ECLI:NL:RBROT:2020:10145

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
C/10/605491 / FA RK 20-7714
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie met betrekking tot een betrokkene lijdende aan een psychische stoornis

Op 23 oktober 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een zorgmachtiging verleend aan een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een psychose in het kader van schizofrenie. De rechtbank heeft het verzoek van de officier van justitie toegewezen, ondanks het verweer van de advocaat van de betrokkene, die stelde dat de medische verklaring van de onafhankelijk psychiater ondeugdelijk was. De rechtbank oordeelde dat de medische verklaring voldeed aan de eisen van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en dat de psychiater de betrokkene op 16 oktober 2020 in direct contact had gesproken en geobserveerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de betrokkene, als gevolg van zijn psychische stoornis, leidt tot ernstig nadeel, waaronder het risico op ernstig lichamelijk letsel en zelfverwaarlozing. De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren, aangezien de betrokkene medicatie weigerde en niet erkende dat hij lijdt aan een psychische stoornis. Daarom was verplichte zorg noodzakelijk.

De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid tot het treffen van verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren en dat de voorgestelde zorg evenredig en effectief was. De beschikking is mondeling gegeven door rechter L.R. Prins en schriftelijk uitgewerkt op 4 november 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/605491 / FA RK 20-7714
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 23 oktober 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Antes, locatie Albrandswaardsedijk te Poortugaal,
advocaat mr. L.A. Middelkoop te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de officier, ingekomen op 6 oktober 2020;
  • het proces-verbaal van de zitting van 15 oktober 2020;
  • de aanvullende medische verklaring van 16 oktober 2020;
  • de pleitaantekeningen van mr. Middelkoop van 20 oktober 2020.
1.2.
Op 15 oktober 2020 is de mondelinge behandeling van het verzoek aangehouden om de onafhankelijk psychiater in de gelegenheid te stellen om een toelichting te geven op zijn onderzoek van 25 september 2020 of om een aanvullende medische verklaring op te stellen. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.
1.3.
De voortgezette mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2020. Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam huisarts i.o.] , huisarts i.o., verbonden aan Antes.
1.4.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Preliminair verweer: de medische verklaring
2.1.1.
Op 25 september 2020 heeft onafhankelijk psychiater [naam psychiater] een medische verklaring opgesteld. Deze psychiater heeft na de aanhouding van de zaak een aanvullend onderzoek verricht op 16 oktober 2020.
2.1.2.
De advocaat van betrokkene persisteert bij het eerder ingenomen standpunt dat de medische verklaring ondeugdelijk is. De advocaat voert aan dat de onafhankelijk psychiater in eerste instantie voldoende mogelijkheden had tot het verrichten van een persoonlijk onderzoek nu betrokkene in de kliniek verbleef. Daardoor kon een (ander) geschikt moment gekozen worden om betrokkene te onderzoeken. Nu de psychiater dat heeft nagelaten, dient het verzoek niet-ontvankelijk te worden verklaard dan wel te worden afgewezen. Daarnaast betoogt de advocaat dat de psychiater in zijn aanvullend onderzoek van 16 oktober 2020 verklaringen van derden heeft meegenomen, die bovendien onjuist zijn. De onafhankelijk psychiater beschrijft dat betrokkene intimiderend en devaluerend was tegenover de behandeld arts tijdens de zitting van 15 oktober 2020. De advocaat, die zelf bij de zitting aanwezig was, herkent dat niet. Daarnaast heeft de onafhankelijk psychiater geen antwoord gegeven op de vraag van de rechtbank in het proces-verbaal van 15 oktober 2020 om een toelichting te geven op zijn medische verklaring en te motiveren waarom hij van mening is dat desondanks sprake is geweest van een zorgvuldig onderzoek.
2.1.3.
De rechtbank stelt voorop dat zij dient te beoordelen of de medische verklaring van de onafhankelijk psychiater van 25 september 2020 met de aanvulling daarop van
16 oktober 2020 voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. Of de onafhankelijk psychiater al dan niet volledig antwoord heeft gegeven op de in het proces-verbaal van de zitting van 15 oktober 2020 door de rechtbank geformuleerde vraag is voor die beoordeling niet bepalend.
2.1.4.
Uit vaste jurisprudentie, in samenhang gelezen met artikel 5:7 tot en met artikel 5:9 Wvggz, volgt dat de medische verklaring dient te worden opgesteld door een medical expert (in het geval van betrokkene is dat een psychiater), die betrokkene in een direct contact moet spreken en observeren. Wanneer dat niet mogelijk is, moet de psychiater doen wat redelijkerwijs van hem verwacht kan worden om het onderzoek alsnog te doen laten plaatsvinden. Bij het niet verrichten of het beperkt verrichten van een persoonlijk onderzoek zal de psychiater moeten toelichten waarom dat niet mogelijk is geweest, en op welke gronden hij toch tot de conclusie kan komen dat verplichte zorg noodzakelijk is (zie o.a. HR 25 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1509, r.o. 3.1.3).
2.1.5.
De onafhankelijk psychiater heeft in zijn aanvulling beschreven dat hij betrokkene op 16 oktober 2020 opnieuw heeft bezocht. Ook beschrijft de onafhankelijk psychiater uitvoerig dat hij betrokkene op die dag in een direct contact heeft gesproken en geobserveerd:
