ECLI:NL:RBROT:2020:10168

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
11 november 2020
Zaaknummer
8523944
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van factuur door gedaagde aan eiseres in het kader van juridische bijstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de maatschap Durdu c.s. Advocaten en een gedaagde. Eiseres, Durdu c.s. Advocaten, had gedaagde bijgestaan in een echtscheidingsprocedure en vorderde betaling van een factuur van € 5.847,48, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde had de factuur niet betaald en verweerde zich door te stellen dat eiseres tekortgeschoten was in haar verplichtingen. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde zijn betalingsverplichting niet had ontbonden en dat hij in verzuim was geraakt door de factuur niet te betalen. De rechter wees de vordering van eiseres toe, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, omdat eiseres geen kosteloze aanmaning had verstuurd. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8523944 / CV EXPL 20-15397
uitspraak: 6 november 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de maatschap
Durdu c.s. Advocaten,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 13 mei 2020,
gemachtigde: mr. H. Durdu te Rotterdam,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die schriftelijk heeft gereageerd.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 13 mei 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met productie;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek, met producties;
  • de akte uitlaten zijdens Durdu c.s. Advocaten.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Partijen zijn overeengekomen dat eiseres gedaagde bijstaat in de echtscheidingsprocedure tussen gedaagde en zijn toenmalige vrouw tegen een uurtarief van € 225,00 exclusief 5% kantoorkosten en 21% btw en dat gedaagde een voorschot zal betalen van € 1.561,50 inclusief 5% kantoorkosten, 21% btw en € 291,00 aan griffierecht. Deze afspraken zijn bij brief van 16 april 2018 door eiseres aan gedaagde bevestigd. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van eiseres van toepassing.
2.2.
Op 26 april 2018 heeft gedaagde een bedrag van € 811,50 aan voorschot betaald.
2.3.
Op 29 mei 2018 heeft gedaagde het restant van € 750,00 betaald.
2.4.
Bij factuur van 4 juli 2019 heeft eiseres een bedrag van € 5.847,48 aan honorarium bij gedaagde in rekening gebracht.

3..Het geschil

3.1.
Eiseres heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 7.023,38, waarvan € 5.847,48 aan hoofdsom, € 226,62 aan verschenen rente en € 949,28 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, met veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure.
3.2.
Aan haar vordering legt eiseres - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag. Ondanks herhaalde aanmaning is gedaagde in gebreke gebleven met betaling van de factuur van 4 juli 2019. Hij is derhalve in verzuim geraakt en de op grond van de algemene voorwaarden bedongen rente, zijnde de wettelijke rente, verschuldigd geworden. De rente beloopt berekend vanaf 29 juli 2019 tot en met
18 februari 2020 een bedrag van € 226,62. Eiseres heeft zelf werkzaamheden verricht en kosten gemaakt ter verkrijging van voldoening buiten rechte, welke niet zijn aan te merken als werkzaamheden ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak. Gedaagde is op grond van de algemene voorwaarden van eiseres gehouden de buitengerechtelijke incassokosten, althans de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, te vergoeden. Deze kosten worden in overeenstemming met de wettelijke staffel buitengerechtelijke incassokosten gesteld op € 949,28.
3.3.
Gedaagde heeft zich tegen de vordering verweerd en heeft daartoe – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd. Eiseres heeft maar een klein deel van de stukken van gedaagde juist aangeleverd bij de rechter. Ook heeft zij in de echtscheidingsprocedure een fout gemaakt met betrekking tot de vergoeding voor woongenot. Eiseres heeft deze fout erkend. Gedaagde heeft aan eiseres kenbaar gemaakt dat zij tekortgeschoten is in haar verplichtingen, onder andere per e-mail van 19 juli 2019. Hierop heeft eiseres niet inhoudelijk gereageerd. Wel heeft zij voorgesteld de juridische bijstand aan gedaagde te stoppen. Gedaagde diende de factuur te betalen alvorens eiseres hoger beroep zou instellen, terwijl eiseres op de hoogte is van de financiële situatie van gedaagde en zij hadden afgesproken dat gedaagde zou betalen als de woning verkocht zou worden. Op dit moment heeft de ex van gedaagde een nieuwe procedure tegen hem aangespannen, is de woning nog steeds niet verkocht en heeft gedaagde verschillende rekeningen openstaan. Dit was waarschijnlijk niet het geval geweest als eiseres haar werk volledig had gedaan. Inmiddels heeft gedaagde een nieuwe advocaat moeten inschakelen.

4..De beoordeling

4.1.
Beoordeeld dient te worden of gedaagde gehouden is tot betaling aan eiseres van de factuur van 4 juli 2019. Het verweer van gedaagde gaat ervan uit dat, op grond van de gestelde ondeugdelijkheid van de door eiseres geleverde prestatie, de betalingsverplichting van gedaagde is komen te vervallen. Nog daargelaten dat gedaagde onvoldoende heeft onderbouwd dat eiseres is tekortgeschoten in haar verplichtingen, is dat uitgangspunt onjuist. Behoudens afwijkend beding kan een partij bij een wederkerige overeenkomst ingeval de wederpartij haar verplichtingen onvolledig of ondeugdelijk nakomt, slechts van haar eigen verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst worden bevrijd door ontbinding van de overeenkomst (HR 19 februari 1988, NJ 1989, 343 Droog/Bekaert). Vast staat dat gedaagde de overeenkomst tussen partijen niet heeft ontbonden en evenmin in deze procedure de ontbinding daarvan heeft gevorderd, zodat gedaagde niet is bevrijd van zijn betalingsverplichting. Het verweer wordt verworpen.
4.2.
Het voorgaande betekent dat gedaagde gehouden is de factuur van 4 juli 2019 aan eiseres te betalen. Het gefactureerde bedrag van € 5.847,48 wordt toegewezen.
4.3.
Nu gedaagde in gebreke is gebleven met betaling van voornoemd bedrag, is hij in verzuim geraakt. Daarom is hij op grond van artikel 6:119 BW wettelijke rente verschuldigd geworden. De verschenen rente ad € 226,62 wordt toegewezen. De wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding wordt toegewezen over de hoofdsom.
4.4.
Eiseres vordert een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet is gebleken dat eiseres aan gedaagde een kosteloze aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW heeft verstuurd.
4.5.
Gedaagde zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen
€ 5.847,48 aan hoofdsom en € 226,62 aan verschenen rente, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 5.847,48 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres vastgesteld op € 585,85 aan verschotten (waarvan € 86,85 aan dagvaardingskosten en
€ 499,00 aan griffierecht) en € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
32109