Op 11 december 2019 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor een kortere duur dan verzocht, namelijk tot 27 maart 2020. Dit besluit is genomen naar aanleiding van het uitblijven van adequate hulp en begeleiding door de gecertificeerde instelling (GI) Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De ouders van [voornaam minderjarige] zijn betrokken bij de procedure, waarbij de moeder en vader bijgestaan worden door hun respectieve advocaten, mr. M.E. Hoogenraad en mr. G.A. Soebhag.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een verstoorde communicatie tussen de ouders bestaat, wat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] bedreigt. De GI heeft geen hulpverlening ingezet, ondanks dat de moeder en vader hebben aangegeven dat er behoefte is aan ondersteuning bij de omgang tussen [voornaam minderjarige] en haar vader. De kinderrechter heeft de ouders en de GI aangemoedigd om een omgangsmoment te plannen, wat resulteerde in een afspraak op 2 januari 2020.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling het wettelijke criterium van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek toegepast en geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de bedreiging in de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] weg te nemen. De kinderrechter heeft de beslissing mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking die op 12 december 2019 is vastgesteld. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.