In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 17 augustus 2020 een mondelinge beslissing genomen over de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, die lijdt aan een paranoïde psychose en een ernstige verslaving aan lachgas. De officier van justitie had op 14 augustus 2020 verzocht om voortzetting van de eerder opgelegde crisismaatregel van 13 augustus 2020. Tijdens de mondelinge behandeling werd de betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, gehoord, evenals een arts van de instelling waar de betrokkene verblijft. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene en de omgeving, wat de voortzetting van de crisismaatregel rechtvaardigde. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene vanwege zijn psychische toestand en verslaving aan lachgas klinische behandeling nodig had. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, met specifieke verplichte zorgmaatregelen, waaronder het toedienen van medicatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid van de betrokkene. De rechtbank wees andere door de officier verzochte zorgmaatregelen af, omdat deze niet noodzakelijk werden geacht. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter D.Y.A. van Meersbergen en schriftelijk uitgewerkt op 25 augustus 2020.