ECLI:NL:RBROT:2019:9915

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 november 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
FT EA 19/1462
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling op basis van onvoldoende goede trouw en afloscapaciteit

In deze zaak heeft verzoekster op 15 oktober 2019 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 22 november 2019 zijn zowel verzoekster als vertegenwoordigers van de schuldhulpverlening gehoord. De rechtbank heeft op 29 november 2019 uitspraak gedaan. Verzoekster ontvangt een DUO-uitkering en heeft een schuldenlast van € 10.612,19. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schulden niet te goeder trouw zijn ontstaan, onder andere door overbesteding en het aangaan van nieuwe schulden tijdens de procedure. De rechtbank oordeelt dat verzoekster niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen. Het volgen van een opleiding werd als een belemmering gezien voor het genereren van afloscapaciteit, wat ook bijdroeg aan de afwijzing van het verzoek. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende feiten en omstandigheden zijn die toelating tot de schuldsaneringsregeling rechtvaardigen. De rechtbank wijst het verzoek af, maar merkt op dat een toekomstig verzoek mogelijk meer kans van slagen kan hebben indien verzoekster haar situatie stabiliseert en weer volledig beschikbaar is voor de arbeidsmarkt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 29 november 2019
[verzoekster],
[adres]
[woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 15 oktober 2019 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Ter zitting van 22 november 2019 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer [naam 1] en de heer [naam 2] , beiden werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna te noemen schuldhulpverlening),
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

Verzoekster ontvangt inkomsten uit een DUO-uitkering. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet € 10.612,19.

3.De beoordeling

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoekster ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest en dat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat het één noch het ander in het voorliggende geval aannemelijk is.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
Verzoekster heeft schulden gemaakt die duiden op overbesteding. Daaronder verstaat de rechtbank schulden waarvan het aangaan niet strikt noodzakelijk was en waarvan verzoekster op het moment van aangaan wist of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zij niet in staat zou zijn om deze te betalen. Het betreft hier schulden aan:
- Wehkamp, van € 570,55, ontstaan op 1 januari 2018;
- NS klantenservice afdeling schuldregeling, van € 100, ontstaan op 5 juni 2018;
- Pathé Unlimited, van € 126,40, ontstaan op 1 september 2018;
- Van Dijk Educatie, van € 439,26, ontstaan op 7 september 2018;
- HTM personenvervoer NV, van € 140,-, ontstaan op 20 september 2018;
- Bon Prix, van € 166,79, ontstaan op 5 oktober 2018;
- HTM personenvervoer NV, van € 95,52, ontstaan op 23 oktober 2018;
- Ziggo Services BV, van € 654,91, ontstaan op 21 november 2018;
- ANWB, van € 29,22, ontstaan op 22 november 2018.
Deze schulden zijn niet te goeder trouw ontstaan.
Verzoekster heeft daarnaast een schuld bij het CJIB van € 104,00, ontstaan op
6 november 2018. Deze schuld is naar haar aard niet te goeder trouw ontstaan.
Voormelde schulden zijn allemaal recent ontstaan en staan, mede gelet op de aard en de – gezamenlijke – omvang daarvan in relatie tot de totale schuldenlast, aan toelating in de weg.
Daar komt nog het volgende bij.
Ter zitting is gebleken dat verzoekster een 2-jarige opleiding volgt. Gedurende de tijd dat zij deze opleiding volgt, heeft zij geen afloscapaciteit. Het volgen van een opleiding verdraagt zich niet met het uitgangspunt dat verzoekster de verplichting heeft om zich gedurende drie jaar lang tot het uiterste in te spannen om zoveel mogelijk geld te verdienen voor haar schuldeisers. De enkele omstandigheid dat zij op dit moment geen startkwalificatie heeft is onvoldoende om aan te nemen dat zij gedurende de wettelijke schuldsaneringsregeling zonder opleiding geen afloscapaciteit zou kunnen genereren. Ook dit staat aan toelating in de weg.
Daarnaast is van belang dat verzoekster recent diverse schulden in haar vaste lasten heeft laten ontstaan. Het betreft hier schulden aan:
- Budget Energie, van € 582,33, ontstaan op 1 januari 2018;
- Gemeente Rotterdam serviceorganisatie, van € 99,15, ontstaan op 26 oktober 2018;
- Fa-Med, van € 45, ontstaan op 11 april 2019.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat gevreesd moet worden dat verzoekster de verplichting om geen nieuwe bovenmatige schulden te maken gedurende regeling niet naar behoren zal nakomen. Ook dit staat aan toelating in de weg.
Feiten en omstandigheden die – ondanks het ontbreken van de goede trouw – toelating rechtvaardigen zijn niet voldoende aannemelijk geworden. De rechtbank merkt op dat het een goede ontwikkeling is dat verzoekster sinds 5 april 2019 budgetbeheer heeft. Indien het leven van verzoekster zich (verder) stabiliseert en zij weer volledig beschikbaar is voor de arbeidsmarkt, zal een volgend verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling mogelijk meer kans van slagen hebben.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat dit niet betekent dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die eveneens tot afwijzing van het verzoek dienen te leiden.

4. De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 29 november 2019. [1]

Voetnoten

1.