Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 15 mei 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 6 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder over huurachterstand. De huurder, aangeduid als [gedaagde], huurde sinds 1 september 2019 een gemeubileerde woning van de verhuurder, aangeduid als [eiser], voor een maandelijkse huur van € 875,00. De huurder heeft echter niet tijdig de huur betaald, wat heeft geleid tot een aanzienlijke huurachterstand van € 6.125,00 tot en met juli 2020. De verhuurder heeft daarop de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gevorderd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder in gebreke is gebleven met de huurbetalingen en dat de huurachterstand meer dan zes maanden bedraagt, wat niet als gering kan worden aangemerkt. De huurder heeft weliswaar aangevoerd dat er gebreken aan het gehuurde waren die een opschorting van de huur rechtvaardigden, maar deze stelling is niet onderbouwd met voldoende bewijs. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurder niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit de huurovereenkomst en dat de verhuurder recht heeft op ontbinding van de overeenkomst en ontruiming van het gehuurde.
De kantonrechter heeft de huurder veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen en heeft de huurder tevens veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 5.687,50, vermeerderd met wettelijke rente. De huurder is ook in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.