ECLI:NL:RBROT:2019:9754

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2019
Publicatiedatum
13 december 2019
Zaaknummer
10/710011-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor meerdere pogingen tot overval en andere misdrijven

Op 12 december 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2002, die werd beschuldigd van meerdere misdrijven, waaronder pogingen tot overval op een supermarkt en een woninginbraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 januari 2019 een overval heeft gepleegd op de supermarkt Coop in [plaats 1], waarbij hij de bedrijfsleider met een mes in de buik heeft gestoken. Daarnaast heeft hij geweld gebruikt tegen andere aanwezigen in de supermarkt. De verdachte is ook veroordeeld voor het medeplegen van een woninginbraak en mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere overvallen, omdat het bewijs daarvoor niet overtuigend was. De officier van justitie had een jeugddetentie van twee jaar geëist, maar de rechtbank legde een onvoorwaardelijke jeugddetentie van achttien maanden op, samen met een PIJ-maatregel (plaatsing in een inrichting voor jeugdigen). De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn normoverschrijdende gedragsstoornis en de invloed van zijn vriendengroep. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en vond het noodzakelijk om de verdachte in een gesloten kader te behandelen om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/710011-19
Datum uitspraak: 12 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Polen) op [geboortedatum verdachte] 2002,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.
Raadsvrouw mr. J.A. van Gemeren, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzittingen van 26 en 28 november 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 10 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 9 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 2 jaren, met aftrek
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel);
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, in de vorm van een contactverbod met medeverdachten [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 5] , waarbij in geval van overtreding van het contactverbod 1 week vervangende jeugddetentie geldt per overtreding, met een maximum van 6 maanden jeugddetentie, en een proeftijd van 2 jaren, en in de vorm van een locatieverbod voor de supermarkt Coop aan het [adres delict 1] in [plaats 1] ,
  • alsmede dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 5 ( [naam zaak 5] ) en feit 10 ( [naam zaak 10] )
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 5 en 10 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2 (TGO [naam zaak 2] ) en feit 4 ( [naam zaak 4] )
Het onder 2 en 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Vrijspraakoverwegingen feit 6 ( [naam zaak 6] )
De rechtbank stelt vast dat op 15 november 2018 door twee daders is geprobeerd de Albert Heijn aan de [adres delict 2] in [plaats 2] te overvallen met behulp van een vuurwapen (of een daarop gelijkend voorwerp). De vraag is of de verdachte één van de daders van deze poging tot overval is.
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte deze overval heeft geprobeerd te plegen, op basis van de aangiftes, de historische telefoongegevens van de verdachte (waaruit blijkt dat zijn telefoon op de bewuste dag in [plaats 2] heeft aangestraald) en de beschikbare videobeelden waarop de daders te zien zijn. Volgens de officier komt de lengte van één van de daders overeen met de lengte van de verdachte en zijn daarnaast in de woning van de verdachte soortgelijke handschoenen aangetroffen als die één van de daders - zo blijkt uit de videobeelden - ten tijde van de poging tot overval droeg. Daarbij komt dat de verdachte geen enkele verklaring heeft gegeven voor het feit dat zijn telefoon op de bewuste dag in [plaats 2] heeft aangestraald, aldus de officier van justitie.
4.3.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat de verdachte van dit feit dient worden vrijgesproken, nu er onvoldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig is om tot een veroordeling van de verdachte voor dit feit te komen. De raadsvrouw heeft er daarbij op gewezen dat de vader van de verdachte de videobeelden van de Albert Heijn heeft bekeken en daarop niet zijn zoon als één van de daders heeft herkend. Verder geldt dat de handschoenen die in de woning van de verdachte zijn gevonden vrij algemeen worden verkocht en dat veel mensen deze handschoenen dragen, zodat dit geen bewijs oplevert dat de verdachte het feit heeft gepleegd. Het zou heel goed kunnen dat de verdachte in [plaats 2] was om andere redenen dan het plegen van de poging tot overval, aldus de raadsvrouw.
4.3.3.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat de door de officier van justitie genoemde bewijsmiddelen weliswaar aanwijzingen opleveren dat de verdachte betrokken kan zijn geweest bij de onderhavige poging tot overval, maar dat op grond van de stukken van het dossier en het verhandelde op de terechtzitting niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte deze poging tot overval heeft gepleegd.
Daarbij heeft de rechtbank onder meer laten meewegen dat de vader van de verdachte de verdachte niet heeft herkend op de videobeelden van de Albert Heijn (en evenmin de kleding van de daders), terwijl hij ten aanzien van meerdere andere verdenkingen de verdachte wel meent te herkennen op de beschikbare videobeelden van die overvallen.
Daarbij is ook het volgende van belang.
Uit het dossier is gebleken dat in de periode voorafgaand en na de overval op de Albert Heijn meerdere overvallen in [plaats 1] (en omgeving) hebben plaatsvonden, die volgens de politie telkens door leden van de zogeheten Nieuwe Generatie Groep (“NGG”) zijn gepleegd. Omdat bijvoorbeeld sprake is van een bepaalde
modus operandiis dit zeer goed denkbaar, anderzijds is dit - ook tegen de achtergrond van het dossier - naar het oordeel van de rechtbank een aanname, die (ten onrechte) de mogelijkheid uitsluit dat een “niet lid” of een door de politie niet als zodanig geïdentificeerd lid van deze groep de overval op de Albert Heijn mede heeft gepleegd. Uit het dossier blijkt bovendien dat ook volgens de politie deze groep niet statisch van samenstelling is (geweest). Wat daar ook van zij, uiteindelijk kan door de rechtbank op dit moment niet meer en niet minder worden vastgesteld dan dat de daders van de overvallen bijna allemaal ongeveer hetzelfde uiterlijk, postuur (en lengte) hebben en telkens dezelfde soort kleding en (hand)schoenen droegen en dat in zoverre sprake was van wisselende samenstellingen, dat de overvallen werden gepleegd door ofwel één, twee of drie daders. Één en ander is - gelet op het voorgaande - in relatie tot de verdachte in specifiek de zaak [naam zaak 6] echter onvoldoende identificerend: het feit dat de telefoon van de verdachte op de bewuste dag een mast in [plaats 2] heeft aangestraald is in die omstandigheden onvoldoende redengevend om als bewijs te dienen dat de verdachte één van de overvallers is geweest.
Tenslotte is nog van belang dat dat diverse getuigen tegenover de politie de naam van ene [naam] hebben genoemd als mogelijke (mede)dader van de overval.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank het onder 6 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen acht. De verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
4.4.
