ECLI:NL:RBROT:2020:10167

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2020
Publicatiedatum
11 november 2020
Zaaknummer
8550393
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak vorderde de Stichting Vestia, eiseres, betaling van een huurachterstand van € 2.973,09 van gedaagde, die een woning huurde van eiseres. De huurachterstand was ontstaan door betalingsproblemen van gedaagde als gevolg van de coronamaatregelen. Tijdens de procedure heeft gedaagde de huurachterstand volledig ingelopen, waardoor de vordering tot betaling van de huurachterstand door eiseres werd afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde in verzuim was geraakt en dat zij wettelijke rente verschuldigd was over het bedrag van € 9,17. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld tot betaling van € 159,31 aan buitengerechtelijke incassokosten. Eiseres had haar vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst ingetrokken, waardoor deze niet meer aan de orde was. Gedaagde werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter op € 226,96 aan verschotten en € 420,00 aan salaris voor de gemachtigde werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8550393 \ CV EXPL 20-17302
uitspraak: 23 oktober 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Vestia,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 25 mei 2020,
gemachtigde: mr. E.L.B. Hundscheidt te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die schriftelijk heeft gereageerd.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 25 mei 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek, met productie;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Gedaagde huurt van eiseres de woning aan het adres [adres] (hierna: het gehuurde) tegen een huurprijs van thans € 679,33 per maand.

3..Het geschil

3.1.
Eiseres heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden en gedaagde te veroordelen het gehuurde binnen drie dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en aan eiseres te betalen een bedrag van € 2.973,09, waarvan € 2.717,32 aan huurachterstand berekend tot en met juni 2020, € 9,17 aan verschenen rente en € 246,60 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.717,32 vanaf de dag van dagvaarding, met veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure.
3.2.
Aan haar vordering legt eiseres - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag. Ondanks herhaalde aanmaning is gedaagde in gebreke gebleven met betaling van de huurpenningen, zodat berekend tot en met juni 2020 een huurachterstand van € 2.717,32 bestaat. Gedaagde is derhalve in verzuim geraakt. Deze tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Eiseres heeft haar vordering ter incasso uit handen gegeven en heeft daarom buitengerechtelijke incassokosten moeten maken die, evenals de wettelijke rente, op grond van de wet voor rekening van gedaagde komen.
3.3.
Bij conclusie van repliek heeft eiseres haar vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde ingetrokken.
3.4.
Gedaagde heeft zich tegen de vordering verweerd en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd. De huurachterstand is ontstaan doordat gedaagde vanwege het coronavirus tijdelijk geen werk had. Zij heeft de huurachterstand inmiddels met de hulp van haar zoon volledig ingelopen. Vanaf september 2020 heeft gedaagde weer een baan. Overigens heeft gedaagde de huur voorafgaand aan de coronacrisis steeds op tijd betaald.

4..De beoordeling

4.1.
Eiseres heeft de betalingen van gedaagde van € 3.396,65 d.d. 8 juni 2020 en € 1.393,30 d.d. 22 juli 2020 erkend. Zij stelt dat berekend tot en met augustus 2020 geen huurachterstand meer bestaat en dat zelfs sprake is van een voorstand van
€ 87,29. De vordering tot betaling van de huurachterstand wordt daarom afgewezen.
4.2.
Nu gedaagde in gebreke is gebleven met betaling van de huurpenningen, is zij in verzuim geraakt. Zij is daarom op grond van artikel 6:119 BW wettelijke rente verschuldigd geworden. De verschenen rente zal daarom worden toegewezen. De wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding wordt toegewezen als hierna vermeld.
4.3.
Eiseres vordert een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient te worden beoordeeld aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Gedaagde is een vergoeding verschuldigd, nu de aanmaning van eiseres van 17 maart 2020 voldoet aan de eisen die artikel 6:96 lid 6 BW daaraan stelt. De vergoeding waarop ingevolge het Besluit aanspraak kan worden gemaakt wordt berekend aan de hand van de op de dag van dagvaarding toewijsbare hoofdsom. Gedaagde is daarom het gevorderde bedrag van € 246,60 verschuldigd. Hierop zal nog in mindering worden gebracht een bedrag van € 87,29 dat gedaagde te veel heeft betaald, zodat zal worden toegewezen € 159,31 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw.
4.4.
Gedaagde zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen € 9,17 aan verschenen rente en € 159,31 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het saldo dat vanaf de dag van dagvaarding aan huurachterstand, na elke debet- en creditmutatie, heeft uitgestaan tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres vastgesteld op € 226,96 aan verschotten (waarvan € 102,96 aan dagvaardingskosten en
€ 124,00 aan griffierecht) en € 420,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
32109