ECLI:NL:RBROT:2020:10230

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
12 november 2020
Zaaknummer
C/10/606437 / JE RK 20-2914
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de veiligheid en ontwikkeling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 oktober 2020 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 21 oktober 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders, de Raad en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De ouders van [voornaam minderjarige] hebben het verzoek van de Raad niet betwist, maar er waren zorgen over hun opvoedcapaciteiten en de veiligheid van het kind.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige]. De ouders, die veel van hun kind houden, blijken niet in staat om een veilige en stabiele opvoedingssituatie te bieden. Er zijn aanwijzingen van verwaarlozing en onvoldoende aandacht voor de basisbehoeften van [voornaam minderjarige]. De vader heeft een verstandelijke beperking en autisme, en de moeder staat niet open voor noodzakelijke hulpverlening. Ondanks de inzet van hulpverlening is er onvoldoende verbetering zichtbaar in de situatie van [voornaam minderjarige].

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de betrokkenheid van de jeugdbeschermer noodzakelijk is en heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] toegewezen voor een periode van zes maanden, met de mogelijkheid tot verlenging. De Raad en de gecertificeerde instelling zijn verzocht om rapportages in te dienen over de voortgang van de situatie. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/606437 / JE RK 20-2914
datum uitspraak: 28 oktober 2020

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2017 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van
21 oktober 2020, ingekomen bij de griffie op 22 oktober 2020.
Op 28 oktober 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting
Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 2] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] woont bij de ouders.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn ernstige zorgen over de veiligheid en de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . Voorop staat dat de ouders veel van [voornaam minderjarige] houden. Zij lijken echter onvoldoende aan te kunnen sluiten bij wat [voornaam minderjarige] nodig heeft. Ze willen graag voor [voornaam minderjarige] zorgen, maar ze blijken beperkt leerbaar. Daarbij komt dat ze wisselend meewerken aan de hulpverlening. De relatie tussen de ouders is spanningsvol geweest en zij maakten hardop ruzie in het bijzijn van [voornaam minderjarige] . De hulpverlening in het vrijwillig kader is ontoereikend gebleken. Het is belangrijk dat de hulpverlening in het kader van een ondertoezichtstelling wordt voortgezet. Het is van belang dat er zicht wordt gehouden op de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] en dat de ouders worden ondersteund in de opvoeding.

De standpunten

De GI heeft ter zitting de zorgen erkend die genoemd zijn in het Raadsrapport. Zij vraagt zich echter af of een ondertoezichtstelling voor een verbetering zal zorgen. Op dit moment wordt de veiligheid van [voornaam minderjarige] onvoldoende gewaarborgd. Er is al veel hulpverlening ingezet en het is niet mogelijk om vierentwintig uur per dag de ouders te begeleiden. De moeder staat daarnaast niet open voor een moeder-kindtraject, omdat de vader daar niet bij aanwezig kan zijn. De ouders staan verder open voor hulpverlening, maar zij volgen het advies niet altijd op. De GI maakt zich zorgen dat wanneer er een ondertoezichtstelling komt, de ouders nog minder bereid zullen zijn te vertellen hoe het gaat, waardoor het zicht op de veiligheid van [voornaam minderjarige] wordt beperkt. Met de ouders is besproken dat het helpend kan zijn wanneer [voornaam minderjarige] tijdelijk, bijvoorbeeld op de doordeweekse dagen, ergens anders verblijft.
De ouders hebben ter zitting geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. In de afgelopen periode hebben de ouders weinig hulp ontvangen om aan de doelen te werken. Daarnaast waren de doelen niet duidelijk voor de ouders en ook werden zij niet gestimuleerd door de hulpverleners. De ouders zijn blij met de betrokkenheid van mw. [naam vertegenwoordigster 2] . Zij vinden het belangrijk dat [voornaam minderjarige] opgroeit bij haar ouders en zij doen hun best om ervoor te zorgen dat het veilig is voor [voornaam minderjarige] .

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De ontwikkelingsbedreiging is met name gelegen in haar opvoedingsomgeving. Ondanks dat de ouders veel van [voornaam minderjarige] houden en hun best doen om voor haar te zorgen, zijn zij nu onvoldoende in staat om [voornaam minderjarige] een veilige en stabiele opvoedingssituatie te bieden. Er zijn grote zorgen over de opvoedmogelijkheden van de ouders. De vader kampt met een verstandelijke beperking en autisme. De moeder wil zich niet laten testen.
[voornaam minderjarige] is getuige geweest van ruzies tussen de ouders en er is sprake van ernstige verwaarlozing. De ouders hebben onvoldoende aandacht voor de basisbehoeften van [voornaam minderjarige] wat betreft de hygiëne, voeding en kleding. Zij wordt maar zeer beperkt gestimuleerd in haar ontwikkeling. Daarnaast krijgt zij slaappillen om in slaap te vallen, waarschijnlijk ook in veel te hoge dosis. Gebleken is dat [voornaam minderjarige] herhaaldelijk een tik krijgt van de vader om rustig te worden. [voornaam minderjarige] laat sterk zelfbepalend gedrag zien en daarnaast is er sprake van een forse achterstand met betrekking tot haar spraak- en taalontwikkeling.
In de afgelopen periode is er intensieve thuisbegeleiding gericht op opvoedondersteuning en veiligheid ingezet. Er is echter onvoldoende verbetering in de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] zichtbaar. De ouders willen graag begeleiding, maar zij werken onvoldoende samen met de hulpverlening en zij volgen de adviezen onvoldoende op. Daarbij is niet zo zeer sprake van onwil, maar meer van onmacht. De kinderrechter is, gelet op de ernst van de problematiek, van oordeel dat de betrokkenheid van de jeugdbeschermer in het kader van een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. In de komende periode is het van belang dat de zorgen goed in kaart worden gebracht, en op papier komt wat de GI gaat doen en wat de GI van de ouders verlangt, zodat het voor de ouders duidelijk is waar zij aan moeten werken. Deelname aan een moeder-en-kind-traject moet daarbij zeker worden overwogen. Dat de vader daarbij dan voor een zekere periode in mindere mate betrokken zal zijn, mag deelname aan zo’n traject niet in de weg staan. Het is voor de veiligheid van [voornaam minderjarige] van belang dat de ouders de adviezen van de jeugdbeschermer opvolgen en dat er zicht wordt gehouden op de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . In de komende periode moet duidelijk worden of de ouders toch over voldoende opvoedcapaciteiten beschikken om de zorg voor [voornaam minderjarige] te kunnen dragen.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige] onder toezicht stellen. Omdat de kinderrechter zich grote zorgen maakt over de situatie van [voornaam minderjarige] en hij niet kan uitsluiten dat [voornaam minderjarige] meer hulp nodig heeft dan gegeven kan worden in het kader van een enkele ondertoezichtstelling, zal het verzoek voor een periode van zes maanden worden toegewezen en voor het overige worden aangehouden tot de hierna te noemen pro forma datum.
De Raad en de GI worden verzocht om twee weken vóór de hierna vermelde pro forma datum een briefrapportage (met afschrift aan de belanghebbenden) te overleggen over de dan huidige stand van zaken en aan te geven of het verzoek voor het overige wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, Amsterdam, met ingang van 28 oktober 2020 tot 28 april 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overig verzochte aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot 1 april 2021 pro forma;
bepaalt dat de Raad, de GI en de belanghebbenden op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de Raad en de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2020 door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 november 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.