Vrijspraakoverwegingen feit 8 ( [naam zaak 8] )
De rechtbank stelt vast dat op 25 september 2018 Boon’s Markt gevestigd aan de [adres delict 3] in [plaats 1] aannemelijk door één dader met behulp van een vuurwapen (of een daarop gelijkend voorwerp) is overvallen.
4.4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat in het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is waaruit blijkt dat de verdachte dit feit heeft begaan. Zo blijkt uit de telefoongegevens van de verdachte dat zijn telefoon rond het tijdstip van de overval een zendmast in de buurt van de plaats delict heeft aangestraald, heeft de vader van de verdachte bij het zien van de videobeelden van Boon’s Markt de verdachte als één van de daders herkend en blijkt uit een afgetapt telefoongesprek tussen de vader van de verdachte en een ander dat de verdachte tegenover zijn vader heeft bekend dat hij een overval heeft gepleegd in september (2018).
4.4.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft - kort samengevat - vrijspraak bepleit, nu de herkenning van de verdachte door zijn vader op de beschikbare videobeelden tot stand is gekomen onder invloed van stress en heftige emoties. De waarneming van de vader kan hierdoor volgens de raadsvrouw zijn gekleurd. Verder is het heel goed mogelijk dat de telefoon van de verdachte rond het tijdstip van de overval de plaats delict heeft aangestraald, omdat de verdachte in de buurt van de plaats delict woonachtig is. In het dossier komen bovendien ook andere namen naar voren van verdachten die het feit gepleegd zouden kunnen hebben, aldus de raadsvrouw.
4.4.3.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat de door de officier van justitie genoemde bewijsmiddelen weliswaar aanwijzingen opleveren dat de verdachte de dader is van de overval, maar dat op grond van de stukken van het dossier en het verhandelde op de terechtzitting niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte deze poging tot overval heeft gepleegd.
Daarbij overweegt de rechtbank dat de herkenning van de verdachte op de beschikbare videobeelden van Boon’s Markt door de vader van de verdachte slechts beperkt blijft tot het herkennen van de kleding. Niet blijkt bijvoorbeeld dat hij zijn zoon herkent aan meer identificerende kenmerken zoals lichaamshouding, postuur of manier van bewegen (anders dan in bijvoorbeeld in de zaak [naam zaak 2] ).
Dat de verdachte tegenover zijn vader zou hebben bekend een overval te hebben gepleegd in september 2018, is onvoldoende redengevend om als bewijs te dienen dat de verdachte deze specifieke overval op Boon’s markt heeft gepleegd, te meer daar uit de vertaling van het bewuste tapgesprek lijkt te volgen dat het begrip “inbraak” voor zowel een woninginbraak als een overval wordt gebruikt. Hetzelfde geldt ook hier voor het enkele aanstralen van de telefoon van de verdachte van een zendmast in de buurt van de overvallen supermarkt rond het tijdstip van de overval.
Tenslotte geldt dat de rechtbank in haar overwegingen verder nog heeft betrokken hetgeen hierboven onder 4.3.3. is overwogen ten aanzien van de aanname dat de overval moet zijn gepleegd door een lid van de NGG. Een aanname die zoals hiervoor is overwogen naar het oordeel van de rechtbank (ten onrechte) de mogelijkheid uitsluit dat een “niet lid” of een door de politie niet als zodanig geïdentificeerd lid van deze groep de overval op de Boon’s Markt (mede) heeft gepleegd.
De rechtbank komt al met al tot het oordeel dat niet buiten gerede twijfel is dat het de verdachte is geweest die deze overval heeft gepleegd.
Het voorgaande betekent dat het onder 8 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4.5.
Vrijspraakoverwegingen feit 9 ( [naam zaak 9] )
De rechtbank stelt vast dat op 12 december 2019 de Gamma aan de [adres delict 4] in [plaats 1] is overvallen door twee daders met behulp van een vuurwapen (of een daarop gelijkend voorwerp). De vraag is of de verdachte één van de daders van deze overval is.
4.5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat in het dossier voldoende bewijs aanwezig is waaruit blijkt dat de verdachte dit feit heeft gepleegd.
Zo bevindt zich in het dossier een tapgesprek waarin de vader van de verdachte zegt dat zijn zoon ook over de overval op de Gamma heeft gesproken. Uit de aangiftes en de zich in het dossier bevindende getuigenverklaringen blijkt dat de overval is gepleegd door twee daders, waarvan er een langer was dan de andere. De lengte van de langste dader past bij de lengte van de verdachte, aldus de officier van justitie.
4.5.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft - kort samengevat - vrijspraak bepleit, nu de vader van de verdachte hem niet heeft herkend op de beschikbare videobeelden van de Gamma en het door de officier van justitie genoemde tapgesprek geen bewijs oplevert voor het plegen van de overval door de verdachte. In het dossier komen bovendien ook andere namen naar voren van medeverdachten die het feit gepleegd zouden kunnen hebben, aldus de raadsvrouw.
4.5.3.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat op grond van de stukken van het dossier en het verhandelde op de terechtzitting niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte samen met een mededader deze overval heeft gepleegd.
Daarbij overweegt de rechtbank dat de verdachte op de beschikbare videobeelden van de Gamma niet is herkend door zijn vader (anders dan bijvoorbeeld in de zaak [naam zaak 2] ). Ten aanzien van het tapgesprek waarin wordt gesproken over “er was ook gamma”, geldt dat dit geen bewijs kan opleveren voor het plegen van deze specifieke overval door de verdachte.
Tenslotte geldt dat de rechtbank bij haar overwegingen heeft betrokken hetgeen hierboven onder 4.3.3. is overwogen ten aanzien van de aanname dat de overval gepleegd is door leden van de NGG. Een aanname die - nogmaals - naar het oordeel van de rechtbank (ten onrechte) de mogelijkheid uitsluit dat een “niet lid” of een door de politie niet als zodanig geïdentificeerd lid van deze groep de overval op de Gamma (mede) heeft gepleegd. Een lengteverschil tussen de twee daders zoals op de beelden is te zien, is daarmee (te) weinig identificerend voor de verdachte in deze zaak.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat het onder 9 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte zal daarom ook van dit feit worden vrijgesproken.
4.6.
Bewijsoverwegingen feit 1 (TGO [naam zaak 2] )
Niet ter discussie staat dat de verdachte op 19 januari 2019 de supermarkt Coop aan het [adres delict 1] in [plaats 1] heeft geprobeerd te overvallen en dat hij daarbij onder andere [naam slachtoffer 1] (hierna: de aangever) met een (groot) mes in zijn buik/zij heeft gestoken. Ook staat niet ter discussie dat de verdachte daaraan voorafgaand het personeel en andere mensen die in de supermarkt waren, heeft bedreigd met dat mes en dat hij iemand twee keer in zijn buik heeft getrapt.
De vraag is hoe dit handelen van de verdachte dient te worden gekwalificeerd.
4.6.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat de verdachte door met het mes de aangever in zijn zij/buik te steken zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag en dat daarbij sprake was van (al dan niet voorwaardelijke) opzet bij de verdachte op de dood van de aangever. Deze poging doodslag is volgens de officier van justitie voorafgegaan door een poging van de verdachte de betreffende supermarkt door middel van geweld of bedreiging met geweld te overvallen en/of het daarin aanwezige personeel te dwingen tot de afgifte van geld.
4.6.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat de verdachte geen enkele opzet op de dood van de aangever heeft gehad, maar dat hij het mes slechts bij zich had om indruk te maken. Hij heeft zonder enige opzet in blinde paniek gestoken toen tijdens zijn vlucht de deuren van de supermarkt niet snel genoeg open gingen. Volgens de raadsvrouw zou de verdachte daarom van dit feit moeten worden vrijgesproken.
4.6.3.
Beoordeling
De rechtbank volgt de officier van justitie in zijn standpunt dat het handelen van de verdachte een poging tot gekwalificeerde doodslag oplevert. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van voorwaardelijk opzet bij de verdachte op de dood van de aangever. Uit met name de camerabeelden blijkt dat de verdachte - terwijl de aangever zeer dichtbij hem stond - een groot mes met een beweging naar achteren en vervolgens naar voren brengt, om vervolgens de aangever tot aan het heft van dat mes in de zij/buik te steken. Dit handelen van de verdachte kan ook naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer op de dood van aangever gericht dat het niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de aangever door zijn handelen het leven zou laten. Het is immers algemeen bekend - ook voor een jongen van verdachtes leeftijd - dat zich in de buik vitale organen bevinden; als die organen doorboord worden met een dergelijk groot mes is de kans groot dat het tot de dood van het slachtoffer leidt. Uit de verklaring van Forensisch artsen Rotterdam Rijnmond (hierna: de FARR-verklaring) blijkt ook dat het door de aangever opgelopen letsel potentieel dodelijk is.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen acht.
4.7.
Bewijsoverwegingen feit 3 ( [naam zaak 3] )
De rechtbank stelt vast dat op 9 oktober 2018 in [plaats 1] is ingebroken bij een woning aan de [adres delict 5] en dat bij die woninginbraak kostbare sieraden zijn weggenomen van [naam slachtoffer 2] (hierna: de aangeefster).
Aan de orde is de vraag of de verdachte samen met anderen deze woninginbraak heeft gepleegd.
4.7.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de woninginbraak met anderen heeft gepleegd, nu tussen de verdachte en zijn mededaders sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking die was gericht op het plegen van de woninginbraak. Volgens de officier van justitie blijkt uit de verklaring van de getuige [naam getuige 1] blijkt dat sprake was van een gezamenlijk plan tussen de verdachte en zijn mededaders (zijnde [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 2] ) dat er op was gericht in te breken in genoemde woning en dat de verdachte ook betrokken was bij de gezamenlijke uitvoering van dat plan. De officier van justitie heeft daarbij opgemerkt dat de verklaring van de getuige [naam getuige 1] steun vindt in andere bewijsmiddelen. Zo bevinden zich in het dossier stukken waaruit blijkt dat in de woning van [naam medeverdachte 4] enkele van de bij de aangeefster weggenomen sieraden zijn aangetroffen en is na onderzoek van de telefoon van de verdachte gebleken dat daarop foto’s aanwezig waren van de bij de aangeefster weggenomen gouden ketting met ashanger.
4.7.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat voor dit feit vrijspraak dient te volgen, omdat ten aanzien van dit feit niet is voldaan aan het wettelijk bewijsminimum, nu slechts sprake is van één getuige die de verdachte als één van de daders van de woninginbraak noemt.
4.7.3.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat uit de verklaring van de getuige [naam getuige 1] bij de politie blijkt dat hij op 9 oktober 2018 in [plaats 1] was met [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] , [naam verdachte] (de verdachte) en [naam medeverdachte 4] ’. Volgens de getuige [naam getuige 1] had [naam verdachte] een tas met gereedschap bij zich en gingen de jongens bij een speeltuintje aan de [adres delict 5] staan. Hij hoorde toen dat ze bij een woning op de hoek wilden inbreken. Hij zag toen dat [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 4] en de verdachte de achtertuin met gereedschap ingingen en hij hoorde daarop een hoop herrie en breekgeluiden. Vervolgens zag hij dat [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 4] in de woning waren. Over [naam medeverdachte 1] heeft hij onder meer verklaard dat hij op de uitkijk stond bij het hek van de speeltuin.
De rechtbank overweegt dat de getuige [naam getuige 1] genoemde verklaring in grote lijnen bij de rechter-commissaris heeft herhaald en dat de verklaring steun vindt in de overige bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden.
Zo bevindt zich in het dossier een aangifte waaruit blijkt dat er op 9 oktober 2018 bij een woning aan de [adres delict 5] is ingebroken. Tevens bevat het dossier een proces-verbaal van bevindingen van de politie, waaruit blijkt dat de achterdeur van de bewuste woning is opengebroken door middel van het wrikken met een schroevendraaier in de sluitnaad waarbij de cilinder van het slot is afgebroken.
Daarnaast is uit het dossier gebleken dat bij [naam medeverdachte 4] , die volgens de getuige [naam getuige 1] in de woning is geweest, sieraden zijn aangetroffen van de aangeefster.
Verder zijn op de telefoon van de verdachte foto’s aangetroffen van de uit de woning weggenomen gouden ketting met ashanger. Over de gouden ketting met ashanger van de aangeefster heeft de getuige [naam getuige 2] verklaard dat hij deze ketting van de verdachte heeft gekregen, dat hij deze samen met hem heeft ingeleverd en dat zij er 100 of 200 euro voor hadden gekregen.
De rechtbank merkt op dat de verdachte niet heeft willen verklaren wat hij op de bewuste avond heeft gedaan (en met wie) en dat hij zich zowel bij de politie als op de terechtzitting op zijn zwijgrecht heeft beroepen.
Voor wat betreft de betrokkenheid van de verdachte en zijn rol bij de woninginbraak heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de getuige [naam getuige 1] . Nu uit het voorgaande bovendien blijkt dat de verklaring op diverse punten wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte betrokken was bij de woninginbraak en dat hij kan worden aangemerkt als medepleger van dit feit.
Het voorgaande betekent dat het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
4.8.
Bewijsoverwegingen feit 7 ( [naam zaak 7] )
De rechtbank stelt vast dat op 7 november 2018 drie daders hebben geprobeerd de supermarkt Coop aan het [adres delict 1] in [plaats 1] te overvallen. Dit betreft dezelfde supermarkt als hiervoor genoemd bij feit 1 en 2. Bij deze overval heeft één van de daders een mes getoond aan en heeft een andere dader een vuurwapen (of een daarop gelijkend voorwerp) gericht op [naam slachtoffer 3] .
De vraag is of de verdachte kan worden aangemerkt als één van de daders.
4.8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat in het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is waaruit blijkt dat de verdachte dit feit heeft gepleegd. Zo bevindt zich in het dossier een aangifte, waarin wordt gesproken over twee daders, blijkt uit de telefoongegevens van de verdachte dat zijn telefoon rond het tijdstip van de overval een zendmast in de buurt van de plaats delict heeft aangestraald, heeft de vader van de verdachte bij het zien van de videobeelden van de Coop de verdachte als één van de daders herkend en blijkt uit een afgetapt telefoongesprek tussen de vader van de verdachte en een ander dat de verdachte tegenover zijn vader heeft bekend dat hij een overval heeft gepleegd in november.
4.8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken, nu zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt voor betrokkenheid van de verdachte bij dit feit. In het dossier is wel bewijs aanwezig voor betrokkenheid van enkele medeverdachten van de verdachte. De herkenning van de verdachte op de beschikbare videobeelden door zijn vader is in strijd met TCI-informatie die zich in het dossier bevindt. De telefoon van de verdachte straalt logischerwijs in de buurt van de plaats delict aan, omdat de verdachte daar vlakbij woonachtig is, aldus de raadsvrouw.
4.8.3.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de door de officier van justitie genoemde bewijsmiddelen voldoende is komen vast te staan dat de verdachte dit feit heeft gepleegd.
Daarbij overweegt de rechtbank dat zij de herkenning van de verdachte door zijn vader op de videobeelden van de Coop betrouwbaar acht, nu de vader heeft verklaard dat hij zijn zoon heeft herkend aan zijn schoenen, zijn postuur en zijn manier van lopen. Één en ander wordt ook door de vader gezegd in het afgetapte telefoongesprek.
Verder laat de rechtbank meewegen dat de verdachte geen enkele verklaring heeft gegeven voor het aanstralen van zijn telefoon in de buurt van de plaats delict, rond het tijdstip van de poging tot overval, terwijl dit gegeven in samenhang met de herkenning van de verdachte op de beelden door zijn vader om uitleg vraagt.
Het voorgaande betekent dat het onder 7 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
4.9.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 7 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 19 januari 2019 te [plaats 1]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
die [naam slachtoffer 1] met een mes in de zij/buik heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en welke vorenomschreven poging doodslag werd voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een poging diefstal met geweld
en/of een poging afpersing, en welke poging doodslag werd gepleegd met het
oogmerk om bij betrapping op heterdaadstraffeloosheid te verzekeren;
2.
hij op 19 januari 2019 te [plaats 1]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 4] en
[naam slachtoffer 5] te dwingen tot afgifte van enig geldbedrag dat aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan supermarkt COOP (gevestigd op/aan [adres delict 1] ),
en
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening enig geldbedrag dat aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan supermarkt COOP (gevestigd
op/aan [adres delict 1] ), weg te nemen en deze poging diefstal te doen
voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5]
en [naam slachtoffer 6] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor
te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- een mes aan die [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5] en [naam slachtoffer 6] en [naam slachtoffer 1] en een of
meerdere onbekend gebleven personen heeft getoond en/of in de richting van die
[naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5] en [naam slachtoffer 6] en [naam slachtoffer 1] en een of meerdere onbekend
gebleven personen gehouden,
- meermalen met dat mes stekende
bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5] en
[naam slachtoffer 6] en [naam slachtoffer 1] en een of meerdere onbekend gebleven personen,
- die [naam slachtoffer 6] meermalen in de buik heeft getrapt,
- die [naam slachtoffer 4] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Opschieten, doe de lade
open", - tegen/aan die [naam slachtoffer 1] heeft geduwd en/of getrokken
en
- die [naam slachtoffer 1] met een mes in de zij/buik heeft
gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 9 oktober 2018 te [plaats 1] ,
tezamen en in vereniging met anderen,
- zeven gouden ringen,
- tweegouden armbanden en,
- een gouden ketting met ashanger,
die toebehoorden aan [naam slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
4.
hij op 7 januari 2019 te [plaats 1] ,
[naam slachtoffer 7] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 7] in/op het gezicht en/of het hoofd te slaan;
7.
hij op 7 november 2018 te [plaats 1]
tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
enig goed, dat aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde, te weten aan supermarkt COOP (gevestigd op/aan [adres delict 1] ), weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen
volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 3] ,
te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of
andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren,
- een mes aan die [naam slachtoffer 3] heeft getoond en in de richting (van de
borst) van die [naam slachtoffer 3] heeft gehouden en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [naam slachtoffer 3]
heeft getoond en in de richting van die [naam slachtoffer 3] heeft
gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover sprake is van kennelijke verschrijvingen in de bewezen verklaarde tenlastelegging zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
poging tot doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid te verzekeren;
Feit 2:
eendaadse samenloop van poging tot afpersing en poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken of bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
Feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 4:
eenvoudige mishandeling;
Feit 7:
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken of bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft op zestienjarige leeftijd een overval gepleegd op een supermarkt, waarbij hij - toen hij de winkel uit wilde vluchten - de bedrijfsleider van de supermarkt met een mes diep in zijn zij/buik heeft gestoken. Daaraan voorafgaand heeft hij medewerkers van die supermarkt en mensen die in de winkel aanwezig waren op niet mis te verstane wijze bedreigd met een mes, omdat hij geld uit de kassa wilde hebben. Ook heeft hij daarbij fysiek geweld gebruikt tegen één van de in de winkel aanwezige mensen.
Uit de op de terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring van deze bedrijfsleider blijkt onder meer dat hij als gevolg van de steekwond enorm veel bloed heeft verloren, dat hij in coma is geraakt en dat zijn toestand zeer kritiek is geweest. Na de eerste operatie is hij nog twee keer geopereerd vanwege ernstige complicaties. Hij heeft langdurig in het ziekenhuis verbleven. Het slachtoffer heeft het geheel ternauwernood overleefd en is tot nu toe niet meer de oude geworden. De steekpartij heeft niet alleen fysieke sporen bij hem achtergelaten, maar logischerwijs ook psychische. Het gebeurde heeft een grote impact gehad op zijn leven, zijn loopbaan, zijn gezin met jonge kinderen en zijn verdere familie.
Het is algemeen bekend dat de slachtoffers van een gewelddadige overval nog gedurende lange tijd psychisch last daarvan kunnen hebben, doordat zij zich angstig voelen en bijvoorbeeld herbelevingen hebben van wat hun is overkomen.
Gebleken is dat de verdachte de betreffende supermarkt nota bene eerder heeft geprobeerd te overvallen, waarbij door hem eveneens een mes is gebruikt om het supermarktpersoneel te bedreigen. Bij die overval was ook een andere dader betrokken die een vuurwapen (of een daarop gelijkend voorwerp) op het personeel heeft gericht.
De verdachte heeft bij het plegen van deze overvallen kennelijk niet gedacht aan de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers (en omstanders) en enkel en alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
Naast genoemd feit heeft de verdachte samen met anderen een woninginbraak gepleegd, waarbij diverse sieraden uit een woning zijn weggenomen.
Door dit feit te plegen heeft de verdachte materiële schade aan (de woning van) het slachtoffer toegebracht. Ook zijn er goederen gestolen, waaraan het slachtoffer op gevoelsgronden sterk was gehecht en waarvan de affectieve waarde niet in geld kan worden uitgedrukt. De verdachte en zijn mededaders hebben zich niets gelegen laten liggen aan deze omstandigheden, maar enkel gedacht aan hun eigen financiële gewin. Daarnaast geldt dat door de woninginbraak een ernstige inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer (en omwonenden). De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig en geborgen zou moeten kunnen voelen.
Verder heeft de verdachte een vijftienjarige jongen mishandeld. Uit het dossier volgt dat deze mishandeling te maken had met een door het slachtoffer tegenover de politie afgelegde verklaring.
De rechtbank rekent dit alles de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 oktober 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De psychiater
De verdachte heeft meegewerkt aan een onderzoek door kinder- en jeugdpsychiater
D. Matser. Van dit onderzoek is een rapport opgemaakt gedateerd 4 juni 2019.
Uit het rapport blijkt - voor zover van belang voor de straftoemeting - het volgende.
De verdachte is een - inmiddels zeventienjarige - jongen van Poolse afkomst, bij wie sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheids-ontwikkeling. Zowel vanuit thuis als op school is sprake van disfunctioneren en weinig communiceren.
Gezien de diagnostiek lijken de volgende factoren volgens de psychiater van belang te zijn geweest bij het tot stand komen van de ten laste gelegde feiten, indien deze bewezen worden verklaard. Ten aanzien van de gewapende overval is duidelijk dat de verdachte dit vooraf heeft gepland, waarbij hij in de aanloop een mes heeft geregeld, wist in welke week hij de overval wilde uitvoeren en op de dag van de overval al twee keer was gaan kijken. Het betreft daarom geen impulsief delict, maar een gepland delict en als reden heeft de verdachte opgegeven dat hij zich zorgen maakte om de financiële situatie van het gezin en hemzelf. Het gaat dus om opportunistische redenen waarbij een rol lijkt te hebben gespeeld dat de normen en wetten, vanuit zijn normoverschrijdende gedragsstoornis, minder zwaar lijken te wegen voor hem dan voor anderen. Daarbij komt dat de verdachte dan al enige tijd verkeert in een groep jongeren die de normen anders lijken te interpreteren dan de maatschappij dat als geheel doet.
Ten aanzien van de overige tenlasteleggingen, waarvan wordt aangegeven dat deze in
vereniging werden gepleegd, heeft de verdachte niet willen verklaren. Achterliggende gedachten, drijfveren, remming en angsten konden daarom niet worden besproken.
De psychiater verwacht dat de verdachte onder invloed van de stoornis is gekomen tot het plegen van de ten laste gelegde feiten, indien bewezen. Gelet hierop adviseert de psychiater hem die ten laste gelegde feiten verminderd toe te rekenen.
Nu de verdachte (in tegenstelling tot zijn medeverdachten) heeft laten zien in staat te zijn tot contactgroei met de psychiater valt te verwachten dat de verdachte open staat voor interventies en gedragsverandering. Wanneer gekeken wordt naar de zorgbehoefte en de mogelijkheden tot beïnvloeding van de risicofactoren van de verdachte lijkt het vooral van belang te zijn dat de omgang met de groep antisociale jongeren wordt verbroken, dat het gezag van de ouders wordt hersteld en dat het toezicht thuis intensiever wordt en wordt gegarandeerd. Hoewel de verdachte nog niet eerder te maken heeft gehad met interventies binnen het jeugdstrafrecht, is de psychiater gelet op de ernst en de frequentie van de ten laste gelegde feiten en het korte tijdsbestek waarin deze zijn gepleegd (indien bewezen) van mening dat het risico op recidive en nieuwe slachtoffers hoog is, waardoor een ambulante start van een behandeltraject als te risicovol wordt gezien.
Vooral vanwege de ernst van de ten laste gelegde feiten, het hoge recidiverisico en de invloed van de groep antisociale jongeren als geheel adviseert de psychiater de nodige interventies op te leggen binnen het strengste strafrechtelijke kader in de vorm van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
De psycholoog
De verdachte heeft meegewerkt aan een onderzoek door GZ- en kinder- en jeugdpsycholoog drs. M.H. Keppel. Van dit onderzoek is een rapport opgemaakt gedateerd 7 juni 2019.
Uit het rapport blijkt - voor zover van belang voor de straftoemeting - het volgende.
Er is bij de verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de
vorm van een normoverschrijdende gedragsstoornis, beginnend in de adolescentie, ernstig
van aard, en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, waarbij de kans
bestaat dat de huidige (gedrags)problematiek zich, zonder adequate interventie, kan
dóórontwikkelen tot een (antisociale) persoonlijkheidsstoornis.
De verdachte kan volgens de psycholoog in staat worden geacht om het ongeoorloofde van de twee ten laste gelegde feiten die hij bekent (zeker achteraf) te beseffen. Op basis van de normoverschrijdende gedragsstoornis is de psycholoog van mening dat de verdachte, mocht zijn betrokkenheid bewezen worden geacht bij deze twee ten laste gelegde feiten, in verminderde mate in staat is geweest om andere gedragskeuzen te maken en daarnaar te handelen.
Door het veelvuldig zwijgen van de verdachte over de andere ten laste gelegde feiten, maar ook over (deelname aan) de antisociale vriendengroep, heeft de psycholoog geen zicht verkregen op de onderlinge verhoudingen, de dynamiek en het aandeel van verdachte dan wel zijn rol binnen de groep. Duidelijk is wel geworden dat er een soort van groepscode is, waarbij iedereen zijn mond houdt over elkaar.
Mocht bewezen worden geacht dat de verdachte schuldig is aan (een deel van) de ten laste gelegde feiten, dan vermoedt de psycholoog dat de verdachte zowel onder invloed van de groep antisociale jongeren als van de normoverschrijdende gedragsstoornis is gekomen tot het plegen van de ten laste gelegde feiten.
Gelet hierop adviseert de psycholoog de verdachte de hem ten laste gelegde feiten, indien bewezen, in een verminderde mate toe te rekenen.
De psycholoog schat het risico op recidive in als matig tot hoog.
De normoverschrijdende gedragsstoornis is volgens de psycholoog behandelbaar en de behandeling zou kunnen bestaan uit (onder meer) psycho-educatie, cognitieve gedragstherapie, agressieregulatietraining en (her)opvoeding.
Gezien de hoeveelheid feiten in korte tijd en de ernst ervan, in combinatie met de omgang met delinquente jongeren acht de psycholoog een ambulante (start van de) behandeling echter te risicovol. Dat de verdachte een blanco strafblad heeft en onbekend is in de hulpverlening, weegt niet zwaarder dan de manier waarop hij zich in korte tijd heeft gemanoeuvreerd in de criminaliteit. Zo heeft de verdachte zich relatief kort nadat hij in Nederland is komen wonen aangesloten bij een groep jongeren die bekend is bij politie en justitie en heeft hij zich snel laten leiden door deze vriendengroep (wil veel met hen optrekken, vertoont grensoverschrijdend/strafbaar gedrag, zwijgt over de groep) en lijkt zich te vinden in de (criminele) groepsactiviteiten. Volgens de psycholoog is het van groot belang dat de omgang met deze delinquente vriendengroep wordt verbroken, dat de verdachte zijn problemen onderkent en dat het toezicht door zijn ouders wordt versterkt.
De psycholoog adviseert dan ook aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Deze maatregel biedt op de lange termijn meer mogelijkheden voor een gunstige ontwikkeling van en perspectief voor de verdachte en vermindering van de kans op recidive, dan behandeling in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Dit omdat de verdachte onvoldoende in staat wordt geacht zich te kunnen houden aan de voorwaarden en de verwachting is dat hij zich niet kan onttrekken aan de criminele vriendengroep. Daarbij geldt dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel van te korte duur is om verandering bij de verdachte te bewerkstelligen, aldus de psycholoog.
Aanvullende vragen en gegeven toelichting op de terechtzitting
De rechtbank heeft kennis genomen van de schriftelijke beantwoording door de psychiater op 1 november 2019 en de psycholoog op 30 oktober 2019 van aanvullende vragen van de verdediging naar aanleiding van de rapporten en van de door hen op de terechtzitting gegeven toelichting op die rapporten.
De Raad voor de Kinderbescherming
De rechtbank heeft acht geslagen op een rapport van de Raad voor de kinderbescherming (hierna: de Raad), gedateerd 8 november 2019. Dit rapport houdt - voor zover van belang voor de straftoemeting - het volgende in.
De Raad acht het opvallend te noemen, kijkend naar de voorgeschiedenis van de verdachte dat er (zo lijkt het) geen duidelijke aanwijzingen te vinden zijn, waardoor de scheefgroei in de ontwikkeling van de verdachte verklaard kan worden (ogenschijnlijk stabiele thuissituatie, mijlpalen in zijn ontwikkeling voorspoedig behaald), anders dan dat hij van Polen naar Nederland is verhuisd en zich relatief kort na aankomst in de puberteit heeft aangesloten bij een antisociaal netwerk en in korte tijd een weg heeft gevonden in de criminaliteit en zich is gaan identificeren met antisociale jongeren. De verdachte werd, ondanks dat duidelijke aanwijzingen lange tijd ontbraken, ongrijpbaar voor zowel zijn ouders als school. Het ogenschijnlijke gemak waarmee de verdachte de feiten heeft gepleegd (indien bewezen), de mate waarin hij zich lijkt te identificeren met de criminele groep jongeren, in combinatie met dit korte tijdsbestek baren de Raad ernstige zorgen.
De Raad komt tot de conclusie dat aan alle voorwaarden voor oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is voldaan, ondanks het feit dat er enige ontwikkelingsmogelijkheden bij de verdachte worden gezien, er nog geen eerdere interventies zijn ingezet en de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel een uiterst middel is.
Hierbij laat de Raad meewegen dat er bij de verdachte geen probleembesef gezien wordt, er sprake is van verharding waarbij hij gedurende het onderzoek vrijwel geen blijk heeft gegeven van enige empathie dan wel andere pro-sociale emoties, er geen enkel inzicht is verkregen in de dynamiek binnen de groep antisociale jongeren en de wens om echt afstand te doen van zijn huidige levensstijl bij de verdachte lijkt te ontbreken.
De Raad ziet geen mogelijkheden om de noodzakelijk geachte behandeling aan te bieden in een ambulant kader dan wel via een voorwaardelijke PIJ-maatregel, nu zij verwacht dat de verdachte geen of moeilijk afstand kan doen van de antisociale vriendengroep en verdachtes ouders niet voldoende in staat zijn herhaling te voorkomen.
Uit de door de zittingsvertegenwoordiger van de Raad op de terechtzitting gedane mededelingen blijkt dat de Raad het gegeven advies tot oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel handhaaft.
De Jeugdreclassering
Tot slot heeft de rechtbank kennis genomen van het gezinsplan van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de Jeugdreclassering) van 14 november 2019, waarin onder meer is vermeld dat men, na uitvoerig intern overleg, tot de conclusie is gekomen dat de adviezen van de psycholoog en de psychiater gevolgd dienen te worden. Bij dit standpunt zijn de twee ter zitting aanwezige zittingsvertegenwoordigers van de Jeugdreclassering gebleven.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
De gedragsdeskundigen hebben allebei geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank volgt dit en ziet, hoewel de feiten op zich genomen zonder meer ernstig zijn en uit het handelen van de verdachte (deels) een mate van berekening en verharding lijkt te volgen, geen aanleiding de verdachte als volwassene te berechten (de verdachte was op het moment van het bewezenverklaarde onder 1 en 2 overigens zestien jaar en nog geen drie maanden oud).
Bij het bepalen van de aard en de hoogte van de op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting jeugdigen, veroordelingen van minderjarigen in soortgelijke gevallen en op het hiervoor onder 7.1 tot en met 7.3. vermelde.
