Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
beschikking verlenging ondertoezichtstelling
[naam minderjarige] ,
[naam moeder] ,
Het procesverloop
De feiten
Het verzoek
Het standpunt van de moeder
De beoordeling
De beslissing
Den Haag.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan over het verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) om de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige] te verlengen. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 12 november 2020. De moeder van [voornaam minderjarige] heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI, stellende dat er geen zorgen zijn over de ontwikkeling van haar kind en dat de opvoedsituatie goed is. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de feiten zijn als volgt: [voornaam minderjarige] woont bij zijn moeder en het ouderlijk gezag wordt door haar uitgeoefend. De GI heeft aangegeven dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging meer is, maar dat er zorgen zijn over het contact tussen [voornaam minderjarige] en zijn broertje, die bij de vader woont. De moeder heeft echter betoogd dat het contact tussen de kinderen goed verloopt en dat er geen noodzaak is voor een ondertoezichtstelling.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] zowel thuis als op school goed is en dat de zorgen die eerder bestonden niet meer aanwezig zijn. De kinderrechter concludeert dat het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling niet kan worden toegewezen, omdat er onvoldoende basis is voor een verlenging. De kinderrechter heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen en benadrukt dat de ouders verantwoordelijk zijn voor het regelen van het contact tussen de kinderen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.