In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stedin Netbeheer B.V. en gedaagden, die betrokken waren bij een beëindigd energiecontract. Stedin, als netbeheerder, vorderde betaling van buitengerechtelijke kosten van € 120,- van de gedaagden, nadat zij hadden nagelaten een nieuwe energieovereenkomst aan te gaan na de beëindiging van hun vorige contract op 5 december 2019. De gedaagden, die een cateringbedrijf exploiteerden, hadden niet gereageerd op de conclusie van repliek van Stedin, waarin de eis was verminderd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Stedin voldoende bewijs had geleverd van de gemaakte buitengerechtelijke kosten en dat deze kosten redelijk waren, ondanks het feit dat de overige vorderingen door Stedin waren ingetrokken. De rechter oordeelde dat de gedaagden verantwoordelijk waren voor de kosten, omdat zij niet tijdig een nieuwe overeenkomst hadden afgesloten en dat Stedin gegronde redenen had om de procedure te starten. De kantonrechter heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van de gevorderde kosten en hen ook in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.