De rechtbank overweegt daarbij dat zij bij het bepalen van de passende straf en/of maatregel, heeft meegewogen dat de verdachte meerdere ernstige feiten heeft gepleegd, die oplegging van een vrijheidsbenemende straf van lange duur rechtvaardigen.
Bij het bepalen van de aard en duur van die vrijheidsbenemende straf heeft de rechtbank enerzijds rekening gehouden met de grote gevolgen van de feiten voor sommige van de slachtoffers en anderzijds met de persoon van de verdachte en de noodzaak om in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte zo snel mogelijk met behandeling te beginnen.
De rechtbank acht het enerzijds positief dat de verdachte ten aanzien van enkele feiten zijn verantwoordelijkheid heeft genomen, doordat hij deze feiten (grotendeels) heeft bekend. Opvallend is in dit kader dat dit de feiten zijn die hij alleen heeft gepleegd. De verdachte heeft anderzijds niet alle vragen van de rechtbank over met name de feiten 1 en 2 willen beantwoorden, ook terwijl hem ter zitting duidelijk is geworden dat het slachtoffer hieraan behoefte had. Hiervoor en voor de feiten die hij met anderen heeft gepleegd, heeft de verdachte geen verantwoordelijkheid genomen.
De rechtbank weegt verder mee dat uit de inhoud van de rapporten van de psychiater, de psycholoog, de Raad en de jeugdreclassering en de daarop op de terechtzitting gegeven toelichtingen blijkt dat bij de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee de rechtbank de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar zal achten.
De rechtbank constateert dat in alle - uitgebreide en nader toegelichte - rapporten van de deskundigen wordt geadviseerd aan de verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Met de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat het onvoorwaardelijk opleggen van de PIJ-maatregel noodzakelijk is, gelet op de bij de verdachte aanwezige stoornissen, de verharde indruk die hij maakt, het recidive-risico en de gebleken noodzaak de verdachte niet slechts ambulant, maar in een gesloten kader te behandelen. Om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen zal de PIJ-maatregel worden opgelegd. De rechtbank zal de maatregel bovendien opleggen nu deze in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
Nu de bewezen verklaarde feiten misdrijven bevatten waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld is aan alle vereisten voor oplegging van de PIJ-maatregel voldaan.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van één of meer misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar hebben veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Naast genoemde PIJ-maatregel acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van achttien maanden passend. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van deze jeugddetentie rekening gehouden met enerzijds de ernst van met name het onder 1 bewezen verklaarde feit en de omstandigheid dat sprake is van vijf bewezen verklaarde feiten. Anderzijds heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat het in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte is dat hij zo snel als mogelijk aan een behandeling gaat beginnen.
Daarbij geldt dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten van de op te leggen onvoorwaardelijke jeugddetentie zal worden afgetrokken.
Nu uit het voorgaande volgt dat de verdachte nog gedurende lange tijd een vrijheidsbenemende straf en maatregel zal ondergaan, acht de rechtbank oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel aan de verdachte, in de vorm van een contactverbod met medeverdachten en een locatieverbod voor de supermarkt Coop in [plaats 1] , zoals door de officier van justitie is geëist, niet opportuun. De rechtbank zal daartoe dan ook niet overgaan.
Alles afwegend acht de rechtbank genoemde straf en maatregel passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

8.1
Vordering benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] , ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.313,42 aan materiële schade en een bedrag van € 17.500,- aan immateriële schade bij voorschot (en verzoekt de rechtbank hem voor het eventuele overige/meerdere in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding volledig toewijsbaar is.
8.1.2
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de gevorderde materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht tot matiging over te gaan.
8.1.3
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht en dit deel van de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal dit deel van de vordering ten bedrage van
€ 2.313,42 worden toegewezen.
Daarnaast geldt dat ook is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door genoemde bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de nu gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 17.500,-.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening en zal daarbij ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2
Vordering benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] , ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert immateriële schade, waarbij geen specifiek bedrag is gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
8.2.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de geleden immateriële schade naar billijkheid vast te stellen op een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.2.2
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet is gespecificeerd, nu op de vordering geen enkel schadebedrag is vermeld en dat de vordering gelet hierop primair dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft zij betoogd dat een symbolisch bedrag van € 1,- toegewezen dient te worden.
8.2.3
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken in het dossier genoegzaam is gebleken dat de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde feit immateriële schade heeft geleden. De rechtbank zal deze schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van
€ 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening en zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3
Vordering benadeelde partij [naam benadeelde 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 3] , ter zake van het onder 8 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 750,- aan materiële schade en een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en met oplegging van de schade-vergoedingsmaatregel.
8.3.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding volledig toewijsbaar is.
8.3.2
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de door de verdediging bepleite vrijspraak voor het feit waarop de vordering betrekking heeft, de vordering afgewezen dient te worden. Subsidiair heeft zij betoogd dat de vordering niet voldoende is onderbouwd en gematigd dient te worden.
8.3.3
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat nu de verdachte van het feit waarop de vordering betrekking heeft zal worden vrijgesproken de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk is.
Gelet op deze beslissing zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte in verband met de verdediging tegen de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4
Conclusies
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van
€ 19.813,42, vermeerderd met de wettelijke rente en met de kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Daarbij wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van
€ 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met de kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Daarbij wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding door de benadeelde partij [naam benadeelde 3] geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 55, 77a, 77g, 77i, 77s, 77gg, 288, 300, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 5, 6, 8, 9 en 10 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 7 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een jeugddetentie voor de duur van achttien maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
veroordeelt verdachte om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan de
benadeelde partij [naam benadeelde 1] ,te betalen een bedrag van
€ 19.813,42 (zegge: negentienduizend en achthonderd en dertien euro en tweeënveertig eurocent), bestaande uit € 2.313,42 aan materiële schade en € 17.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 19 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan
de benadeelde partij [naam benadeelde 2], te betalen een bedrag van
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 19 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[naam benadeelde 1]te betalen
€ 19.813,42 (zegge: negentienduizend en achthonderd en dertien euro en tweeënveertig eurocent), bestaande uit € 2.313,42 aan materiële schade en € 17.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 19 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[naam benadeelde 2]te betalen
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 19 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening.
verklaart
de benadeelde partij [naam benadeelde 3]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 3] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.J. Stalenberg, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. H. Benaissa en A.A.J. de Nijs, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.K. Paap, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 december 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
[Zaak TGO [naam zaak 2] ]
hij op of omstreeks 19 januari 2019 te [plaats 1]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
die [naam slachtoffer 1] met een mes in de zij/buik, in elk geval het lichaam heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en/of welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of
voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een poging diefstal met geweld
en/of een poging afpersing, en welke poging doodslag werd gepleegd met het
oogmerk om de uitvoering van dat/die feiten voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan zij
mededader(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk
verkregene te verzekeren;
2.
