Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..de vennootschap onder firma
3. [eiser 3 in conventie / verweerder 3 in reconventie] ,
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding met producties van 14 oktober 2020;
- de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie met een productie;
- het tussenvonnis van 8 januari 2020, waarin een mondelinge behandeling is bepaald, die niet heeft plaatsgevonden als gevolg van de coronamaatregelen;
- de conclusie van repliek in conventie en antwoord in reconventie;
- de conclusie van dupliek in conventie en repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in reconventie.
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
in conventiebij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van 14 januari 2019 te herroepen, in dier voege dat de verplichting van eisers om VGA het (restant-)bedrag te betalen teniet worde gedaan, het e.e.a. een bedrag van € 25.000,- niet te boven gaand. Subsidiair vorderen zij VGA te veroordelen om aan eisers te betalen een bedrag van € 21.590,- zijnde de berekende korting over de boekjaren 2016 en 2017. Een en ander met veroordeling van VGA in de kosten van de procedure.
in reconventiedat eisers worden veroordeeld tot betaling van de achterstand in de bijdrage ad € 24.939,98 en voert hiertoe het volgende aan. Eisers hebben de bijdrage vanaf januari 2019 niet volledig betaald. De bijdrage bedraagt € 2.218,46 per maand, zodat zij berekend tot en met januari 2020 een bedrag van € 28.839,98 verschuldigd zijn geworden. Eisers hebben in totaal echter slechts een bedrag van € 3.900,- betaald, waardoor de achterstand € 24.939,98 bedraagt.