties van 14 april 2020;
  • de aantekeningen van de griffier van het telefonisch doorgegeven mondelinge antwoord van [gedaagde 3] ;
  • de rolbeslissing van 21 augustus 2020, waarin Stedin in de gelegenheid is gesteld om te reageren op de telefonische reactie van [gedaagde 3] ;
  • de conclusie van repliek, tevens akte vermindering van eis, met producties.
1.2.
Gedaagden hebben, hoewel zij daartoe deugdelijk in de gelegenheid zijn gesteld, niet gereageerd op de conclusie van repliek.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Stedin beheert het openbare gas- en elektriciteitsnet in onder meer Zuid-Holland en Utrecht, in haar hoedanigheid van netbeheerder. In die hoedanigheid is zij verantwoordelijk voor het transport van gas en elektriciteit en het aansluiten van afnemers daarop.
2.2.
[gedaagde 1] exploiteerde een cateringbedrijf, dat gevestigd was aan het adres [adres] . [gedaagde 2] en [gedaagde 3] waren de (enige) vennoten van [gedaagde 1] .

3..Het geschil

3.1.
Stedin heeft bij dagvaarding (kort gezegd) gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden te veroordelen om Stedin toe te staan om de meterstanden van de elektriciteits- en gasaansluiting van het adres [adres] op te nemen en deze energielevering indien nodig af te sluiten, met veroordeling van gedaagden in de kosten van deze eventuele afsluiting, en om aan Stedin te betalen € 120,- terzake buitengerechtelijke kosten. Een en ander met veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure.
3.2.
Aan haar vordering heeft Stedin (samengevat) het volgende ten grondslag gelegd. Uit EDSN, het overkoepelende datanetwerk dat wordt gebruikt in de energiesector, blijkt dat de overeenkomst van gedaagden tot levering van energie per 5 december 2019 is beëindigd. Gedaagden zijn geen nieuwe leveringsovereenkomst aangegaan, hoewel ze daartoe wel deugdelijk in de gelegenheid zijn gesteld. Stedin wenst de energielevering daarom af te sluiten om te voorkomen dat gedaagden energie blijven afnemen van het elektriciteits- en gasnetwerk van Stedin, aangezien de kosten daarvan voor rekening van Stedin komen. Stedin maakt daarnaast aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten, die zij begroot op € 120,-.
3.3.
Gedaagden hebben te kennen gegeven dat de bedrijfsactiviteiten van [gedaagde 1] zijn beëindigd en dat [gedaagde 1] sinds eind 2018 of begin 2019 niet meer gevestigd is aan het adres [adres] .

4..De beoordeling

4.1.
Bij conclusie van repliek heeft Stedin haar eis verminderd. In die conclusie heeft Stedin gesteld dat gedaagden in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel hebben geregistreerd dat de bedrijfsactiviteiten van [gedaagde 1] op 15 juni 2020 zijn beëindigd en dat dit betekent dat gedaagden niet meer verantwoordelijk zijn voor het aansluitadres. Stedin stelt dat zij daarom haar eis vermindert met het onder punt 6 van die akte genoemde. Punt 6 van die akte betreft echter geen specifieke vordering van Stedin. De kantonrechter gaat ervanuit dat dit een verschrijving betreft en dat dit punt 7 behoort te zijn. Hoewel Stedin haar eisvermindering niet expliciet heeft geformuleerd, gaat de kantonrechter er vanuit dat Stedin nog slechts aanspraak maakt op de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, aangezien dat zich verhoudt met de conclusie van Stedin dat gedaagden niet meer verantwoordelijk zijn voor het aansluitadres. In dat kader overweegt de kantonrechter als volgt.
4.2.
Op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW komen de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte voor vergoeding in aanmerking. Stedin heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Deze werkzaamheden zijn door gedaagden onweersproken gelaten. De hoogte van de door Stedin gevorderde vergoeding acht de kantonrechter redelijk gelet op de verrichte werkzaamheden.
4.3.
De kantonrechter oordeelt voorts dat het redelijk is dat deze kosten voor rekening van gedaagden komen, ondanks de omstandigheid dat de overige vorderingen door Stedin zijn ingetrokken. Gedaagden hebben namelijk onweersproken gelaten dat tot 15 juni 2020 (derhalve ruimschoots na de dag van dagvaarding) in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel stond geregistreerd dat [gedaagde 1] een onderneming exploiteerde aan het adres [adres]. Op grond van artikel 25 lid 3 Handelsregisterwet mocht Stedin uitgaan van de juistheid van deze inschrijving, nu het Handelsregister juist dient ter bevordering van de rechtszekerheid in het economisch verkeer. Dat de bedrijfsactiviteiten van [gedaagde 1] eventueel eerder zijn beëindigd, zoals door [gedaagde 3] aangevoerd in haar telefonisch reactie, is dus niet van belang. Derhalve mocht Stedin ervanuit gaan dat gedaagden na beëindiging van de vorige leveringsovereenkomst op 5 december 2019 gehouden waren een nieuwe overeenkomst aan te gaan, zoals door haar deugdelijk onderbouwd is bij dagvaarding. Gedaagden hebben onweersproken gelaten dat zij dit niet hebben gedaan. Stedin had dus ook gegronde reden om de onderhavige procedure tegen gedaagden aan te spannen en te vorderen dat energielevering werd afgesloten. Stedin komt dan ook een vergoeding toe voor de werkzaamheden die zij hieraan voorafgaand heeft verricht ter verkrijging van voldoening buiten rechte, zoals door haar gevorderd.
4.4.
Op grond van het voorgaande wordt de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 120,- toegewezen. De wettelijke rente daarover is niet toewijsbaar omdat niet is gesteld of gebleken dat de Stedin deze kosten al daadwerkelijk heeft gemaakt of met de betaling daarvan in verzuim verkeert.
4.5.
Nu gedaagden op juiste gronden in rechte zijn betrokken worden gedaagden veroordeeld in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Stedin vastgesteld op € 91,41 aan dagvaardingskosten, € 124,- aan griffierecht en € 144,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten à € 72).

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagden om aan Stedin te betalen € 120,- ter zake de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt gedaagden in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Stedin vastgesteld op € 215,41 aan verschotten en € 144,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
33394