ECLI:NL:RBROT:2020:10232

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
13 november 2020
Zaaknummer
10/996574-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrift en fraude bij zorgverzekeraar

Op 10 november 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het meermalen opzettelijk gebruik maken van valse geschriften. De verdachte diende facturen in bij haar zorgverzekeraar voor een intensieve behandeling bij een privékliniek, die zij nooit heeft ondergaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 november 2010 tot en met 14 april 2011 valse facturen heeft ingediend, die betrekking hadden op een behandeling die niet heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk deze onjuiste facturen heeft ingediend, ondanks dat zij op de hoogte was van de werkelijke situatie. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en moet een schadevergoeding van € 96.000,- betalen aan de benadeelde partij, de zorgverzekeraar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een vermindering van de taakstraf met 20 uur. De verdachte heeft geen blijk gegeven van inzicht in de ernst van haar handelen, wat de rechtbank als bijzonder kwalijk beschouwde.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996574-15
Datum uitspraak: 10 november 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. P.H.A. de Boer, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 oktober 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. van de Kerkhof heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering primair ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde en voert daartoe - verkort zakelijk weergegeven - aan dat er geen aanwijzingen zijn voor enige valsheid en dat de verdachte geen opzet heeft gehad om valse facturen te declareren bij [naam zorgverzekeraar] (hierna [naam zorgverzekeraar] ). De verdachte is door de huisarts verwezen naar de [naam kliniek] en heeft vooraf toestemming van [naam zorgverzekeraar] gekregen voor haar behandeling bij deze kliniek. Bovendien zijn de facturen door de kliniek opgesteld en heeft de verdachte zich niet bemoeid met de opstelling van de tekst op de facturen. De verdachte is daadwerkelijk behandeld door [naam kliniek] in de vestiging in Amsterdam en hoefde gedurende haar behandeling daar niet 24 uur per dag aanwezig te zijn. Het was geen klinische behandeling in een gesloten instelling.
4.1.2.
Beoordeling
Op grond van wettige bewijsmiddelen is het navolgende komen vast te staan.
De verdachte heeft in het najaar van 2010 [naam kliniek] , een privékliniek gericht op behandeling van verslaving en depressie, benaderd met het verzoek om vooraf facturen op te stellen voor een door haar bij [naam kliniek] te volgen behandeling.
[naam kliniek] heeft 4 facturen opgesteld voor de maanden december 2010 tot en met maart 2011. Op die facturen is ter specificatie van het gefactureerde bedrag steeds als productspecificatie vermeld “nights enhanced” alsmede de eenheidsprijs van £ 885,71, vermenigvuldigd met 30 of 31 dagen (afhankelijk van de maand). Ter nadere beschrijving van dat “product”, vermelden de facturen in geding dat het gaat om een intensieve behandeling door onder andere psychologen, gedurende acht uur per dag, zeven dagen per week, overnachtingen inbegrepen. Voor de totale periode is een bedrag van £107.170,91 gefactureerd.
Deze facturen zijn door de verdachte ter declaratie ingediend bij haar ziektekostenverzekeraar [naam zorgverzekeraar] . Op grond daarvan is [naam zorgverzekeraar] overgegaan tot betaling van een bedrag van totaal € 96.380,- op rekening van de verdachte. De betalingen hebben plaatsgevonden op respectievelijk 18 januari 2011, 16 februari 2011, 14 maart 2011 en 17 juni 2011.
De intensieve behandeling van [naam kliniek] , waarbij overnachting is inbegrepen, werd slechts geboden in de vestiging in Groot Brittannië (Kent). De vestiging van [naam kliniek] in Amsterdam heeft geen overnachtingsfaciliteit. De verdachte was hiermee bekend, mede vanwege het feit dat zij eerder bij [naam kliniek] behandeld is, op beide locaties, in Groot Brittanie (Kent) en in Amsterdam.
De verdachte heeft in de periode van december 2010 tot en met maart 2011 geen intensieve behandeling ondergaan bij [naam kliniek] in Groot Brittannië. Evenmin heeft zij in deze periode zeven dagen per week, gedurende 8 uur per dag, een behandeling in de Amsterdamse vestiging van [naam kliniek] ondergaan.
Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat de verdachte bij [naam zorgverzekeraar] facturen ter vergoeding heeft ingediend die zien op een behandeling die zij niet heeft ondergaan. Die facturen zijn in zoverre dus in strijd met de waarheid. De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of de verdachte opzettelijk deze onjuiste facturen bij [naam zorgverzekeraar] ter vergoeding heeft ingediend.