“Patiënt herkent mij gelijk als ik de woonkamer binnenloop en begroet mij met een enthousiaste “dr. [naam psychiater] ”. Hij is in het zwart gekleed, heeft kort zwaar, ongekamd haar en er zijn wat tatoeages zichtbaar op zijn onderarmen. Hij kan zich niets meer van onze laatste ontmoeting herinneren, wel herinnert hij zich het gesprek d.d. 27-3-2020. Het bewustzijn is helder. De aandacht is te trekken en te houden. De oriëntatie is in trias intact. Het geheugen is goed, op het ene defect na, wat overigens heel goed een bijwerking kan zijn van de benzodiazepines die hij toen in hoge dosering gebruikte. Er zijn tijdens dit gesprek geen aanwijzingen voor hallucinaties, maar op de afdeling wordt hij wel in zichzelf pratend en lachend in zichzelf gezien. Het denken verloopt in een snel tempo. Wat de vorm betreft is het denken breedsprakig en verminderd samenhangend. Inhoudelijk gaat het over medicatie, de zinloosheid van de opname, zijn ontkenning van alle gebeurtenissen voor opname het feit dat er geen rekening wordt gehouden met zijn Hindoedieet en dit allemaal door elkaar vertellend, waardoor zijn verhaal moeilijk te begrijpen is. Zijn stemming wordt als gedreven beschreven en hij is zich ervan bewust dat hij luid praat en intimiderend kan overkomen, maar verzekert mij dat het niet zijn bedoeling is om mij te intimideren. Het affect is modulerend, bijpassend en van verminderde bandbreedte.”
Uit de hiervoor ingevoegde tekst uit de medische verklaring blijkt dat de onafhankelijk psychiater betrokkene op 16 oktober 2020 in een direct contact heeft gesproken en geobserveerd, conform de eisen die aan het opstellen van een medische verklaring worden gesteld. Dat de onafhankelijk psychiater zich mede baseert op het dossier en verklaringen van derden past bij de rol die de onafhankelijk psychiater heeft bij het opstellen van een medische verklaring. Hij zal gelet op zijn positie in het algemeen niet zelf in staat zijn om het gedrag van betrokkene langdurig te observeren. Daarnaast kan het zijn dat op het moment dat de onafhankelijk psychiater zijn onderzoek verricht al enige vorm van behandeling heeft plaatsgevonden, zodat hij voor zijn diagnose mede afhankelijk kan zijn van de waarnemingen van anderen.
2.1.6.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de medische verklaring met de aanvulling daarop voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. De rechtbank acht zich daarom in staat om op basis daarvan inzicht te verkrijgen in de actuele gezondheidstoestand van de betrokkene en te beoordelen of de noodzaak bestaat tot het treffen van de beoogde maatregel.
De rechtbank overweegt voorts als volgt.
2.2.
Beoordeling van de zorgmachtiging
2.2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een psychose in het kader van schizofrenie.
2.2.2.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel en zelfverwaarlozing. Tijdens psychotische ontregelingen is bij betrokkene sprake geweest van verwaarlozing, nachten achter elkaar niet slapen, verbale agressie, zelfbeschadiging en geagiteerd gedrag.
2.2.3.
Om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, en de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.2.4.
Anders dan de advocaat bepleit, is gebleken dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Tijdens de opname heeft betrokkene medicatie geweigerd en was er strijd over een ophoging van het middel Olanzapine van 20mg naar 30mg. Daarnaast is betrokkene van mening dat hij niet lijdt aan een psychische stoornis, wat een vrijwillige behandeling eveneens bemoeilijkt. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid (tijdens opname op een gesloten afdeling);
  • het insluiten (tijdens opname);
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene (bij het insluiten);
  • het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen;
  • het opnemen in een accommodatie (de huidige opname mag nog maximaal zes weken duren vanaf de datum van de uitspraak, een eventuele heropname mag worden toegepast voor de duur van maximaal drie maanden).
De advocaat vraagt de rechtbank om te bepalen dat het toedienen van medicatie niet inhoudt dat depotmedicatie kan worden toegediend. De rechtbank acht zich niet voldoende voorgelicht om een uitspraak te doen over de vorm van toediening (orale medicatie of depotmedicatie). De behandelend psychiater zal, met betrokkene, moeten kijken naar het meest passende middel. De rechtbank gaat ervan uit dat depotmedicatie niet zonder meer wordt ingezet, maar alleen wanneer orale medicatie geen optie meer is. Gelet op de chronische aard van de ziekte van betrokkene begrijpt de rechtbank dat het innemen van medicatie noodzakelijk zal blijven – ook wanneer hij weer terug mag keren naar de begeleide woonvorm.
Daarnaast vraagt de advocaat de rechtbank om te bepalen wat een crisissituatie inhoudt (de situatie waarin gebruik mag worden gemaakt van een heropname). Daarover overweegt de rechtbank dat een crisissituatie – conform het verzoek – omvat dat betrokkene vanuit zijn psychische stoornis ernstig nadeel veroorzaakt dat alleen kan worden afgewend door betrokkene op te nemen in een kliniek.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het toedienen van vocht en voeding en het verrichten van medische handelingen of therapeutische maatregelen, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de huisarts i.o. tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.2.6.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.4. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 23 april 2021;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 23 oktober 2020 mondeling gegeven door mr. L.R. Prins, rechter, in tegenwoordigheid van J.D. Verburg, griffier, en op 4 november 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.