In deze zaak verzoekt de man om met eenhoofdig gezag te worden belast over de minderjarige, met als doel de hoofdverblijfplaats bij hem te vestigen en de kinderbijdrage op nihil te stellen. De vrouw is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De man stelt dat de vrouw, ondanks eerdere rechterlijke uitspraken, weigert om de zorgregeling na te komen, wat leidt tot de noodzaak om het ouderlijk gezag te wijzigen. De rechtbank overweegt dat de man heeft aangetoond dat hij bereid is om omgang tussen de vrouw en de minderjarige te faciliteren, en dat zijn familie bereid is om ondersteuning te bieden. De rechtbank concludeert dat het gezamenlijk gezag beëindigd moet worden, omdat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige klem of verloren dreigt te raken tussen de ouders. De rechtbank wijst het verzoek van de man toe en bepaalt dat het gezag voortaan aan hem toekomt. Daarnaast wordt de onderhoudsbijdrage van de man aan de vrouw met ingang van de datum van de beschikking op nihil gesteld, omdat hij met het eenhoofdig gezag geen toestemming van de vrouw meer nodig heeft voor wijzigingen in de hoofdverblijfplaats. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. J.J. Klomp, rechter en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 11 november 2020.