In dit verband is - zo begrijpt de rechtbank - door de verdediging aangevoerd, dat de verdachte niet beter wist dan dat zij facturen indiende voor haar behandeling bij [naam kliniek] in Amsterdam in de genoemde periode van december 2010 tot en met maart 2011.
De rechtbank kan de verdediging in haar verweer niet volgen en overweegt daartoe als volgt. De verdachte heeft de facturen zelf (vooraf) opgevraagd bij de zorgverlener en heeft deze zelf ingediend bij de zorgverzekeraar. Niet valt in te zien dat [naam kliniek] facturen heeft afgegeven voor een behandeling anders dan de behandeling waarom door de verdachte is verzocht. Er zijn ook geen aanwijzingen die duiden in die richting. Daarbij is verder van belang dat de inhoud van deze facturen niet van medisch of verzekeringstechnisch jargon is voorzien. In tegendeel, het te leveren “product” is in niet mis te verstane bewoordingen beschreven. Nu de verdachte ermee bekend was dat een intensieve behandeling met inbegrip van overnachtingen bij [naam kliniek] in Amsterdam niet werd aangeboden, omdat daar geen mogelijkheid tot overnachten bestond, moet het haar naar het oordeel van de rechtbank volstrekt duidelijk zijn geweest dat de facturen die zij indiende voor haar behandelingen, niet overeenstemden met de behandeling die zij zegt te hebben ondergaan, in de periode in geding. De rechtbank is daarom van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de in de tenlastelegging genoemde facturen opzettelijk valselijk heeft gebruikt.
Of de verdachte in de betreffende periode mogelijk een andere behandeling heeft ondergaan bij [naam kliniek] in Amsterdam en hoe die behandeling er uit zag is in zoverre dus niet meer van betekenis. Wel hecht de rechtbank er aan op te merken dat er twijfel bestaat of de verdachte in de genoemde periode überhaupt enige behandeling bij [naam kliniek] heeft ondergaan, mede gelet op het feit dat de verdachte gedurende de behandelperiode tweemaal enige tijd in het buitenland heeft verbleven. Daar komt bij dat ingevolge de verklaring van de verdachte ter zitting de door haar van [naam zorgverzekeraar] ontvangen geldbedragen niet heeft aangewend ter voldoening van de facturen van [naam kliniek] , terwijl voorts uit het overzicht van de bank en credticardgegevens van de verdachte blijkt dat in de periode van januari 2011 tot en met maart 2011 grote geldbedragen zijn uitgegeven in luxe kleding en schoenenwinkels.
Genoemde omstandigheden sterken de rechtbank in haar overtuiging dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid is geschrift, zoals aan haar tenlastegelegd.
De verdachte zal van het tenlastegelegde medeplegen worden vrijgesproken, nu daarvan niet is gebleken.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is het primair tenlastegelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij in de periode van 1 november 2010 tot en met 14 april 2011,
in Nederland meermalen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriftendie bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware /die geschriften echt en onvervalst, te weten:
a.
een nota/factuur van [naam kliniek] met invoice-nummer [factuurnummer 1] , gedateerd 01/12/2010 en
b.
een nota/factuur van [naam kliniek] met invoice-numner [factuurnummer 2] , gedateerd 01/01/2011 en
c.
een nota/factuur van [naam kliniek] met invoice-nummer [factuurnummer 3] , gedateerd 01/02/2011 en
d.
een nota/factuur van [naam kliniek] met invoice-nummer [factuurnummer 4] , gedateerd 01/03/2011 ),
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte voornoemde nota's/facturen -zakelijk weergegeven- ter vergoeding/uitbetalingheeft gezonden naar (zorg)verzekeringsmaatschappij [naam zorgverzekeraar] (gevestigd te Houten),
en bestaande die valsheid hierin dat op voornoemde notas/factuuren(telkens) valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat verdachte -zakelijk weergegeven-:
ad a.
in de periode van 01/12/2010-31/12/2010 voor een totaalbedrag van £27.457,01, en
ad b.
in de periode van 01/01/2011-31/01/2011 voor een totaalbedrag van £27.457,01, en
ad c.
in de periode van 01/02/2011-28/02/2011 voor een totaalbedrag van £24.799,88, en
ad d.
