ECLI:NL:RBROT:2019:9935

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
10-234908-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing, diefstal met geweld en gekwalificeerde diefstal door een verslaafde verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 november 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing, diefstal met geweld en meerdere gevallen van gekwalificeerde diefstal. De verdachte, die bekend is met de feiten, heeft in een periode van drie weken verschillende vermogensdelicten gepleegd, waaronder het onder bedreiging afhandig maken van goederen van slachtoffers en woninginbraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die verslaafd is aan harddrugs, zich in een kwetsbare positie bevindt en heeft de ISD-maatregel opgelegd om hem te helpen bij zijn verslavingsproblematiek en om de samenleving te beschermen tegen zijn criminele gedrag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar en heeft schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de delicten op de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-234908-19
Datum uitspraak: 28 november 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit andere hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. K. Wijnmalen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. de Kimpe heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Een uitzondering daarop vormt een deel van het onder 4 ten laste gelegde. De officier van justitie verwijt de verdachte dat hij in de periode van 1 tot en met 4 augustus 2019 meerdere malen heeft ingebroken in de woning van [naam slachtoffer 1] aan de [adres delict 1] in Dordrecht.
De verdachte heeft verklaard dat hij slechts één keer (alleen) de woning is ingeklommen en dat hij toen een fles drank en eten heeft gestolen. Hij heeft aan [naam medeverdachte] , de persoon met wie hij in die periode vaker inbraken pleegde, verteld dat hij binnen is geweest in die woning en tevens hoe hij die woning binnen was gekomen. Later heeft hij bij die [naam medeverdachte] goederen aangetroffen (onder andere sieraden) die afkomstig waren uit de woning van [naam slachtoffer 1] . Daardoor is er ruzie tussen hem en [naam medeverdachte] ontstaan. De verdachte heeft enkele van die sieraden van [naam slachtoffer 1] verstopt tussen de bekleding van een bankstel in zijn woning. Toen [naam slachtoffer 1] de verdachte bezocht in de gevangenis, heeft de verdachte [naam slachtoffer 1] verteld over die sieraden. De politie heeft die sieraden daar inderdaad getroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij zelf [naam slachtoffer 1] onder ogen wilde komen en daarom op deze manier heeft gehandeld.
De officier van justitie is van oordeel dat is bewezen dat de verdachte [naam medeverdachte] heeft getipt over de inbraak en dat hij heeft meegedeeld in de buit omdat die sieraden in zijn woning zijn aangetroffen. Door die bijdragen van de verdachte is volgens de officier bewezen dat hij medepleger is geweest van [naam medeverdachte] .
De rechtbank oordeelt anders. Gelet op de informatie in het dossier en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting kan alleen bewezen worden verklaard dat de verdachte, conform zijn bekennende verklaring, één keer is ingeklommen en toen een fles drank heeft gestolen (eten is niet ten laste gelegd). De enkele mededeling aan [naam medeverdachte] is niet voldoende om de verdachte als medepleger aan te merken van de inbraak door een ander. De verdachte zal daar partieel van worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 20 juli 2019 te Dordrecht met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee en een pinpas en een mobiele telefoon en oortjes en een geldbedrag (in totaal 160 euro), toebehorende aan die [naam slachtoffer 2] , welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte,
- met een fiets de doorgang voor die(fietsende) [naam slachtoffer 2] heeft versperd/geblokkeerd en (vervolgens)
- een heggeschaar, op (het gezicht van) die [naam slachtoffer 2] heeft gericht en gericht gehouden, en (vervolgens)
- tegen die [naam slachtoffer 2] heeft gezegd:"Geld, geld, ik wil alles hebben anders steek ik je dood, ik ben gek je weet niet tot wat ik in staat ben", althans woorden van gelijke dreigende aard/strekking en
- tegen die [naam slachtoffer 2] heeft gezegd dat ze naar en pinautomaat gingen en (vervolgens)
- zwaaiend met genoemde heggeschaar naast die [naam slachtoffer 2] is gaan fietsen en (daarbij)
- tegen die [naam slachtoffer 2] heeft gezegd:"Ik steek je dood hoor, ik wil geld zien", althans woorden van gelijke dreigende aard/strekking;
2.
hij op 20 juli 2019 te Dordrecht op de openbare weg tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas inhoudende sleutels en een portemonnee (inhoudende: een bankpas en een rijbewijs en een ID-kaart en een OV-kaart en een paspoort en een huisvuilpas), toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [naam slachtoffer 3] gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat zijn mededader onverhoeds die tas met kracht van de arm van die [naam slachtoffer 3] heeft gerukt;
3.
hij op 02 augustus 2019 om ongeveer 05:15 uur, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 2] heeft weggenomen een horloge en een armband en een laptop (merk HP) en een geldbedrag (ongeveer 1200 euro) en een fiets (merk Aldo) en meerdere jassen en meerdere portemonnees en meerdere sleutels en een zonnebril (merk Ray-Ban), toebehorende aan [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] , waarbij verdachte en zijn mededader zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak ;
4.
hij op een tijdstip omstreeks de periode van 01 augustus 2019 tot en met 04 augustus 2019 te Dordrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 1] heeft weggenomen een fles (sterke) drank en enig goed, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel inklimming;
5.
hij op 08 augustus 2019 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een
woning gelegen aan het [adres delict 3] heeft weggenomen meerdere laptops en meerdere adapters en meerdere mobiele telefoons en een iPad (3) en een PlayStation (4) en een rugtas (merk Eastpak) en een zonnebril en een houten doosje, toebehorende aan [naam slachtoffer 6] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
afpersing;
2.
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
3.
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
4.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
5.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich in een periode van drie weken schuldig gemaakt aan verschillende vermogensdelicten. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing, door een jonge man die ’s nachts na een feestje naar huis fietste, onder bedreiging van een heggenschaar te dwingen om zijn waardevolle spullen af te geven en geld te pinnen. Eerder diezelfde nacht heeft hij zich samen met een mededader schuldig gemaakt aan een tasjesroof. Zijn mededader griste de tas van de schouder van een jonge vrouw die na het uitgaan, en nadat zij ruzie had gekregen met haar vriend, alleen naar huis liep. De verdachte is later met haar pinpas contactloos gaan pinnen bij een casino. In de weken daarna heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan drie woninginbraken. Twee van die woninginbraken zijn in vereniging gepleegd.
Behalve aan de bewezen feiten heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan de feiten die “ad informandum” op de dagvaarding kort zijn vermeld. De verdachte heeft bekend dat hij (ook) deze feiten heeft gepleegd. De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat deze feiten niet afzonderlijk (verder) zullen worden vervolgd. Met deze strafbare feiten wordt bij de strafoplegging rekening gehouden.
Delicten als de onderhavige hebben een enorme impact op de slachtoffers zelf. Uit de vordering van mevrouw [naam slachtoffer 3] (feit 2) blijkt dat zij zich genoodzaakt voelt om te verhuizen omdat zij zich niet meer veilig voelt na het delict. Slachtoffer [naam slachtoffer 7] (ad informandum gevoegd feit 7) en zijn vrouw werden wakker omdat de verdachte tijdens het inbreken opeens in hun slaapkamer stond. Daarnaast versterken delicten als de onderhavige ook de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving in het algemeen. De verdachte was puur uit op financieel voordeel om vervolgens drugs te kunnen kopen. Uit zijn verklaring op de zitting blijkt dat hij ook zelf vindt dat hij alle grenzen heeft overschreden en zich schaamt voor hetgeen hij heeft gedaan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 oktober 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Antes, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 oktober 2019. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover hier van belang – het volgende in.
