ECLI:NL:RBROT:2019:9909

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
10/163340-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie in Rotterdam

Op 11 oktober 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte had op 31 maart 2019 in Rotterdam een pistool van het merk FN, model 1992, kaliber 7,65mm, en vijf kogelpatronen van hetzelfde kaliber in zijn auto. De officier van justitie eiste een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het ten laste gelegde feit en legde een taakstraf op van 240 uren, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van het bezit van een vuurwapen en de risico's die dit met zich meebrengt voor de veiligheid van anderen. De verdachte had geen strafblad voor vergelijkbare feiten, wat in zijn voordeel werd meegewogen. De rechtbank besloot echter dat de strafeis van de officier van justitie te laag was in verhouding tot de ernst van de feiten en legde daarom een zwaardere straf op. De verdachte werd vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/163340-19
Datum uitspraak: 11 oktober 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] ,
[woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.L. van Delft heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, en een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
  • opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 31 maart 2019 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de
Wet wapens en munitie, te weteneen vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, nl een pistool van het merk FN, model 1992, kaliber 7,65mm
en
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie
III van de Wet wapens en munitie, te weten 5, bij het vuurwapen
behorende, kogelpatronen van het kaliber 7,65mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft in de nachtelijke uren in het uitgaanscentrum van Rotterdam in een auto een pistool voorzien van een patroonhouder gevuld met vijf kogelpatronen, voorhanden gehad. Het onbevoegd bezit van wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. Vuurwapenbezit leidt meer dan eens tot vuurwapengebruik. Daarbij kunnen slachtoffers vallen, ook slachtoffers die nietsvermoedend met vuurwapengeweld worden geconfronteerd. Dit geldt nog meer wanneer iemand een vuurwapen bij zich heeft op de openbare weg. Bovendien kunnen mensen zich onveilig voelen op straat door de wetenschap dat anderen een vuurwapen onder handbereik kunnen hebben. Daartegen moet streng worden opgetreden.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De officier van justitie heeft in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat zijn voorlopige hechtenis is geschorst, aanleiding gezien om bij zijn strafeis af te wijken van de richtlijnen van het Openbaar Ministerie die gelden voor vuurwapenbezit. Naar het oordeel van de rechtbank is de eis van de officier van justitie echter te laag in vergelijking met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en doet de eis onvoldoende recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan. De rechtbank zal daarom een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
Wel ziet de rechtbank aanleiding om, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De verdachte heeft een normaal sociaal leven, woont samen, heeft een eigen huis en een vaste baan. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
200 (tweehonderd) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 oktober 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 31 maart 2018 tot en met 31 maart
2019 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de
Wet
wapens en munitie, te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm
van
een pistool, nl een pistool van het merk FN, model 1992, kaliber 7,65mm
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie
III van de Wet wapens en munitie, te weten 5, bij het vuurwapen
behorende, kogelpatronen van het kaliber 7,65mm,
voorhanden heeft gehad.