in de periode van 01/03/2011-31/03/2011 voor een totaalbedrag van £27.457,01,
een intensieve behandeling heeft ondergaan (8 uur per dag, 7 dagen per week) bij [naam kliniek] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2
Feiten en omstandigheden waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft opzettelijk vier facturen bij haar ziektekostenverzekeraar gedeclareerd, die in strijd met de waarheid vermelden dat zij een intensieve 24-uursbehandeling, die wordt geboden bij de [naam kliniek] in het Verenigd Koninkrijk, zal/heeft ondergaan. Hierdoor heeft zij, terwijl zij daarop geen aanspraak had, een aanzienlijk geldbedrag van in totaal
€ 96.380,-, van haar verzekeraar uitgekeerd gekregen. Door deze handelswijze heeft de zorgverzekeraar schade geleden.
Dit is bijzonder kwalijk omdat door het indienen van valse declaraties het vertrouwen geschaad wordt dat de maatschappij in het algemeen en de zorgverzekeraar in het bijzonder moet kunnen stellen in de juistheid en het gebruik van die geschriften. De verdachte heeft dit vertrouwen doelbewust beschaamd en heeft zich kennelijk uitsluitend laten leiden door eigen financieel gewin. De verdachte heeft voorts ter terechtzitting geen blijk gegeven van enig inzicht in het strafwaardige van haar gedrag.
7.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.1.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 oktober 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbare feit.
7.1.2.
Rapportages
De rechtbank heeft acht geslagen op een reclasseringsrapport van Reclassering Nederland over de verdachte, gedateerd op 8 juli 2010.
7.4
Strafmodaliteit
De ernst van het bewezenverklaarde feit met een fraudebedrag van € 96.000,- rechtvaardigt de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht in beginsel een dergelijke straf ook in deze zaak passend. De rechtbank zal echter van het opleggen van een gevangenisstraf afzien gelet op de ouderdom van het feit. De rechtbank legt in plaats daarvan een taakstraf op.
7.5
Overschrijding redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak zonder bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen de verdachte ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is op 2 november 2015 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen. Er zijn naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak geen bijzondere omstandigheden.
Tussen 2 november 2015 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van 5 jaar. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van 2 jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van 3 jaar. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen taakstraf met 20 uur. In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank alles afwegend een taakstraf hebben opgelegd voor de duur van 140 uur.
Alles afwegend acht de rechtbank derhalve een taakstraf van 120 uur passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
[naam zorgverzekeraar].: ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 96.000,- aan materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft primair niet-ontvankelijkheid bepleit van de onderhavige vordering wegens de door de hem bepleite vrijspraak van het tenlastegelegde. Daarnaast is de vordering te complex voor behandeling binnen het strafproces. Subsidiair heeft de raadsman afwijzing van de onderhavige vordering bepleit, omdat deze onvoldoende onderbouwd is. De verdachte heeft immers met toestemming van [naam zorgverzekeraar] een behandeling ondergaan en [naam zorgverzekeraar] heeft niet onderbouwd dat er schade is en heeft ook niet de hoogte van die schade onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
Met het bewezenverklaarde primaire feit is komen vast te staan dat [naam zorgverzekeraar] door het opzettelijk gebruik van valse facturen door de verdachte ten onrechte aan de verdachte geldbedragen heeft uitgekeerd van in totaal € 96.380,-. Deze uitgekeerde geldbedragen hangen rechtstreeks samen met het bewezenverklaarde feit, zodat rechtstreekse schade is toegebracht aan [naam zorgverzekeraar] .
De stelling van de verdediging dat [naam zorgverzekeraar] erin had toegestemd dat de verdachte de gefactureerde behandelingen zou volgen, gaat eraan voorbij dat met het bewezenverklaarde het recht op uitkeringen is komen te vervallen. De verdediging heeft in ieder geval niet gemotiveerd gesteld dat de verdachte op grond van de uit de zorgverzekering voortvloeiende rechtsverhouding, ondanks het gebruik van valse facturen terzake de intensieve behandeling, niettemin gerechtigd zou zijn tot vergoeding van de kosten van een ambulante behandeling
- zo die al is genoten - en indien dit het geval zou zijn, welke kosten in aanmerking zouden zijn gekomen.
