ECLI:NL:RBROT:2019:9937

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
10-186330-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid na bedreiging met een vleeshamer

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 november 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en ontslag van alle rechtsvervolging, omdat de verdachte niet strafbaar zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, in de vorm van paranoïde schizofrenie, en dat deze stoornis aanwezig was ten tijde van het delict. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen gewogen, maar kwam tot de conclusie dat de verdachte niet strafbaar is. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en heeft geen maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis opgelegd, omdat behandeling in het kader van de voorwaardelijke machtiging voldoende waarborgen biedt voor de veiligheid van anderen. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de psychologische rapportages en de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-186330-19
Datum uitspraak: 28 november 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, afdeling PPC,
raadsman mr. J. Gravesteijn, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. de Kimpe heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • ontslag van alle rechtsvervolging ten aanzien van de ten laste gelegde feiten, omdat de verdachte niet strafbaar is;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.) voor de duur van één jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Op basis van de bewijsmiddelen kan bewezen worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging. Zowel de aangever [naam slachtoffer] als getuige [naam getuige] verklaren belastend over de verdachte en de verdachte heeft bekend dat hij met een vleeshamer op straatmeubilair heeft geslagen en daar een beweging mee heeft gemaakt in de richting van [naam slachtoffer] .
De rechtbank acht het niet uitgesloten dat de confrontatie mede door toedoen van de aangever is geëscaleerd, omdat de aangever herhaaldelijk naar de verdachte toe liep en hem – aldus de verdachte – uitschold. Dat neemt echter niet weg dat de verdachte op strafbare wijze heeft gedreigd.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 2 augustus 2019 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door
- met een vleeshamer, tegen een vuilnisbak te slaan en
- die [naam slachtoffer] dreigend te zeggen dat hij, verdachte, die [naam slachtoffer] zou gaan slaan en dat hij hem dood zou maken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en
- vervolgens in de richting van die [naam slachtoffer] te rennen en
- zwaaiende bewegingen te maken met die vleeshamer in de richting van het gezicht van die [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro Justitia rapportage, gedateerd 29 oktober 2019, opgemaakt door R. de Vries, psycholoog. Uit dit rapport blijkt dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van een chronische psychose, in diagnostische zin te omschrijven als paranoïde schizofrenie. Omdat deze stoornis chronisch is, was deze ook al aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit. Vanuit paranoïde gedachten en -belevingen meende de verdache dat twee hem onbekende mannen het op hem voorzien hadden. Hij voelde zich door hen bedreigd en seksueel geïntimideerd en meende zelfs dat ze, althans één van hen, door zijn kleding heen kon zien dat hij een wapen bij zich droeg. Daar zijn de handelingen van de verdachte door ingegeven. De pyscholoog adviseert het ten laste gelegde in het geheel niet aan de verdachte toe te rekenen.
De verdachte heeft niet willen meewerken aan het onderzoek van psychiater A.C. Hoek.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van de psycholoog over en volgt het advies. De rechtbank acht de bevindingen en conclusies voldoende onderbouwd en acht de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar ten aanzien van het ten laste gelegde feit. Zij is van oordeel dat de verdachte niet strafbaar is ter zake van het bewezen verklaarde feit en ontslaat hem derhalve van alle rechtsvervolging

7.Maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis?

7.1.
Officier van justitie
De officier van justitie heeft oplegging van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 Sr. gevorderd. Dit feit is gepleegd tijdens de looptijd van een voorwaardelijke machtiging op grond van de wet BOPZ. Kennelijk biedt die voorwaardelijke machtiging onvoldoende waarborgen voor de veiligheid van anderen. Daarom kan niet worden volstaan met behandeling van de verdachte in het kader van de voorwaardelijke machtiging en moet hij voor maximaal een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis worden geplaatst.
7.2.
Verdediging
De verdediging heeft verzocht die maatregel niet op te leggen en heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte al eerder, in 2018/2019, langere tijd opgenomen is geweest. Dat heeft hem niet symptoomvrij gemaakt. De zorg in een psychiatrisch ziekenhuis is niet automatisch beter dan de zorg op basis van een voorwaardelijke rechterlijke machtiging. De veiligheid wordt daar niet meteen beter mee gewaarborgd. Het vinden van de juiste (dosis) medicatie kan ook onder de voorwaardelijke machtiging. De verdachte staat onder behandeling van een psychiater in het kader van de voorwaardelijke machtiging, is medicatietrouw en hij is bereid om daaraan te blijven meewerken. Ook houdt hij zich aan de andere voorwaarden die in het kader van de voorwaardelijke machtiging aan hem zijn opgelegd. De voorwaardelijke machtiging is op 4 november 2019 met een jaar verlengd. Daarbij zijn verschillende voorwaarden ten aanzien van de begeleiding, medicatie en gedrag vastgesteld.
7.3.
Oordeel
Naar het oordeel van de rechtbank kan worden volstaan met behandeling van de verdachte in het kader van de voorwaardelijke machtiging op grond van de wet BOPZ die op 4 november 2019 is verlengd voor de duur van een jaar. Een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 Sr. biedt naar het oordeel van de rechtbank, gegeven het huidige zorgkader en de gestelde voorwaarde ten aanzien van medicijngebruik, geen meerwaarde ter vermindering van het risico op gevaarlijk gedrag van verdachte ten opzichte van anderen.
Uit de door de verdediging overgelegde stukken die zien op de verlenging van de voorwaardelijke machtiging blijkt dat de verdachte wekelijks gesprekken heeft met zijn behandelaar en dat de geneesheer-directeur – als de verdachte de voorwaarden niet naleeft – na overleg met de behandelend psychiater de verdachte kan laten opnemen bij Antes, locatie Poortugaal. Ook als de verdachte gevaar zou veroorzaken in het kader van de wet BOPZ moet hij worden opgenomen. De voorwaardelijke rechterlijke machtiging wordt in beide gevallen omgezet in een voorlopige machtiging.
Dat de verdachte, anders dan eerst, inmiddels een hogere dosis medicatie accepteert, heeft de rechtbank meegewogen bij haar beslissing.

8.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en F. Koningsveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 2 augustus 2019 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- met een vleeshamer, althans een hard voorwerp tegen een vuilnisbak en/of lantarenpaal, althans een metalen voorwerp te slaan en/of
- die [naam slachtoffer] dreigend te zeggen dat hij, verdachte, die [naam slachtoffer] zou gaan slaan en dat hij hem dood zou maken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- vervolgens in de richting van die [naam slachtoffer] te rennen en/of
- zwaaiende bewegingen te maken met die vleeshamer in de richting van het gezicht van die [naam slachtoffer] .