In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en Fortron B.V. over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet. [verzoeker], die sinds 23 april 2012 als glazenwasser bij Fortron in dienst was, werd op 17 september 2019 op staande voet ontslagen na beschuldigingen van mishandeling van een collega. Fortron stelde dat [verzoeker] op 16 september 2019 zijn leidinggevende, [naam collega 1], meerdere keren had geslagen, wat door getuigen werd bevestigd. [verzoeker] ontkende de beschuldigingen en verzocht om een verklaring voor recht dat het ontslag onregelmatig was, evenals om betaling van vakantietoeslag en een transitievergoeding.
De kantonrechter oordeelde dat Fortron voldoende bewijs had geleverd voor de beschuldigingen en dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was. De rechter stelde vast dat het gedrag van [verzoeker] als ernstig verwijtbaar werd aangemerkt, waardoor hij geen recht had op een transitievergoeding. Wel werd Fortron veroordeeld tot betaling van een restantbedrag aan vakantietoeslag en een wettelijke verhoging, maar de overige vorderingen van [verzoeker] werden afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg.