ECLI:NL:RBROT:2020:10110

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
10/181071-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van openlijke geweldpleging en poging zware mishandeling

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 6 november 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en poging tot zware mishandeling. De verdachte zou op 11 juli 2020 in Rotterdam een schoppende beweging in de richting van het hoofd van de aangever hebben gemaakt. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat, op basis van de camerabeelden die tijdens de zitting zijn bekeken, niet kan worden waargenomen dat de aangever daadwerkelijk door de schopbeweging is geraakt. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor de tenlastegelegde feiten. De medeverdachte had weliswaar de aangever geslagen, maar de rechtbank oordeelt dat de verdachte niet voldoende heeft bijgedragen aan het geweld om hem hiervoor te veroordelen. De officier van justitie had vrijspraak geëist voor het primair ten laste gelegde en een taakstraf voor het subsidiair ten laste gelegde, maar de rechtbank volgt deze eis niet. De verdachte wordt vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, gezien de vrijspraak van de verdachte. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/181071-20
Datum uitspraak: 6 november 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw F. Tosun, advocaat te Zaandam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 oktober 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Ekiz heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door negentig dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, met aftrek van voorarrest, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van één maand geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering van het primair ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. Op grond van de op de zitting getoonde camerabeelden en hetgeen de verdachte heeft verklaard bij de rechter-commissaris kan worden vastgesteld dat de verdachte de aangever tegen het hoofd heeft geschopt. De medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft bekend dat hij de aangever tegen het hoofd heeft geslagen. Beide verdachten hebben met hun handelen een wezenlijke bijdrage geleverd aan het tegen de aangever gepleegde geweld, zodat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank leidt uit het dossier en het verhandelde op de zitting het volgende af. De verdachte zat op 11 juli 2020 in de auto met [naam medeverdachte 2] en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] , waarbij zij zich bevonden op de Witte de Withstraat in Rotterdam. Op enig moment verliet [naam medeverdachte 2] de auto, waarna een woordenwisseling ontstond tussen hem en een groep jongens waar de aangever deel van uitmaakte. Op de ter zitting bekeken camerabeelden van de Witte de Withstraat heeft de rechtbank onder andere het volgende gezien. De verdachte en [naam medeverdachte 1] verlaten na elkaar ook de auto en voegen zich bij [naam medeverdachte 2] . De aangever wordt door [naam medeverdachte 1] tegen zijn hoofd geslagen en valt daarop op de grond en blijft roerloos liggen. [naam medeverdachte 1] loopt terug naar de auto en stapt in. De verdachte rent terug richting de auto en maakt daarbij een schoppende beweging in de richting van het hoofd van de aangever. De verdachte stapt in de auto, waarna de auto wegrijdt.
Anders dan door de verbalisanten in het proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden wordt beschreven kan de rechtbank op de door haar bekeken beelden niet waarnemen dat het hoofd en lichaam van de aangever door de schopbeweging van de verdachte bewegen. Ook anderszins is niet op de beelden te zien dat de aangever daadwerkelijk door de schop wordt geraakt. Bij gebreke van andere bewijsmiddelen op dit punt kan het schoppen tegen het hoofd daarom niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Hoewel het dossier wel bewijs bevat voor de enige andere ten laste geweldshandeling - het slaan van de aangever door de medeverdachte [naam medeverdachte 1] - staat onvoldoende vast dat de verdachte daaraan een zodanige bijdrage heeft geleverd dat van openlijke geweldpleging, of van het meer subsidiair ten laste gelegde medeplegen poging zware mishandeling, sprake is. Hij stond op enige afstand en met zijn rug naar [naam medeverdachte 1] gekeerd toen deze de aangever sloeg en de enkele omstandigheid dat de verdachte en [naam medeverdachte 1] samen in een auto ter plekke aankomen en uiteindelijk ook samen in de auto weggaan, is daar voor van onvoldoende gewicht. Andere omstandigheden die duiden op een samenwerking met [naam medeverdachte 1] bij het slaan van de aangever zijn niet gebleken.
4.2.3.
Conclusie
Het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde is evenmin wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt ook daarvan vrijgesproken.

5..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft [naam slachtoffer] zich in het geding gevoegd met een vordering van vergoeding van € 758,50 aan materiële schade en een vergoeding van € 1.417,50 aan immateriële schade.
Gelet op de vrijspraak zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.

6..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte dat bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. L.J.M. Janssen en L. Stevens , rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Vrind, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 juli 2020 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, op/tegen het gezicht/hoofd, althans het bovenlichaam, van die [naam slachtoffer] heeft geschopt, terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 juli 2020 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, te weten Witte de Withstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] , welk geweld bestond uit het (meermalen)
- slaan en/of stompen op/tegen het gezicht/hoofd, althans het (boven)lichaam van die [naam slachtoffer] , en/of
- schoppen op/tegen het gezicht/hoofd, althans het (boven)lichaam van die [naam slachtoffer] , terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 juli 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- heeft geslagen en/of gestompt op/tegen het gezicht/hoofd, althans het (boven)lichaam van die [naam slachtoffer] , en/of
- heeft geschopt op/tegen het gezicht/hoofd, althans het (boven)lichaam van die [naam slachtoffer] , terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.