De rechtbank oordeelt gelet op het vorenoverwogene dat de gevorderde schadevergoeding voldoende onderbouwd is en zal de vordering van [naam zorgverzekeraar] toewijzen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Dit moment wordt bepaald op de dag waarop [naam zorgverzekeraar] de laatste uitbetaling heeft gedaan, te weten op 17 juni 2011.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 96.000, -, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
116 (honderdzestien) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
58 dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam zorgverzekeraar], te betalen een bedrag van
€ 96.000,- (zegge: zesennegentig duizend euro)aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 juni 2011, tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij, begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 96.000,-(hoofdsom,
zegge: zesennegentig duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2011 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van €
96.000,-niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
365 dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. M. Timmerman en A. Bonder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Zij
(op één of meer tijdstippen) in de periode van 1 juli 2010 tot en met
14 april 2011,
te Houten en/of Amsterdam en/of Papendrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans éénmaal,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) en/of
vervalst(e) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig
feit te dienen, als ware dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
te weten:
a.
een nota/factuur van [naam kliniek] met invoice-nummer [factuurnummer 1] , gedateerd 01/12/2010
(vindplaats dossier: DOC-001a, p. 192), en/of
b.
een nota/factuur van [naam kliniek] met invoice-numner [factuurnummer 2] , gedateerd 01/01/2011
(vindplaats dossier: DOC-001b, p. 199), en/of
c.
een nota/factuur van [naam kliniek] met invoice-nummer [factuurnummer 3] , gedateerd 01/02/2011
(vindplaats dossier: DOC-001c, p. 200), en/of
d.
een nota/factuur van [naam kliniek] met invoice-nummer [factuurnummer 1] , gedateerd 01/03/2011
(vindplaats dossier: DOC-001d, p. 201),
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of haar mededader(s)
voornoemd(e) nota('s)/factu(u)r(en) -zakelijk weergegeven- (telkens) (ter
vergoeding/uitbetaling) heeft/hebben gezonden naar
(zorg)verzekeringsmaatschappij [naam zorgverzekeraar] (gevestigd te Houten),
en bestaande die valsheid en/of vervalsing hierin dat op voornoemde
nota('s)/factu(u)r(en) (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid is
vermeld dat verdachte -zakelijk weergegeven-:
ad a.
in de periode van 01/12/2010-31/12/2010 voor een totaalbedrag van £27.457,01,
en/of
ad b.
in de periode van 01/01/2011-31/01/2011 voor een totaalbedrag van £27.457,01,
en/of
ad c.
in de periode van 01/02/2011-28/02/2011 voor een totaalbedrag van £24.799,88,
en/of
ad d.
in de periode van 01/03/2011-31/03/2011 voor een totaalbedrag van £27.457,01,
een intensieve behandeling heeft ondergaan (8 uur per dag, 7 dagen per week)
bij [naam kliniek] (te Kent).
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij,
(op één of meer tijdstippen) in de periode van 1 juli 2010 tot en met 14 april
2011,
te Houten en/of Amsterdam en/of Papendrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans éénmaal,
(telkens) met het oogmerk om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen,
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(zorg)verzekeringsmaatschappij [naam zorgverzekeraar] (gevestigd te Houten), heeft bewogen tot
de afgifte van geld, te weten een totaalbedrag van E 96.380,-, in elk geval
tot de afgifte van een (aanzienlijk) geldbedrag,
hebbende verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) met vorenomschreven
oogmerk (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd
met de waarheid - zakelijk weergegeven -:
(als declaratie) (een) nota('s)/factu(u)r(en) van (geneeskundig) behandelaar
(the) [naam kliniek] (rehabilitation clinic) met de invoice-nummers [factuurnummer 1] , [factuurnummer 2] , [factuurnummer 3] ,
en [factuurnummer 1] , respectievelijk gedateerd 01/12/2010, 01/01/2011, 01/02/2011 en
01/03/2011 (vindplaatsen dossier: DOC-001a (p. 192), DOC-001b (p. 199),
DOC-001c (p. 200) en DOC-001d (p. 201)),
naar haar (zorg)verzekeringsmaatschappij [naam zorgverzekeraar] gezonden en/of aldus de indruk
gewekt dat door middel van die nota's/factu(u)r(en) een of meer
(geneeskundige) behandelingen waren ondergaan die declarabel was/waren bij
[naam zorgverzekeraar] en/of zich voorgedaan als een verzekerde die de in die
nota's/factu(u)r(en) vermelde behandelingen heeft ondergaan en aldus [naam zorgverzekeraar] de
verplichting had de in die nota's/factu(u)r(en) vermelde bedrag(en) te betalen,
waardoor [naam zorgverzekeraar] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n).
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht