Op 13 november 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De zaak werd behandeld door een meervoudige kamer voor strafzaken. De verdachte, wiens naam niet is vermeld, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E.M. van den Oudenaller. Tijdens de zitting op 30 oktober 2020 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De officier van justitie, mr. H.J. du Croix, eiste vrijspraak voor de verdachte, omdat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank volgde dit standpunt en sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging.
Daarnaast was er een benadeelde partij, [naam slachtoffer], die een schadevergoeding van € 2.000,00 en € 15,00 aan proceskosten vorderde. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De rechtbank besloot ook het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen, dat eerder was geschorst. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Boer als voorzitter, en mrs. V.M. de Winkel en D. van Putten als rechters, in aanwezigheid van griffier mr. F.M.H. van Mullekom.