ECLI:NL:RBROT:2020:10064

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2020
Publicatiedatum
6 november 2020
Zaaknummer
C/10/604404 / FA RK 20-7193
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met een psychogeriatrische aandoening

Op 16 oktober 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met een psychogeriatrische aandoening, specifiek de ziekte van Alzheimer. Het verzoek tot machtiging is ingediend door het CIZ op 18 september 2020, met bijlagen waaronder een indicatiebesluit en medische verklaringen. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 oktober 2020 werd de cliënt, bijgestaan door haar advocaat mr. A.W. Grijseels, gehoord via een beeld- en geluidverbinding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een ernstige psychogeriatrische aandoening, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder risico op psychische en materiële schade.

De rechtbank heeft de zaak aangehouden om een passende zorgplek te vinden, maar na een CVA van de cliënt op 9 oktober 2020 werd duidelijk dat er een dringende behoefte was aan opname in een verpleeghuis. De advocaat heeft aangegeven dat er een geschikte plek beschikbaar is, maar dat hiervoor een rechterlijke machtiging nodig is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn en dat de opname noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen. De machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 16 april 2021. De beschikking is mondeling gegeven door rechter L.A.C. van Nifterick en schriftelijk uitgewerkt en getekend op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/604404 / FA RK 20-7193
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 16 oktober 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende te [adres cliënt] , [postcode cliënt] [woonplaats cliënt] ,
advocaat mr. A.W. Grijseels te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 18 september 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 28 augustus 2020;
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [naam arts] , arts, van 11 september 2020;
  • de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 17 september 2020;
  • een afschrift van het zorgplan van 11 september 2020;
  • aanvullend verslag van de casemanager van 14 oktober 2020, door de rechtbank ontvangen op 14 oktober 2020;
  • schriftelijke reactie van de advocaat van 15 oktober 2020, door de rechtbank ontvangen op 15 oktober 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2020. Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • cliënt met haar hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam casemanager] , casemanager, verbonden aan Careyn.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer.
2.2.
Het gedrag van cliënt leidt als gevolg van deze psychogeriatrische aandoening tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige psychische schade, ernstige materiële schade, ernstige immateriële schade alsmede ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang.
Cliënt is gediagnosticeerd met dementie, type Alzheimer. De algemene dagelijkse levensverrichtingen lijken nog goed te gaan, maar op verschillende vlakken is achteruitgang aanwezig. Zo worden de boodschappen en financiële zaken door de dochter van cliënt georganiseerd. Daarnaast ontvangt cliënt haar maaltijden aan huis, omdat zij zelf niet voldoende meer kan zorgen voor eten en drinken. Cliënt heeft moeite met het bedienen van apparaten in huis en met het houden van de dagelijkse structuur. Cliënt is al een aantal keren na een wandeling buiten verdwaald geraakt en thuisgebracht door anderen. Tevens herkent zij personen niet meer. Cliënt ziet zelf geen zorgen, is zorgmijdend en zij vertoont veel weerstand tegen de begeleiding.
Tijdens de mondelinge behandeling was nog geen uitzicht op een plaatsing in een zorginstelling. De familie van cliënt heeft voorkeur voor een kleinschalige zorginstelling terwijl de casemanager vreest dat een kleinschalige opvang geen optie is als er sprake is van verzet en opname plaatsvindt via een rechterlijke machtiging. De casemanager ziet wel kans om op korte termijn duidelijkheid te verkrijgen bij de specialist ouderengeneeskunde over mogelijk maatwerk.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank op 6 oktober jl. de zaak aangehouden voor de duur van twee weken met in het proces-verbaal de opdracht aan [naam casemanager] om binnen deze termijn een passende plek te vinden en de rechtbank hierover te informeren.
Op 9 oktober jl. is de rechtbank telefonisch bericht over recente ontwikkelingen van cliënt. Cliënt is opgenomen in een ziekenhuis na een CVA (hersenbloeding). De rechtbank heeft verzocht een verslag van deze recente ontwikkelingen schriftelijk aan de rechtbank te doen toekomen. Na ontvangst hiervan op 14 oktober jl. is de advocaat in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. De advocaat heeft hier op 15 oktober jl. een schriftelijke reactie op gegeven.
Blijkens het overgelegde verslag heeft cliënt door de hersenbloeding linkszijdig uitval en is het noodzakelijk dat zij een rollator gebruikt, wat moeizaam gaat. Cliënt vertelt onsamenhangende verhalen aan het personeel en haar belevingen zijn onrealistisch. Daarnaast is cliënt meer gedesoriënteerd in tijd en plaats en ziet zij mensen/geesten die haar willen komen halen. Cliënt blijft echter aangeven naar huis te willen en zij denkt, wanneer haar dochter op bezoek komt, dat die haar komt halen. Cliënt is gebaat bij een (snelle) opname in een verpleeghuis waar haar de juiste zorg geboden kan worden.
De advocaat heeft schriftelijk meegedeeld dat cliënt persisteert in haar verzoek naar huis te mogen. Volgens de laatste ontwikkelingen is er een passende plek beschikbaar voor cliënt binnen de regio waar kan worden voorzien in de 24 uurs zorgbehoefte van cliënt. Voor deze plaatsing is een rechterlijke machtiging nodig. Aan de formaliteiten is voldaan en de advocaat refereert zich derhalve aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het verzoek tot afgifte van een rechterlijke machtiging voor cliënt.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat een opname en verblijf noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.4.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt is gebaat bij de gestructureerde 24 uurs zorg die haar in een beschermde woonvorm met intensieve dementiezorg geboden kan worden. Vanwege het progressieve ziektebeeld is de zorgbehoefte van cliënt dermate groot, dat een ander alternatief niet meer mogelijk is.
2.5.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Volgens cliënt heeft zij geen zorg nodig.
2.6.
De rechtbank is van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 16 april 2021.
Deze beschikking is op 16 oktober 2020 mondeling gegeven door mr. L.A.C. van Nifterick, rechter, in tegenwoordigheid van S.M. Plaisier-van Welie, griffier en op 16 oktober 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.