ECLI:NL:RBROT:2020:10159

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 september 2020
Publicatiedatum
11 november 2020
Zaaknummer
C/10/604789 / KG ZA 20-869(voorlopige voorziening) C/10/604782 / FA RK 20- 7371 (beroep)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en ongegrondverklaring beroep inzake verlenging huisverbod

Op 29 september 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.B. Jobse, een voorlopige voorziening vroeg tegen de verlenging van een huisverbod dat door de burgemeester van de gemeente Nissewaard was opgelegd. Het huisverbod was oorspronkelijk opgelegd op 10 september 2020 en verlengd op 18 september 2020. Verzoeker stelde dat de verlenging van het huisverbod onterecht was, omdat hij geen gevaar meer zou vormen en dat de burgemeester geen goede belangenafweging had gemaakt. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er nog steeds een ernstig en onmiddellijk gevaar bestond voor de veiligheid van de achterblijvers, gezien het eerdere geweldsincident waarbij verzoeker zijn partner had verwond. De voorzieningenrechter concludeerde dat er eerst duidelijke veiligheidsafspraken gemaakt moesten worden voordat verzoeker terug kon keren naar zijn woning. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen en het beroep werd ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter benadrukte dat de belangen van de achterblijvers zwaarder wogen dan die van verzoeker, en dat er geen aanleiding was om het huisverbod op te heffen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Reg.nrs.: C/10/604789 / KG ZA 20-869 (voorlopige voorziening)
C/10/604782 / FA RK 20- 7371 (beroep)
Procesverbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
29 september 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening en het beroep in de zaken tussen
[naam verzoeker], verzoeker,
wonende te [adres verzoeker] ,
gemachtigde mr. E.B. Jobse.
en
de burgemeester van de gemeente Nissewaard, verweerder,
gemachtigde mr. M. Berger,
in welke zaken belanghebbenden zijn:
[naam achterblijfster], de partner van verzoeker,
[naam achterblijver], de zoon van verzoeker,
beiden wonende te [adres achterblijvers] ,
hierna gezamenlijk de achterblijvers.
Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 10 september 2020 heeft verweerder een huisverbod opgelegd aan verzoeker.
Bij besluit van 18 september 2020 heeft verweerder dit huisverbod verlengd tot 8 oktober 2020.
Bij brief van 25 september 2020 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen beide besluiten. Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2020.
Aanwezig waren:
 verzoeker en zijn gemachtigde;
 verweerder, vertegenwoordigd door de gemachtigde en mevrouw [naam 1] ;
 Veilig Thuis, vertegenwoordigd door de heer [naam 2]
 de partner van verzoeker (hierna: achterblijfster).
Beslissing
De voorzieningenrechter:
 verklaart het beroep ongegrond,
 wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Overwegingen

1.weergave bestreden besluit en verzoek en beroep

1.1.
Ter zitting heeft verzoeker het beroep tegen de oplegging van het huisverbod ingetrokken. De behandeling van de zaak ziet daarom alleen op de verlenging van het huisverbod (hierna: het bestreden besluit).
1.2.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het huisverbod verlengd voor de duur van achttien dagen op grond van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth).
Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de aanwezigheid van verzoeker in de woning van achterblijvers nog steeds (een vermoeden van) een ernstig en onmiddellijk gevaar (hierna: het gevaar) oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen.
1.3.
Het verzoek strekt ertoe een voorlopige voorziening te treffen tot schorsing van de bestreden beschikking inhoudende dat het contact- en huisverbod d.d. 10 september 2020 en de verlenging daarvan d.d. 18 september 2020 niet langer van kracht is tot onherroepelijk op het beroep is geoordeeld, met veroordeling van verweerder in de kosten.
Het beroep strekt ertoe het beroepschrift gegrond te verklaren en het contact- en huisverbod met onmiddellijke ingang op te heffen en verweerder te veroordelen in de proceskosten.

