In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 november 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en ontslag van alle rechtsvervolging, omdat de verdachte niet strafbaar zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, in de vorm van paranoïde schizofrenie, en dat deze stoornis aanwezig was ten tijde van het delict. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen gewogen, maar kwam tot de conclusie dat de verdachte niet strafbaar is. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en heeft geen maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis opgelegd, omdat behandeling in het kader van de voorwaardelijke machtiging voldoende waarborgen biedt voor de veiligheid van anderen. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de psychologische rapportages en de omstandigheden van de zaak.