ECLI:NL:RBROT:2020:10164

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2020
Publicatiedatum
11 november 2020
Zaaknummer
8534259
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en buitengerechtelijke incassokosten in een geschil tussen een tekstschrijver en een opdrachtgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een tekstschrijver, handelend onder de naam [handelsnaam], en de besloten vennootschap Bureau APS B.V. De eiseres vorderde betaling van openstaande facturen ter hoogte van € 6.781,47, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De eiseres had in december 2019 een overeenkomst gesloten met Bureau APS voor het verrichten van tekstschrijverwerkzaamheden, waarvoor zij facturen had gestuurd die door Bureau APS niet volledig waren betaald. Bureau APS betwistte de hoogte van de gefactureerde uren en stelde dat de werkzaamheden niet in verhouding stonden tot het aantal gefactureerde uren. De kantonrechter oordeelde dat Bureau APS onvoldoende onderbouwd had betwist dat de werkzaamheden waren verricht en dat de eiseres recht had op betaling van de openstaande facturen. De kantonrechter wees de vordering van de eiseres toe, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Bureau APS werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8534259 \ CV EXPL 20-16372
uitspraak: 16 oktober 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres] , thans handelend onder de naam [handelsnaam] ,
wonende en zaakdoende te [plaatsnaam] ,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 14 mei 2020,
gemachtigde: Nova Legal B.V. te Groningen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Bureau APS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
die schriftelijk heeft gereageerd.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “ [eiseres] ” en “Bureau APS”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 14 mei 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Partijen zijn in december 2019 overeengekomen dat [eiseres] voor Bureau APS als tekstschrijver werkzaamheden zal verrichten.
2.2.
Bij e-mail van 16 december 2019 heeft [eiseres] aan Bureau APS het volgende bericht:
“(..) Ik stel daarom voor om een uurtarief van € 55,- af te spreken en dat we dit – zoals je zegt – na drie maanden evalueren.(..)” Bureau APS aan [eiseres] heeft hier diezelfde dag als volgt op gereageerd:
“(..)
Ik ga met je mee in het tarief, ik denk dat we zo een mooie basis hebben staan voor de toekomst.(..)”
2.3.
Bij factuur van 2 februari 2020 met factuurnummer 2020-0003 heeft [eiseres] een bedrag van € 4.259,20 bij Bureau APS in rekening gebracht voor
“64 x content”.
2.4.
Bij factuur van 2 maart 2020 met factuur 2020-0008 heeft [eiseres] een bedrag van
€ 3.260,95 bij Bureau APS in rekening gebracht voor
“49 x content”.
2.5.
Bij e-mail van 17 maart 2020 heeft [eiseres] aan Bureau APS het volgende bericht:
“(..)
Er ontstaat een verschil van 49,5 uren, wat ik werkelijk waanzinnig vind. En dan heb ik voor die twee maanden ook nog eens slechts 113 uur gedeclareerd in plaats van de 128 uur die we overeen zijn gekomen.
Je hebt mijn facturen van 2 februari en 2 maart 2020 nog niet voldaan. Hiervoor zijn inmiddels herinneringen verstuurd. De volgende stap zou kunnen zijn dat ik je nog een laatste termijn gun en je formeel in gebreke stel, als je dan nog niet betaalt. Dan kan ik naar een incassobureau stappen, met alle nare gevolgen van dien. Zo formeel juridisch te werk gaan wil ik niet en jij ongetwijfeld ook niet. Daarom stel ik voor dat we er samen proberen uit te komen. Ik bied aan die 49,5 uur te verdelen in die zin dat ik in plaats van 113 uur aanspraak maak op 88 uur. Maar dan verwacht ik wel dat je binnen een week betaalt, anders vervalt mijn aanbod. De factuur uit maart heb ik inmiddels aangepast zodat het totaal aantal uren op 88 komt.(..)”
2.6.
Op 4 mei 2020 heeft Bureau APS een bedrag van € 1.600,- aan [eiseres] betaald.
2.7.
Op 11 mei 2020 heeft Bureau APS een bedrag van € 1.064,80 aan [eiseres] betaald.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Bureau APS te veroordelen aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 6.781,47, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Bureau APS in de kosten van de procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft [eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd. [eiseres] is met Bureau APS overeengekomen dat zij voor 16 uur per week content voor haar zou schrijven. Voor haar werkzaamheden heeft [eiseres] steeds een factuur opgemaakt en aan Bureau APS gestuurd. Bureau APS is echter in gebreke gebleven met betaling van de laatste twee facturen van 2 februari 2020 en 2 maart 2020. Nu de vervaldata zijn verstreken is Bureau APS in verzuim is geraakt en is zij de wettelijke handelsrente verschuldigd vanaf die vervaldata. [eiseres] heeft de vordering uit handen gegeven en maakt daarom tevens aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten. Alvorens de vordering uit handen te geven heeft [eiseres] op 17 maart 2020 een aanbod gedaan om de zaak in der minne op te lossen. Nu dit voorstel niet tijdig is geaccepteerd, is dit komen te vervallen. De betaling van Bureau APS van € 1.600,- op 4 mei 2020 strekt conform artikel 6:44 BW eerst ter voldoening van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 751,01 en de verschenen wettelijke handelsrente ad € 110,31. Daarmee resteert van de hoofdsom een bedrag van € 6.781,47.
3.3.
Bureau APS heeft zich tegen de vordering verweerd en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd. De hoeveelheid werk die [eiseres] heeft geleverd staat niet in verhouding tot het aantal uren dat [eiseres] stelt te hebben gewerkt. Ondanks herhaald verzoek heeft [eiseres] niet aangetoond waar zij de gefactureerde uren aan heeft besteed. Over de maand februari 2020 heeft zij geen kloppende urenregistratie overgelegd en over de maand januari 2020 in het geheel geen urenregistratie. Wel heeft [eiseres] meteen na het eerste verzoek het op 2 maart 2020 gefactureerde bedrag van € 3.260,95 verlaagd naar een bedrag van € 1.597,20. Het is opmerkelijk dat eerst ruim 30 uur meer werd berekend. Bureau APS heeft deze gecorrigeerde factuur volledig voldaan. Daar Bureau APS niet van mening is dat [eiseres] geen werkzaamheden heeft uitgevoerd, heeft zij op de factuur van 2 februari 2020 een bedrag van € 1.064,80 betaald. Bureau APS wilde graag tot een minnelijke oplossing komen, echter [eiseres] heeft direct op agressieve manier een incassobureau ingeschakeld.

