ECLI:NL:RBROT:2020:10115

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
ROT 19/6630
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag wegens arbeidsongeschiktheid onder de 35 procent

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ingediend, welke door verweerder op 22 maart 2019 werd afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing van de WIA-aanvraag beoordeeld, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres werd vastgesteld op minder dan 35%. Eiseres, die vanwege pijnklachten sinds 12 april 2017 niet meer kon werken, had in januari 2019 een WIA-uitkering aangevraagd. De verzekeringsarts concludeerde dat eiseres in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen, wat leidde tot de afwijzing van haar aanvraag. Eiseres voerde in beroep aan dat haar klachten waren toegenomen en dat onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische en lichamelijke beperkingen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige de medische situatie van eiseres zorgvuldig hadden beoordeeld en dat de geduide functies passend waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van verweerder.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/6630

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2020 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [woonplaats eiseres] , eiseres,

gemachtigde: mr. R. Küçükünal,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: [naam gemachtigde] .

Procesverloop

Bij besluit van 22 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 1 mei 2019 afgewezen.
Bij besluit van 12 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2020. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiseres is vanwege pijnklachten op 12 april 2017 uitgevallen voor haar werk als medewerker algemeen schoonmaakonderhoud. Op 17 januari 2019 heeft eiseres een Wet WIA-uitkering aangevraagd.
1.2.
Op 28 februari 2019 heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. In het rapport van 28 februari 2019 heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat bij eiseres verminderde benutbare mogelijkheden heeft als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek. Hierdoor is zij aangewezen op werkzaamheden die voldoen aan wat is vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 28 februari 2019. In de FML zijn beperkingen aangegeven voor fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
1.3.
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens een aantal gangbare functies geduid, waarbij zij rekening heeft gehouden met de mogelijkheden en beperkingen van eiseres. De arbeidsdeskundige heeft de volgende maatgevende functies geselecteerd, te weten productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180), textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel) (SBC-code 111160) en telefonist (centrale)/ medewerker callcenter (inbound) (SBC-code 315174). Aanvullend zijn de functies machinaal metaalbewerker (excl. bankwerk) (SBC-code 264122) en medewerker tuinbouw (SBC-code 111010) genoemd. Het loon dat met de mediaanfunctie (de middelste van de eerste drie functies), textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel)) verdiend kan worden, ligt 4,10% lager dan het inkomen dat eiseres verdiende voordat zij ziek werd (het zogeheten maatmaninkomen). Hiermee is door de arbeidsdeskundige een arbeidsongeschiktheidspercentage van 4,10% vastgesteld.
Verweerder heeft vervolgens in het primaire besluit vastgesteld dat eiseres, in aansluiting op de toepasselijke wachttijd, meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Daarmee komt zij met ingang van 1 mei 2019 niet in aanmerking voor een Wet WIA-uitkering.
1.4.
In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 30 oktober 2019 het standpunt van de primaire verzekeringsarts gedeeltelijk aangepast. In bezwaar is medische informatie overlegd over de mentale problematiek van eiseres, onder meer over een depressieve stoornis en angstklachten. Op grond hiervan heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML aangevuld met beperkingen in het persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en werktijden.
Ten aanzien van de fysieke beperkingen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat het onderzoek van de primaire verzekeringsarts zorgvuldig en volledig is geweest en dat de beperkingen die uit dat onderzoek naar voren zijn gekomen voldoende zijn onderkend bij het opstellen van de FML.
1.5.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 10 december 2019 geconcludeerd dat de functie van textielproductenmaker (SBC-code 111160) niet terug komt in de onderliggende CBBS stukken en dat dit de functie van inpakker (SBC-code 111190) had moeten zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep acht deze functie geschikt voor eiseres. Verder heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de functie van telefonist (centrale) / medewerker callcenter (inbound) laten vervallen. Deze functie is niet passend voor eiseres, omdat zij niet voldoet aan de gevraagde opleidingseis. Op basis van de nieuwe mediaanfunctie is de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vastgesteld op 10%. Dit is minder dan 35% en daarmee heeft verweerder bij het bestreden besluit vastgesteld dat het bezwaar van eiseres ongegrond is.
