ECLI:NL:RBROT:2020:10267

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 november 2020
Publicatiedatum
16 november 2020
Zaaknummer
8651828 CV EXPL 20-24683
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil tussen verhuurder en huurder met betalingsregeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 13 november 2020, is er een huurgeschil tussen een verhuurder, aangeduid als [eiseres], en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De huurder huurt een woning in Schiedam tegen een maandelijkse huurprijs van € 551,78. Door persoonlijke en financiële omstandigheden is de huurder in betalingsachterstand geraakt, wat heeft geleid tot een vordering van de verhuurder tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De verhuurder vordert een totaalbedrag van € 2.129,44, bestaande uit achterstallige huur, buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.

Tijdens de mondelinge behandeling op 29 oktober 2020 hebben partijen een regeling getroffen. De huurder heeft zich bereid verklaard om een betalingsregeling te treffen, waarbij hij naast de lopende huur een totaalbedrag van € 4.763,03 aan de verhuurder zal betalen. Dit bedrag omvat de huurachterstand, wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De huurder zal uiterlijk op 5 november 2020 een aanbetaling van € 2.000,- doen, gevolgd door 12 maandelijkse termijnen van € 230,25.

De kantonrechter heeft de overeenkomst tussen partijen in het vonnis opgenomen en de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde slechts toegewezen voor het geval de huurder niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8651828 CV EXPL 20-24683
uitspraak: 13 november 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiseres]
,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.A.J.M. van de Wijngaard,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.E. Aalders.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 13 juli 2020, met producties;
de conclusie van antwoord;
het tussenvonnis van 28 september 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
het e-mailbericht van 22 oktober 2020 met bijlage van de zijde van [eiseres] ;
de aantekeningen van de mondelinge behandeling die is gehouden op 29 oktober 2020.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
[gedaagde] huurt van [eiseres] de woning aan de [adres] te Schiedam, tegen een huurprijs van laatstelijk € 551,78 per maand, welk bedrag bij vooruitbetaling dient te worden voldaan.
2.2
In de betaling van de huur is een achterstand ontstaan.

3..Het geschil

3.1
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde;
betaling van een bedrag van € 2.129,44, vermeerderd met de wettelijke rente over de openstaande maandbedragen vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
betaling van een bedrag van € 551,78 per maand of een gedeelte daarvan vanaf 1 augustus 2020 tot aan de dag van daadwerkelijke ontruiming;
betaling van de kosten van deze procedure.
3.2
Het door [eiseres] gevorderde bedrag van € 2.129,44 bestaat uit:
  • € 1.727,78 aan achterstallige huurpenningen tot en met juli 2020;
  • € 381,18 aan buitengerechtelijke kosten;
  • € 20,48 aan vervallen wettelijke rente.
3.3
[eiseres] heeft nakoming van de huurovereenkomst aan haar vordering tot betaling van de huurpenningen ten grondslag gelegd. [gedaagde] is op grond van de huurovereenkomst verplicht de maandelijkse huur te betalen. Hij is deze verplichting niet volledig nagekomen, waardoor een huurachterstand is ontstaan. [eiseres] wil de overeenkomst daarom ontbinden en de woning ontruimen.
3.4
[gedaagde] is het niet eens met de vordering van [eiseres] . Hij voert - kort samengevat - het volgende aan. Het klopt dat er een huurachterstand is ontstaan. Er was sprake van financiële en persoonlijke omstandigheden waardoor hij tijdelijk geen inkomsten had en de huur niet meer betaald kon worden. [gedaagde] wil graag in overleg treden met [eiseres] om een betalingsregeling te treffen zodat hij in de woning kan blijven.

4..De beoordeling

4.1
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen overeenstemming bereikt over een betalingsregeling. Afgesproken is dat [gedaagde] ter afwikkeling van het geschil naast de lopende huur € 4.763,03 in totaal aan [eiseres] zal betalen. Dit bedrag bestaat uit de huurachterstand, de wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Uiterlijk 5 november 2020 zal [gedaagde] € 2.000,- aflossen. Het restant van € 2.763,03 zal in 12 maandelijkse termijnen van elk € 230,25 afgelost worden, voor het eerst uiterlijk op 1 december 2020 en vervolgens telkens op de eerste dag van iedere daarop volgende maand.
4.2
Partijen hebben de kantonrechter verzocht om deze afspraak op te nemen in een vonnis. De kantonrechter ziet geen aanleiding om dit verzoek niet in te willigen. De kantonrechter zal dus een veroordeling uitspreken overeenkomstig de regeling die partijen met elkaar hebben getroffen.
4.3
De huurachterstand bedraagt meer dan zes maanden. Dit rechtvaardigt in beginsel ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter zal – conform de afspraken die partijen te zitting met elkaar hebben gemaakt - de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde slechts toewijzen voor zover [gedaagde] niet aan voornoemde betalingsverplichtingen voldoet.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 4.763,03 in totaal;
staat [gedaagde] toe om dit bedrag naast de lopende huur aan [eiseres] te betalen middels een aanbetaling van € 2.000,- uiterlijk op 5 november 2020, en vervolgens 12 maandelijkse termijnen van € 230,25, voor het eerst uiterlijk op 1 december 2020 en vervolgens telkens op de eerste dag van iedere daarop volgende maand;
en bovendien, maar alléén voor het geval [gedaagde] deze betalingsverplichtingen of zijn verplichting om de lopende huur te betalen niet behoorlijk nakomt:
bepaalt dat het ingevolge dit vonnis verschuldigde (restant)bedrag onmiddellijk en ineens opeisbaar zal zijn;
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [gedaagde] daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking aan [eiseres] te stellen;
verklaart dit vonnis ten aanzien van de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416