4..De beoordeling

4.1.
De kern van het geschil is of Bureau APS gehouden is het van de facturen van [eiseres] van 2 februari 2020 en 2 maart 2020 nog openstaande bedrag te betalen.
4.2.
Bureau APS heeft betwist dat tegenover alle door [eiseres] in rekening gebrachte uren werkzaamheden voor Bureau APS staan. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] in elk geval in deze procedure urenspecificaties heeft verstrekt over januari en februari 2020 (productie 8 bij dagvaarding). Naar het oordeel van de kantonrechter had het op de weg van Bureau APS gelegen om concreet en onderbouwd aan te geven welke van de in die specificaties genoemde werkzaamheden/uren in haar visie niet (volledig) voor vergoeding in aanmerking komen. Bureau APS heeft dat niet gedaan. Haar stelling dat een telefoongesprek tussen [eiseres] en een medewerker van Bureau APS van 8 minuten is opgevoerd naar 30 minuten en dat voor een e-mail van één alinea 3 uur wordt gerekend is onvoldoende, alleen al nu deze werkzaamheden en de genoemde tijdsbesteding niet terug te vinden zijn op de urenspecificaties. Het verweer van Bureau APS wordt daarom als onvoldoende onderbouwd verworpen.
4.3.
De stelling van Bureau APS dat zij met de betaling van € 1.600,- (zie 2.8) de factuur van 2 maart 2020 volledig heeft voldaan nu deze door [eiseres] tot dat bedrag was verlaagd, gaat niet op. [eiseres] heeft immers onbetwist gesteld dat haar aanbod om de zaak te regelen in het kader waarvan zij bereid was genoegen te nemen met dit lagere bedrag niet tijdig is aanvaard, waardoor dit is komen te vervallen.
4.4.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat Bureau APS gehouden is de facturen van 2 februari en 2 maart 2020 te betalen.
4.5.
Met betrekking tot de door [eiseres] gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt het volgende overwogen. Nu sprake is van een handelsovereenkomst, is Bureau APS ingevolge het bepaalde in artikel 6:96 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) zonder aanmaning een vergoeding verschuldigd voor redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte vanaf de dag volgende op de dag waarop de wettelijke of overeengekomen uiterste dag van betaling is verstreken. Tussen partijen is niet in geschil dat de uiterste dag van betaling voor beide facturen is verstreken. De hoogte van het gevorderde bedrag van € 751,01 komt overeen met de gebruikelijke tarieven en is dan ook toewijsbaar.
4.6.
De gevorderde wettelijke handelsrente – voor zover verschenen door [eiseres] berekend op een bedrag van € 110,31 – is niet betwist en is, als op de wet gegrond, toewijsbaar.
4.7.
De betaling van Bureau APS aan [eiseres] van € 1.600,- op 4 mei 2020 (zie 2.8) strekt ingevolge het bepaalde in artikel 6:44 BW eerst in mindering op de kosten, vervolgens op de verschenen rente en ten slotte in mindering op de hoofdsom en de lopende rente. Dat betekent dat, na aftrek van de aan verschenen rente en buitengerechtelijke kosten verschuldigde bedragen van € 861,32 (€ 751,01 plus € 110,31) een bedrag van € 738,68 in mindering strekt op de hoofdsom. Ook de betaling van € 1.064,81 op 11 mei 2020 (zie 2.9) strekt in mindering op de hoofdsom. Dat betekent dat een bedrag van € 5.716,66 (€ 7.520,15 -/- € 738,68 -/- € 1.064,81) zal worden toegewezen.
4.8.
Bureau APS zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Bureau APS om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen
€ 5.716,66, vermeerderd met de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW over dit bedrag vanaf 14 mei 2020 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Bureau APS in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] op:
- € 323,99 aan verschotten (waarvan € 87,99 aan dagvaardingskosten en € 236,00 aan griffierecht)
- € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde;
en indien Bureau APS niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 120,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Ook is Bureau APS de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over al deze bedragen verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
32109