Van 2011 tot heden is er bijna aaneensluitend sprake geweest van reclasseringscontacten. De verdachte kreeg zesmaal een reclasseringstoezicht opgelegd, waarvan er vijf negatief zijn beëindigd. De verdachte hield zich niet aan (behandel)afspraken, toonde weinig motivatie en kwam opnieuw in aanraking met politie en justitie. Onder het huidige toezicht is de verdachte in de afgelopen maanden intensief begeleid. De verdachte was nu wel gemotiveerd om aan zijn problemen te werken, maar vooral door zijn problemen, de mate van onvermogen die hierbij speelt en zijn verleden (de negatieve naam die de verdachte in de regio heeft gekregen) is het zeer moeilijk om ambulant een passend traject van de grond te krijgen. De ISD-maatregel biedt de mogelijkheid om een passend en een op elkaar aansluitend traject te realiseren, eventueel in een andere regio. De verdachte heeft te kennen gegeven dat hij graag wil meewerken aan de maatregel. De reclassering adviseert daarom een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 oktober 2019 in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. Van twee vonnissen waren de straffen op het moment van de zitting van 14 november 2019 al ten uitvoer gelegd. Op de zitting van 14 november 2019 is ook de strafzaak met parketnummer 10-195004-19 behandeld. In die strafzaak is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van zijn voorarrest tot die dag. Zowel de verdediging als de officier van justitie hebben ter griffie van de rechtbank afstand gedaan van het recht om een rechtsmiddel in te stellen. Daarmee is voldaan aan de eis van een derde onherroepelijke veroordeling waarvan de straf ten uitvoer is gelegd.
Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd.
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusies van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen. De verdachte heeft op de zitting van 14 november 2019 ook duidelijk gemaakt dat hij gemotiveerd is voor de ISD-maatregel.
Gelet op de door hem steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. Daarbij is mede gelet op ernst van de begane feiten en de veelvuldigheid van de voorafgaande veroordelingen.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de maatregel er toe strekt de maatschappij te beveiligen en de recidive van verdachte te beëindigen. De maatregel heeft ook als doel een bijdrage te leveren aan de oplossing van zijn (verslavings)problematiek.
Nadat de rechtbank direct uitspraak had gedaan in de strafzaak met parketnummer 10-195004-19 op 14 november 2019, heeft zij de vordering gevangenneming van de officier van justitie in de onderhavige strafzaak toegewezen. Het bevel is apart op schrift gezet.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen ISD-maatregel passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

[naam benadeelde 1] heeft zich in het gevoegd als benadeelde partij ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 160,- aan materiële schade.
[naam benadeelde 2] heeft zich in het geding gevoegd als benadeelde partij ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 926,23 aan materiële schade en een vergoeding van € 500,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen, met uitzondering van de schadepost van mevrouw [naam benadeelde 2] die ziet op haar leren handtas. Die post dient gematigd te worden.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich aangesloten bij de conclusie van de officier van justitie, inclusief de opmerking over de handtas. De verdachte heeft zich bereid verklaard om de schade te vergoeden.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding is door de verdachte niet weersproken. Daarom zal de vordering worden toegewezen.
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht. De officier van justitie en de verdediging hebben geconcludeerd tot matiging van de vordering ten aanzien van de schadepost die ziet op de handtas van de benadeelde partij omdat die tas in 2017 is aangeschaft en de waarde daarvan inmiddels moet zijn gedaald. De rechtbank oordeelt dat de benadeelde partij in haar vordering heeft omschreven dat zij zeer zuinig op de tas was en het leer van de tas goed verzorgde waardoor er nauwelijks gebruikssporen zichtbaar waren. De benadeelde partij heeft € 350,- gevorderd en de post onderbouwd met een voorbeeld van een vergelijkbare tas die € 375,- kost. Naar het oordeel van de rechtbank is de kostenpost daarmee voldoende gematigd. Daarom zal de vordering worden toegewezen
Daarnaast is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] door het bewezen verklaarde strafbare feit ook rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op het gevorderde bedrag van € 500,- zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