2. In beroep voert eiseres – samengevat – aan dat haar klachten zijn toegenomen en dat hier onvoldoende rekening mee is gehouden bij het opmaken van de FML. Volgens eiseres is onvoldoende rekening gehouden met haar psychische klachten. Ook met de beperkingen die zij ondervindt bij lichamelijke handelingen is volgens eiseres onvoldoende rekening gehouden. Verder geeft eiseres aan dat zij door haar klachten niet geschikt is om de door de arbeidsdeskundige genoemde functies te vervullen. Eiseres stelt dat het bestreden besluit niet zorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd is genomen, door te weinig in te gaan op het verloop van het herstel na een operatie aan haar pols en de diagnose depressieve stoornis met angstklachten.
3. Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
4.1.
De rechtbank moet beoordelen of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht met ingang van 1 mei 2019 (de datum in geding) heeft vastgesteld op minder dan 35%. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of verweerder de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiseres, rekening houdend met haar beperkingen, in staat is met gangbare arbeid ten minste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
4.2.
Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op dossierstudie, anamnese, eigen onderzoek, dat wat op de hoorzitting is gesteld en informatie van de behandelend sector. Het onderzoek heeft in zoverre op voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden.
4.3.
Dat wat eiseres in beroep heeft aangevoerd geeft geen reden het medisch oordeel, dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt, voor onjuist te houden. In dit verband overweegt de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de hoogte was van de door eiseres aangevoerde klachten, zoals de tenniselleboog, cyste aan de hiel en diabetes mellitus en ook de brief van de huisarts waarin staat dat eiseres een operatie heeft ondergaan vanwege een carpaal tunnelsyndroom bij de beoordeling heeft betrokken. In het verweerschrift geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat de hechtingen twee weken later, op 10 april 2019, zijn verwijderd en dat daarom geen sprake is van een vertraagde genezing. Uit de beschikbare gegevens kan niet worden afgeleid dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig beeld had van de medische situatie van eiseres.
4.4.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder de nieuwe medische informatie over de mentale problematiek van eiseres meegenomen in de heroverweging. Ten tijde van de datum in geding (1 mei 2019) was nog geen aanleiding om uit te gaan van een ernstig recidiverende depressieve stoornis. In oktober 2019 stelde de psychiater een ernstig depressieve stoornis met angstklachten vast bij eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vanwege deze diagnose de FML op 30 oktober 2019 aangescherpt met beperkingen voor persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en werktijden.
4.5.
Er is verder geen grond voor het oordeel dat de belasting van de geduide functies de mogelijkheden van eiseres overschrijdt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft met inachtneming van de FML van 30 oktober 2019 de functies van textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel) (SBC-code 111160) laten vervallen en vervangen door inpakker (handmatig) (SBC-code 111190). Ook de functie telefonist (centrale)/ medewerker callcenter (inbound) (SBC-code 315174) heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep laten vervallen. Er blijven in totaal vier functies over. In het verweerschrift heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht, onder verwijzing naar het rapport van 10 december 2019, dat de overgebleven functies de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden en passend zijn.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder de functionele mogelijkheden van eiseres correct heeft vastgesteld. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de belasting van de voorgehouden functies de mogelijkheden van eiseres overschrijdt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 10 december 2019 en het aanvullend rapport van 10 september 2020 op inzichtelijke wijze gemotiveerd dat en waarom de geduide functies geschikt zijn voor eiseres.
4.7.
Vergelijking van het inkomen dat eiseres in de voorgehouden functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat zij in haar eigen werk zou hebben verdiend als zij niet arbeidsongeschikt was geworden, geeft een verlies aan verdienvermogen te zien van 10%. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is door verweerder dus terecht bepaald op minder dan 35%.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van
mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 10 november 2020.
griffier rechter
de griffier is verhinderd de uitspraak te tekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.