2.Kortsluiten met afwijzen verzoek voorlopige voorziening

2.1.
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover hier van belang, kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2.
Op grond van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, hij onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
2.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, zodat hij onmiddellijk uitspraak zal doen op het beroep.
3.
Spoedeisend belang
Verzoeker heeft door het opgelegde huisverbod dat nog steeds voortduurt geen toegang tot zijn woning. Het spoedeisend belang bij de door hem gevraagde voorziening is daarmee gegeven.
4.
Beoordeling gronden
4.1.
Verzoeker voert aan dat verweerder bij het besluit tot verlenging van het huisverbod geen juiste belangenafweging heeft gemaakt. Verweerder heeft bij de belangenafweging geen rekening gehouden met de slechte gezondheid van verzoeker noch met de omstandigheid dat hij gebaat is om in zijn eigen woning te blijven omdat dit hem vaste structuur en regelmaat biedt. De situatie bij de moeder van verzoeker is onhoudbaar geworden omdat hij door zijn nachtelijke gekuch voor overlast zorgt. Bovendien is het, gelet op zijn slechte gezondheid, levensgevaarlijk voor hem om bij zijn moeder te verblijven.
De omstandigheid dat verweerder tot drie keer toe het systeemgesprek heeft afgezegd en dit pas op vrijdag 25 september 2020 heeft plaatsgevonden, komt voor rekening en risico van verweerder. Als dit gesprek eerder had plaatsgevonden, had verzoeker mogelijk al eerder terug naar huis gekund, hetgeen ook de wens van achterblijfster is.
Verder stelt verzoeker dat het gevaar zich niet meer voordoet omdat hij niet meer drinkt en blowt.
4.2.
Op grond van artikel 9, eerste lid, van de Wth kan de burgemeester een huisverbod verlengen tot ten hoogste vier weken nadat het is opgelegd indien de dreiging van het gevaar, of het ernstige vermoeden daarvan, zich voortzet.
De voorzieningenrechter beoordeelt vol of het gevaar blijkt uit de door verweerder geduide feiten of omstandigheden. Het maken van veiligheidsafspraken in een systeemgesprek, het aanvaarden van een aanbod tot hulpverlening, het beginnen met die hulpverlening en de reële verwachting dat betrokkenen blijven meewerken daaraan, zijn indicaties dat het gevaar niet langer bestaat. Als blijkt van dat gevaar, dan is verweerder bevoegd het huisverbod te verlengen tot ten hoogste vier weken.
4.3.
Vaststaat dat ten tijde van de verlenging van het huisverbod op 18 september 2020 nog geen systeemgesprek had plaatsgevonden. Het geplande systeemgesprek op
18 september 2020 kon geen doorgang vinden omdat daarvóór eerst een gesprek door Kwadraad met achterblijfster noodzakelijk was. Dit op 11 september 2020 geplande gesprek tussen Kwadraad en achterblijfster is niet doorgegaan omdat achterblijfster hierover werd gebeld door de reclassering en haar niet duidelijk is uitgelegd met wie dit gesprek zou plaatsvinden en zij zich tot een gesprek gepusht voelde. Zij was in de veronderstelling dat zij een gesprek zou gaan hebben met de reclassering en zag daar de noodzaak niet van in. De voorzieningenrechter kan achterblijfster hierin volgen. Het is de taak van verweerder om erop toe te zien dat het voor burgers duidelijk is door wie wordt gebeld, met wie een afspraak wordt gepland en waarom dat is. Deze gang van zaken, waardoor achterblijfster heeft afgezien van een gesprek, maakt echter niet dat verweerder niet kon komen tot het aannemen van de voortzetting van het gevaar. Dit geldt temeer nu op
18 september 2020 nog niet met alle betrokkenen was gesproken en er nog geen veiligheidsafspraken waren gemaakt. Verweerder was dus bevoegd om het huisverbod te verlengen.
4.4.
De voorzieningenrechter beoordeelt terughoudend of verweerder, alle belangen afwegend, gebruik heeft kunnen maken van die bevoegdheid.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder het belang van achterblijvers om veilig en rustig in de woning te blijven heeft mogen laten prevaleren boven het belang van verzoeker bij terugkeer naar de woning. Er was voor verweerder geen grond om hier verzoeker het voordeel van de twijfel te geven. Immers, het incident waarbij verzoeker achterblijfster met een mes heeft verwond, is zo ernstig dat er duidelijke veiligheidsafspraken tussen betrokkenen gemaakt moesten worden voordat verzoeker weer naar zijn woning kon. Bovendien zat verzoeker bij zijn moeder en kon hij daar nog steeds verblijven. Dat de situatie bij haar onhoudbaar was dan wel dat zijn gezondheid terugkeer naar de woning vereiste, blijkt niet uit enige verklaring van zijn moeder of de huisarts.
