In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 oktober 2020 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 21 oktober 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders, de Raad en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De ouders van [voornaam minderjarige] hebben het verzoek van de Raad niet betwist, maar er waren zorgen over hun opvoedcapaciteiten en de veiligheid van het kind.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige]. De ouders, die veel van hun kind houden, blijken niet in staat om een veilige en stabiele opvoedingssituatie te bieden. Er zijn aanwijzingen van verwaarlozing en onvoldoende aandacht voor de basisbehoeften van [voornaam minderjarige]. De vader heeft een verstandelijke beperking en autisme, en de moeder staat niet open voor noodzakelijke hulpverlening. Ondanks de inzet van hulpverlening is er onvoldoende verbetering zichtbaar in de situatie van [voornaam minderjarige].
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de betrokkenheid van de jeugdbeschermer noodzakelijk is en heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] toegewezen voor een periode van zes maanden, met de mogelijkheid tot verlenging. De Raad en de gecertificeerde instelling zijn verzocht om rapportages in te dienen over de voortgang van de situatie. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.