ECLI:NL:RBROT:2020:10229

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
12 november 2020
Zaaknummer
C/10/603864 / JE RK 20-2533
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan over het verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) om de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige] te verlengen. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 12 november 2020. De moeder van [voornaam minderjarige] heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI, stellende dat er geen zorgen zijn over de ontwikkeling van haar kind en dat de opvoedsituatie goed is. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de feiten zijn als volgt: [voornaam minderjarige] woont bij zijn moeder en het ouderlijk gezag wordt door haar uitgeoefend. De GI heeft aangegeven dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging meer is, maar dat er zorgen zijn over het contact tussen [voornaam minderjarige] en zijn broertje, die bij de vader woont. De moeder heeft echter betoogd dat het contact tussen de kinderen goed verloopt en dat er geen noodzaak is voor een ondertoezichtstelling.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] zowel thuis als op school goed is en dat de zorgen die eerder bestonden niet meer aanwezig zijn. De kinderrechter concludeert dat het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling niet kan worden toegewezen, omdat er onvoldoende basis is voor een verlenging. De kinderrechter heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen en benadrukt dat de ouders verantwoordelijk zijn voor het regelen van het contact tussen de kinderen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/603864 / JE RK 20-2533
datum uitspraak: 28 oktober 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2015 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 4 september 2020, ingekomen bij de griffie op 10 september 2020.
Op 28 oktober 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. G.E. van der Pols,
- een vertegenwoordiger van de GI, dhr. [naam vertegenwoordiger] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 4 november 2019 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot
12 november 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van één jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er is geen sprake meer van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige] . Gebleken is dat de moeder over voldoende opvoedvaardigheden beschikt. Ook vanuit de school is aangegeven dat het goed gaat met [voornaam minderjarige] . De zorgen zijn echter gelegen in het ontbreken van gestructureerd contact tussen [voornaam minderjarige] en zijn broertje [naam broertje minderjarige] van 6 jaar die bij zijn vader woont. [voornaam minderjarige] vraagt veel naar zijn broertje. Een ondertoezichtstelling is daarom noodzakelijk om een gestructureerde omgangsregeling tussen [voornaam minderjarige] en zijn broertje op te zetten.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De gronden voor een ondertoezichtstelling zijn niet aanwezig. Er zijn geen zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . Daarnaast zijn er geen zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder en ook vanuit school zijn er geen zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] naar voren gekomen. De GI verzoekt een ondertoezichtstelling om een omgangsregeling tussen [voornaam minderjarige] en zijn broertje in gang te zetten. De vorige jeugdbeschermer heeft echter niets ingezet op het contact tussen [voornaam minderjarige] en zijn broertje en ook nu wordt er weinig op ingezet. De ouders regelen het contact onderling en dat verloopt goed. De moeder heeft daarbij aangegeven dat wanneer de kinderen willen, ze bij elkaar komen en als ze het niet willen, dan niet.

De beoordeling

De kinderrechter kan, samengevat, de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen indien de minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling nog steeds ernstig wordt bedreigd en de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige niet of onvoldoende wordt geaccepteerd door de ouder(s) met gezag.
[voornaam minderjarige] ontwikkelt zich goed zowel thuis als op school. Daarnaast is gebleken dat de moeder over voldoende opvoedvaardigheden beschikt. De zorgen die genoemd zijn in de beschikking van 4 november 2019 zijn derhalve niet meer aan aanwezig. [voornaam minderjarige] woont sinds februari 2020 weer bij de moeder en dit verloopt goed. Deze concrete omstandigheden wijzen erop dat [voornaam minderjarige] geen ernstige problemen meer ondervindt waarvoor een ondertoezichtstelling noodzakelijk zou zijn.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] enkel nog gericht is op het bewerkstelligen van een omgangsregeling tussen [voornaam minderjarige] en zijn broertje [naam broertje minderjarige] .
Het enkel ontbreken van omgang zoals hiervoor beschreven biedt onvoldoende basis voor het verlengen van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] . Daarvoor moet er meer aan de hand zijn dan alleen dat. Het verzoek tot verlenging zal daarom worden afgewezen.
Ter zitting is overigens gebleken dat er wel omgang plaatsvindt tussen [voornaam minderjarige] en [naam broertje minderjarige] , maar dat die omgang niet is vastgelegd in afspraken tussen de ouders. In zo’n situatie ontstaat er voor de kinderen onduidelijkheid en komt de verantwoordelijkheid voor de omgang voor een deel bij hen terecht. Zoals de moeder ter zitting zei: “Wanneer de kinderen willen, komen ze bij elkaar, als ze het niet willen, dan niet”. Dat is niet goed voor kinderen van 5 en 6 jaar. Dat moeten de vader en de moeder regelen, al dan niet met hulp van de advocaat van de moeder of een mediator.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2020 door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 november 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.