Verweerder heeft dus in redelijkheid van de bevoegdheid tot verlenging van het huisverbod gebruik kunnen maken.
4.5.
Tenslotte moet worden beoordeeld of er op dit moment (ex nunc) aanleiding bestaat om het huisverbod op te heffen.
Na verlenging van het huisverbod is een aantal keer het geplande systeemgesprek afgezegd. De eerste keer was dat vanwege ziekte van de heer Gotzenberger. Dit kan gebeuren.
Dat echter betrokkenen is voorgehouden dat zijn collega’s de gesprekken verder zouden oppakken en dat dit niet is gebeurd en er vervolgens nog twee keer gesprekken zijn afgezegd, betreurt de voorzieningenrechter ten zeerste. Dat had niet mogen gebeuren.
De voorzieningenrechter heeft overwogen om gelet op deze gang van zaken het beroep gegrond te verklaren. Op het moment dat tot drie keer toe een systeemgesprek wordt afgezegd, dient er tijdens de mondelinge behandeling een klinkklare en maar voor één uitleg vatbare verklaring te komen waarom die gesprekken niet hebben plaatsgevonden. De enkele verklaring tijdens de mondelinge behandeling dat deze gesprekken door persoonlijke omstandigheden van het personeel van Veilig Thuis geen doorgang hebben gevonden, is te mager. Gelet op het hiernavolgende zal de voorzieningenrechter daar toch niet die zware consequentie aan verbinden.
Op vrijdag 25 september 2020 heeft alsnog het systeemgesprek met verzoeker en achterblijfster heeft plaatsgevonden in het bijzijn van “ [naam 3] en [naam 4] ”. De voorzieningenrechter had er de voorkeur aan gegeven dat die [naam 3] en/of [naam 4] bij de mondelinge behandeling waren geweest in plaats van de casemanager. Temeer omdat de verklaring van achterblijfster en die van de casemanager over het systeemgesprek niet met elkaar stroken.
Wat daar ook van zij, voldoende staat vast dat verzoeker tijdens het systeemgesprek emotioneel was en niet, althans moeilijk, aanspreekbaar. Hij vertelt tijdens de mondelinge behandeling zelf dat hij er “niet helemaal bij” was omdat hij zich miskend voelde vanwege de eerdere afzeggingen, zelfs vlak voor aanvang van het geplande gesprek. Het systeemgesprek was mede bedoeld om te kijken of het huisverbod na het maken van veiligheidsafspraken, opgeheven kon worden. Dat aan betrokkenen gelijk al is medegedeeld dat de verlenging van het huisverbod gehandhaafd zou worden, zoals hij en achterblijfster stellen, acht de voorzieningenrechter daarom niet waarschijnlijk. Na het systeemgesprek is verzoeker enige tijd in het gebouw op een trap blijven zitten en heeft daarna nog langere tijd in zijn auto gezeten. Dat alles zorgde ervoor dat er geen veiligheidsafspraken konden worden gemaakt en dat verweerder zich grote zorgen maakte over de geestestoestand van verzoeker. Dat heeft ertoe geleid dat verweerder het huisverbod niet heeft opgeheven.
Uit verklaringen van achterblijfster blijkt dat verzoeker de afgelopen weken zichzelf niet was. Er had een wijziging in zijn gedrag plaatsgevonden. Hij was gaan drinken en gaan blowen. Eerst was hij rustig en afwezig maar uiteindelijk was er die plotselinge geweldsuitbarsting. Weliswaar zegt achterblijfster nu dat verzoeker weer thuis mag komen, maar uit niets blijkt dat het gevaar is afgenomen of waarom de terugkeer van verzoeker naar de woning nu wel veilig zou zijn. Mede gelet op hetgeen is voorgevallen tijdens en na het systeemgesprek op 25 september 2020, en zelfs met inachtneming van de op zich begrijpelijke emoties bij verzoeker vanwege de eerdere afzeggingen, is er ook geen reden om daar van uit te kunnen gaan.
Gelet op het voorgaande, is de voorzieningenrechter van oordeel dat er eerst veiligheidsafspraken moeten worden gemaakt met verzoeker voordat hij terug kan naar de woning. Deze veiligheidsafspraken zijn er nog niet. Daarom kan niet worden geconcludeerd dat het gevaar is geweken. Evenmin is er een artsenverklaring of een verklaring van de moeder van verzoeker overgelegd waaruit zou blijken dat de situatie onhoudbaar is en een belangenafweging in het voordeel van verzoeker zou moeten uitvallen. Er bestaat dan ook geen aanleiding om het huisverbod nu op te heffen.
4.6.
Het beroep is, in het licht van het vorenstaande, ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
4.7.
Omdat de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak doet in de hoofdzaak, wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Aldus gedaan door mr. M.W.J. van Elsdingen, voorzieningenrechter en door deze en
mr. E. van Alebeek-Baars, griffier, ondertekend.
De griffier: De voorzieningenrechter:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak, voor zover die ziet op het beroep, kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op: