ECLI:NL:RBROT:2020:10143

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
C/10/595087 / HA ZA 20-393
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging koopovereenkomst wegens dwaling en mededelingsplicht bij schadeverleden voertuig

In deze zaak vordert eiser, een autohandelaar, de vernietiging van een koopovereenkomst voor een Audi TT cabrio, die hij op 11 mei 2019 heeft aangeschaft van gedaagde. Eiser stelt dat hij onder invloed van dwaling de overeenkomst heeft gesloten, omdat gedaagde hem niet heeft geïnformeerd over het schadeverleden van het voertuig. De schade aan het voertuig was ontstaan door een aanrijding op 10 april 2019, en de herstelkosten waren aanzienlijk. Eiser heeft het voertuig gekocht voor € 35.000,00, maar na aankoop bleek er nog aanzienlijke schade aan de binnenzijde van het voertuig te zijn, die niet zichtbaar was aan de buitenkant. Eiser heeft gedaagde op 20 juni 2019 gesommeerd om het aankoopbedrag terug te betalen, maar gedaagde heeft dit geweigerd.

De rechtbank oordeelt dat gedaagde zijn mededelingsplicht heeft geschonden door eiser niet te informeren over het schadeverleden van het voertuig. De rechtbank stelt vast dat eiser, als hij op de hoogte was geweest van de schade, de koopovereenkomst niet zou hebben gesloten. De rechtbank vernietigt de koopovereenkomst en veroordeelt gedaagde tot terugbetaling van het aankoopbedrag van € 35.000,00, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast wordt gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser toe en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/595087 / HA ZA 20-393
Vonnis van 4 november 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
advocaat mr. A.J. van der Kolk te Zwolle,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
advocaat mr. F.S. Jansen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna “[eiser]” en “[gedaagde]” genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 31 maart 2020, met producties 1 tot en met 10,
  • de conclusie van antwoord, met één productie,
  • het tussenvonnis van 20 mei 2020 waarin partijen worden opgeroepen voor de mondelinge behandeling van 12 oktober 2020,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde] was de eigenaar van een Audi TT cabrio, bouwjaar 2015, met kenteken [kentekennummer], hierna te noemen het voertuig. Door een aanrijding op of omstreeks 10 april 2019 is de linker achterzijde van het voertuig ernstig beschadigd geraakt. De schade ten gevolge van de aanrijding is door een schade-expert begroot op € 22.627,99 inclusief btw. Het schadebedrag is uitgekeerd aan [gedaagde]. Het zichtbare deel van de carrosserie is hersteld door vervanging van onderdelen en het gedeeltelijk opnieuw spuiten van het voertuig.
2.2.
Na schadeherstel is vanaf de buitenkant nog een lichte vervorming aan de linker achterzijde zichtbaar. Aan de binnenkant van het voertuig vertoont het achterpaneel en de bodemplaat op diverse plaatsen een (sterke) vervorming. De langsbalk is gescheurd en de achterdemper is ingedeukt.
2.3.
[gedaagde] heeft het voertuig via Marktplaats te koop aangeboden.
2.4.
Op 11 mei 2019 heeft [eiser] een testrit met het voertuig gemaakt, waarna de koopovereenkomst voor het voertuig is gesloten tegen betaling van € 35.000,00. Levering en het op naam zetten van het voertuig heeft diezelfde dag plaatsgevonden.
2.5.
Schadeherstelbedrijf Autoschade Nieuwenhuis heeft het voertuig op 29 mei 2019 onderzocht en de kosten van herstel van de schade aan de binnenkant van het voertuig begroot op € 6.860,20.
2.6.
Tussen partijen is over de aanwezige schade gecorrespondeerd en op 20 juni 2019 heeft [eiser] en beroep gedaan op dwaling en de vernietiging van de koopovereenkomst ingeroepen.
2.7.
Dekra Automotive heeft het voertuig onderzocht en in het door haar opgemaakte deskundigenrapport van 8 augustus 2019 staat, voor zover van belang, vermeld:
4. Kunt u een begroting maken van schade op basis van herstel en/of waardevermindering?
De herstelkosten van de door ons geconstateerde schade wordt gecalculeerd voor een bedrag van circa € 6.000,00 excl. BTW.
De waardevermindering van het voertuig wordt door ons gewaardeerd tot een bedrag van
€ 6.000,00 incl. BTW.

3..De vordering

3.1.
[eiser] vordert bij dagvaarding om bij vonnis, voor zover mogelijk
uitvoerbaar bij voorraad:
“I. Primair, de koopovereenkomst te vernietigen dan wel deze te ontbinden en;
II. [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] terug te betalen de koopprijs van de Audi ad € 35.000,00 althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te
vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2019, althans vanaf de dag der
dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, telkens te vermeerderen met de over dat jaar verschuldigde rente;
III. [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] schadevergoeding te betalen ad € 574,75 althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2019, althans vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, telkens te vermeerderen met de over dat jaar verschuldigde rente;
IV. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten van € 1570,00 (zonder betekening) respectievelijk € 246,00 (met betekening), vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten;
V. [gedaagde] te veroordelen om de buitengerechtelijke kosten van [eiser] te vergoeden ten
bedrage van € 1.125,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van
betekening van deze dagvaarding;
VI. Subsidiair ontbinding van de koopovereenkomst met veroordeling tot betaling van de
hiervoor genoemde bedragen.”
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser], uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten en nakosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat de tussen partijen gesloten koopovereenkomst onder invloed van dwaling tot stand is gekomen. [eiser] was in de veronderstelling dat het voertuig geen schadeverleden had. [gedaagde] heeft nagelaten om voorafgaande aan de totstandkoming van de overeenkomst [eiser] over het schadeverleden en de nog aanwezige schade correct te informeren. [gedaagde] heeft zijn mededelingsplicht geschonden, dan wel bewust onjuiste informatie verstrekt. Als [eiser] wel een juiste voorstelling van zaken had gehad, was de koopovereenkomst niet gesloten, aldus [eiser].
4.2.
[gedaagde] verweert zich, samengevat, met de stelling dat de schade vanaf de buitenkant zichtbaar is. Hij heeft [eiser] meerdere keren gewezen op de schade en ondanks dat heeft [eiser] er niet voor gekozen om het voertuig nader te onderzoeken. De aanwezige schade is tevens verdisconteerd in de lage verkoopprijs van het voertuig. [eiser] is een autohandelaar en had door raadpleging van het registratiesysteem Schade Verleden Pas kunnen vaststellen dat het voertuig een schadeverleden had. [gedaagde] stelt voorts dat gelet op de deskundigheid van [eiser] op hem geen mededelingsverplichting rustte. Als laatste stelt [gedaagde] dat sprake is van eigen schuld zodat de terugbetalingsverplichting bij vernietiging van de koopovereenkomst geheel zou moeten komen te vervallen.
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt. In de onderhavige procedure gaat het om een voertuig dat zonder meer in het hogere prijssegment valt. Voor de waarde van een dergelijk voertuig is het schadeverleden van essentieel belang. De waardevermindering door de aanrijding is op een bedrag van € 6.000,00 begroot. Om het voertuig volledig te herstellen is een vergelijkbaar bedrag noodzakelijk. Niet in geschil is dat als [eiser] bekend was geweest met het schadeverleden en/of de omvang van de nog aanwezige schade, hij niet (onder dezelfde voorwaarden) tot aankoop van het voertuig was overgegaan.
4.4.
Gelet op het belang van [eiser] bij een juiste voorstelling van het schadeverleden, rustte op [gedaagde] de verplichting om [eiser] volledig te informeren over het feit dat het voertuig betrokken is geweest bij een aanrijding en wat daarvan de gevolgen waren. Tevens mocht van [gedaagde] worden verwacht dat hij [eiser] inlichtte over de manier waarop de schade is hersteld. Zo nodig had hij aan de binnenkant van het voertuig de schade moeten aanwijzen. Dit zodat [eiser] desgewenst nader onderzoek had kunnen verrichten naar de staat van het voertuig en hij de aanwezige schade en het schadeverleden had kunnen meenemen bij de beslissing tot aankoop. [gedaagde] heeft ter mondelinge behandeling erkend dat hij [eiser] niet heeft ingelicht over de aanrijding, de nog aanwezige schade aan de binnenkant van voertuig, de schade-uitkering en de manier van schadeherstel na de aanrijding.
4.5.
[gedaagde] kon niet volstaan met het slechts aanwijzen van de schade zoals die aan de buitenkant zichtbaar was. De volle omvang van de schade is immers pas zichtbaar als de bekleding aan de binnenzijde van het voertuig wordt verwijderd. [eiser] hoefde er niet op bedacht te zijn dat met de lichte vervorming aan de buitenzijde aanzienlijke schade aan het achterpaneel en de bodemplaat gepaard ging, laat staan dat de langsbalk gescheurd was. Van [eiser] kon evenmin worden verwacht dat hij de bekleding voor aankoop verwijderde om de binnenkant van het voertuig te inspecteren. Dat [eiser] een autohandelaar is en daarmee over een bepaalde deskundigheid beschikt, maakt niet dat [gedaagde] ontslagen was uit zijn mededelingsplicht. Al beschikt een partij over deskundigheid, hij dient te worden ingelicht over zaken die voor de te sluiten overeenkomst van groot belang zijn.
4.6.
De stelling van [gedaagde] dat de aanwezige schade is verdisconteerd in de aankoopprijs en aldus [eiser] de schade en de waardevermindering ten gevolg van het schadeverleden door de lagere koopprijs heeft aanvaard, acht de rechtbank onjuist. Uit de overgelegde WhatsApp-berichten blijkt dat de koopprijs op 10 mei 2019 telefonisch tussen partijen is overeengekomen. Na de testrit en inspectie op 11 mei 2020 heeft geen verdere aanpassing van de koopprijs plaatsgevonden. Dat tijdens het telefoongesprek op 10 mei 2020 reeds rekening is gehouden met de aanwezigheid van ernstigere schade dan mogelijk enige normale gebruiksschade, is niet gebleken. Dat de verkoopprijs in vergelijking met andere tweedehands Audi TT cabrio’s dusdanig laag was en dat [eiser] daarom bedacht moest zijn op aanwezigheid van ernstige schade, is evenmin gebleken.
4.7.
Tussen partijen is in geschil of op het moment van aankoop de schade-uitkering in het registratiesysteem Schade Verleden Pas stond vermeld. Voor de beoordeling is dit aspect niet van belang. Anders dan [gedaagde] stelt, was [eiser] niet gehouden om vóór aankoop van het voertuig het registratiesysteem te raadplegen. Dit ongeacht de mogelijkheid die [eiser] daartoe had. Zoals hiervoor overwogen rustte op [gedaagde] een mededelingsverplichting en was hij hiervan niet ontslagen door de mogelijkheid die [eiser] had om zelfstandig via een registratiesysteem van het schadeverleden kennis te nemen.
4.8.
Naar het oordeel van de rechtbank is de koopovereenkomst voor het voertuig tot stand gekomen onder invloed van dwaling en zou deze bij een juiste voorstelling van zaken niet (onder dezelfde voorwaarden) zijn gesloten. De dwaling is veroorzaakt door schending van de mededelingsplicht aan de zijde van [gedaagde]. [eiser] heeft rechtsgeldig op 20 mei 2019 de koopovereenkomst vernietigd. De vordering bij dagvaarding tot vernietiging van de koopovereenkomst wordt afgewezen, nu de overeenkomst reeds buitengerechtelijk is vernietigd. Door de vernietiging heeft de koopovereenkomst nooit bestaan en is door [eiser] aan [gedaagde] een bedrag van € 35.000,00 onverschuldigd betaald.
4.9.
Het enkele feit dat [eiser] deskundig is op het gebied van autoverkoop, maakt niet dat op die grond [gedaagde] niet gehouden is om het volledig door hem ontvangen bedrag aan [eiser] terug te betalen. Dat op andere gronden de terugbetalingsverplichting zou moeten worden verminderd, is niet gebleken. [gedaagde] zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van de volledig hoofdsom ad € 35.000,00.
4.10.
Bij brief van 20 juni 2019 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] gesommeerd om het oorspronkelijke aankoopbedrag binnen 7 dagen te voldoen. [gedaagde] verkeert dan ook vanaf 28 juni 2019 in verzuim. Vanaf die datum zal de vertragingsrente conform artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek, hierna BW, worden toegewezen. Dat vanaf een eerdere datum verzuim is ingetreden, is niet gebleken.
4.11.
[eiser] heeft gesteld buitengerechtelijke kosten gemaakt te hebben en heeft vergoeding daarvan gevorderd. Alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. In dit geval is gebleken dat aan dit vereiste is voldaan, zodat de rechtbank de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten ad € 1.125,00 zal toewijzen. De rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal overeenkomstig de vordering worden toegewezen vanaf de dag der dagvaarding.
4.12.
De kosten van het deskundigenrapport van Dekra Automotive zijn gemaakt ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid in zin van artikel 6:96 lid 2 sub b BW. Deze kosten komen de rechtbank redelijk voor en zullen worden toegewezen. De over het bedrag van € 574,75 verschuldigde rente zal vanaf datum dagvaarding worden toegewezen. Dat de vertragingsrente over dit bedrag verschuldigd zou zijn vanaf 11 mei 2019 is niet onderbouwd.
4.13.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.14.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 105,90
- griffierecht 937,00
- salaris advocaat
1.390,00(2,0 punten × tarief € 695,00)
Totaal € 2.432,90

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 36.699,75, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het bedrag van € 35.000,00 met ingang van 28 juni 2019 en tevens over een bedrag van € 1.699,75 met ingang van de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 2.432,09, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verstaat dat [eiser] na ontvangst van het door [gedaagde] verschuldigde gehouden is het voertuig weer aan [gedaagde] ter beschikking te stellen,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Freese en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2020.
[1729;44481]