Nu de verdachte het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor hoofdelijk (dat wil zeggen: beiden, voor het gehele bedrag) aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij [naam benadeelde 2] betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Beide benadeelde partijen hebben gevorderd de te vergoeden bedragen te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf 20 juli 2019.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding van € 160,- en benadeelde partij [naam benadeelde 2] een schadevergoeding van € 1.426,33 betalen, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikel is gelet op de artikelen 38m, 38n, 57, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van € 160,- (zegge: honderzestig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 juli 2019 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de eventuele kosten van tenuitvoerlegging;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen € 160,- (hoofdsom, zegge: honderdzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2019 tot aan de dag van voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 160,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 3 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, zo dat als de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van € 1.426,33 (zegge: duizend vierhonderdzesentwintig euro en drieëndertig cent), bestaande uit € 926,33 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 juli 2019 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de eventuele kosten van tenuitvoerlegging;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de hoofdelijke verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen € 1.426,33 (hoofdsom, zegge: duizend vierhonderdzesentwintig euro en drieëndertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2019 tot aan de dag van voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.426,33 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 24 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en F. Koningsveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 20 juli 2019 te Dordrecht met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee en/of een pinpas en/of een mobiele telefoon en/of oortjes en/of een geldbedrag (in totaal 160 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte,
- met een fiets de doorgang voor die (fietsende) [naam slachtoffer 2] heeft versperd/geblokkeerd en/of (vervolgens)
- een heggeschaar, op (het gezicht van) die [naam slachtoffer 2] heeft gericht en/of gericht gehouden, althans een heggeschaar aan die [naam slachtoffer 2] heeft getoond en/of voorgehouden en/of (vervolgens)
- tegen die [naam slachtoffer 2] heeft gezegd:"Geld, geld, ik wil alles hebben anders steek ik je dood, ik ben gek je weet niet tot wat ik in staat ben", althans woorden van gelijke dreigende aard/strekking en/of
- tegen die [naam slachtoffer 2] heeft gezegd dat ze naar en pinautomaat gingen en/of (vervolgens)
- zwaaiend met genoemde heggeschaar naast die [naam slachtoffer 2] is gaan fietsen en/of (daarbij)
- tegen die [naam slachtoffer 2] heeft gezegd:"Ik steek je dood hoor, ik wil geld zien", althans woorden van gelijke dreigende aard/strekking;
2.
hij op of omstreeks 20 juli 2019 te Dordrecht op of aan de openbare weg, te weten de Boogjes, in elk geval op of aan de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas inhoudende een of meerdere sleutel(s) en/of een portemonnee
(inhoudende: een bankpas en/of een rijbewijs en/of een ID-kaart en/of een OV-kaart en/of een paspoort en/of een huisvuilpas), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk gevel aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 3] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van vermeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader onverhoeds die tas met kracht van de arm van die [naam slachtoffer 3] heeft/hebben gerukt/getrokken;
3.
hij op of omstreeks 02 augustus 2019 om ongeveer 05:15 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een
woning/pand gelegen aan de [adres delict 2] heeft weggenomen een horloge en/of
een armband en/of een laptop (merk HP) en/of een geldbedrag (ongeveer 1200 euro) en/of een fiets (merk Aldo) en/of een of meerdere jas(sen) en/of een of meerdere portemonnee(s) en/of een of meerdere sleutel(s) en/of een zonnebril (merk Ray-Ban), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
4.
hij op een of meer tijstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2019 tot en met 04 augustus 2019 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning/pand gelegen aan de [adres delict 1] heeft weggenomen een fles (sterke) drank en/of een hoeveelheid (gouden) siera(a)d(en) (onder meer: een of meerdere ring(en) en/of ketting(en)) en/of een of meerdere horloge(s) en/of meerdere (zilveren) munten en/of een of meerdere
mobiele telefoon(s) en/of een tablet en/of een laptop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
hij op of omstreeks 08 augustus 2019 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een
woning/pand gelegen aan het [adres delict 3] heeft weggenomen een of meerdere laptop(s) en/of een of meerdere adapter(s) en/of een of meerdere mobiele telefoon(s) en/of een iPad (3) en/of een PlayStation (4) en/of een rugtas (merk Eastpak) en/of een zonnebril en/of een houten doosje, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Mededeling ad informandum gevoegde strafbare feiten
Ter terechtzitting zal onderstaand door u bekend strafbaar feit ter kennis van de rechter worden gebracht. De rechter kan aldus bij het bepalen van de straf ook met dat feit rekening houden. Doet de rechter dit dan kunt u dat feit als strafrechtelijk afgedaan beschouwen.
6.
poging diefstal dmv braak etc in vereniging in of omstreeks de periode van 21-22 juli 2019, te Zwijndrecht, [adres delict 4] (zaak 8 van het dossier [dossier-naam] );
7.
diefstal dmv braak etc op of omstreeks 21 juli 2019 te Zwijndrecht, [adres delict 5]
(zaak 3 van het dossier [dossier-naam] );
8.
poging diefstal dmv braak etc in of omstreeks de periode van 20-21 juli 2019, te Zwijndrecht, [adres delict 6] (zaak 6 van het dossier [dossier-naam] ).