hij op of omstreeks 19 januari 2019 te [plaats 1]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 4] en/of
[naam slachtoffer 5] te dwingen tot afgifte van enig geldbedrag, in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar
mededader(s) toebehoorde, te weten aan supermarkt COOP (gevestigd op/aan
[adres delict 1] ),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening enig geldbedrag, in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of
zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan supermarkt COOP (gevestigd
op/aan [adres delict 1] ),weg te nemen en deze poging diefstal te doen
voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5]
en/of [naam slachtoffer 6] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor
te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- een mes aan die [naam slachtoffer 4] en/o£ [naam slachtoffer 5] en/of [naam slachtoffer 6] en/of [naam slachtoffer 1] en/of een of
meerdere onbekend gebleven personen heeft getoond en/of in de richting van die
[naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] en/of [naam slachtoffer 6] en/of [naam slachtoffer 1] en/of een of meerdere onbekend
gebleven personen gehouden,
- meermalen althans eenmaal met een/dat mes stekende en/of snijdende
bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] en/of
[naam slachtoffer 6] en/of [naam slachtoffer 1] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen,
- die [naam slachtoffer 6] meermalen, althans eenmaal in de buik heeft getrapt,
- die [naam slachtoffer 4] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: "Opschieten, doe de lade
open", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- meermalen, althans eenmaal tegen/aan die [naam slachtoffer 1] heeft geduwd en/of getrokken
en/of die [naam slachtoffer 1] heeft gestompt/geslagen en/of
- die [naam slachtoffer 1] met een mes in de zij/buik, in elk geval het lichaam heeft
gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
[Zaak [naam zaak 3] ]
hij op of omstreeks 9 oktober 2018 te [plaats 1] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- zeven, althans een of meerdere (gouden) ringen,
- twee, althans een of meerdere (gouden) armbanden en/of,
- een (gouden) ketting met (as)hanger,
in elk geval enige goederen, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorden, te weten aan [naam slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn/haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming;
4.
[Zaak [naam zaak 4] ]
hij op of omstreeks 7 januari 2019 te [plaats 1] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[naam slachtoffer 7] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 7] meermalen, althans eenmaal
in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te stompen/slaan;
5.
hij op of omstreeks 7 januari 2019 te [plaats 1]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[naam slachtoffer 7] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
door die [naam slachtoffer 7] dreigend de woorden toe te voegen: "ik steek je neer als
wij moeten komen op het politiebureau", althans woorden van gelijke dreigende
aard en/of strekking;
6.
[Zaak [naam zaak 6] ]
hij op of omstreeks 15 november 2018 te [plaats 2] , gemeente [gemeente] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Albert
Heijn (gevestigd op/aan [adres delict 2] ),
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen
volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 8] en/of [naam slachtoffer 9]
,
te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of
andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren,
een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [naam slachtoffer 8]
en/of [naam slachtoffer 9] heeft/hebben gericht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 november 2018 te [plaats 2] , gemeente [gemeente] ,,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[naam slachtoffer 8] en/of [naam slachtoffer 9] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
door een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die
[naam slachtoffer 8] en/of [naam slachtoffer 9] te tonen en/of op die [naam slachtoffer 8] en/of [naam slachtoffer 9]
te richten;
7.
[Zaak [naam zaak 7] ]
hij op of omstreeks 07 november 2018 te [plaats 1]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan supermarkt
COOP (gevestigd op/aan [adres delict 1] ),
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen
volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 3] ,
te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of
andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren,
- een mes aan die [naam slachtoffer 3] heeft/hebben getoond en/of in de richting (van de
borst) van die [naam slachtoffer 3] heeft/hebben gehouden en/of
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijke voorwerp, aan die [naam slachtoffer 3]
heeft/hebben getoond en/of in de richting van die [naam slachtoffer 3] heeft/hebben
gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 november 2018 te [plaats 1] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[naam slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
door een mes en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp aan die [naam slachtoffer 3] te tonen en/of op die [naam slachtoffer 3] te richten;
8.
[Zaak [naam zaak 8] ]
hij op of omstreeks 25 september 2018 te [plaats 1] tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan Boon's Markt (gevestigd op/aan [adres delict 3]
), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam benadeelde 3] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s)
van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond(en) uit het
- tonen van een vuurwapen, alhans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan
die [naam benadeelde 3] en/of
- richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
op die [naam benadeelde 3] en/of
- die [naam benadeelde 3] dwingend en/of dreigend toevoegen van de woorden: "doe open, doe
open", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
9.
[Zaak [naam zaak 9] ]
hij op of omstreeks 12 december 2018 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) 511 euro, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan GAMMA (gevestigd op/aan
[adres delict 4] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 10]
en/of [naam slachtoffer 11] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- tonen van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
aan die [naam slachtoffer 10] en/of [naam slachtoffer 11] en/of
- richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
aan die [naam slachtoffer 10] en/of [naam slachtoffer 11] en/of
- dwingend en/of dreigend aan die [naam slachtoffer 10] en/of [naam slachtoffer 11] toevoegen
van de woorden: "geef het geld, geef alles" en/of "schiet op ga door",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
of
hij op omstreeks 12 december 2018 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 10] en/of [naam slachtoffer 11] heeft gedwongen tot de afgifte van (ongeveer) 511 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [naam slachtoffer 10] en/of [naam slachtoffer 11] of aan een derde, te weten aan GAMMA (gevestigd op/aan [adres delict 4] ) toebehoorde, door het
- tonen van een vuurwapen, althans een op een vuurapen gelijkend voorwerp,
aan die [naam slachtoffer 10] en/of [naam slachtoffer 11]
- richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
aan die [naam slachtoffer 10] en/of [naam slachtoffer 11] en/of
- dwingend en/of dreigend aan die [naam slachtoffer 10] en/of [naam slachtoffer 11] toevoegen
van de woorden: "geef het geld, geef alles" en/of "schiet op ga door",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
10.
hij op of omstreeks 14 december 2018 te [plaats 1]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een of meerdere goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 12] en/of [naam slachtoffer 13] ,
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te
doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 12] en/of
[naam slachtoffer 13] ,
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- aan de bagagedrager van de fiets van die [naam slachtoffer 12] heeft getrokken en aldus
die [naam slachtoffer 12] tot stilstand heeft gebracht en/of
- die [naam slachtoffer 12] en/of [naam slachtoffer 13] dwingend en/of dreigend heeft toefevoegd de
woorden: "heb je geld bij je" en/of "Moet ik je slaan ofzo" en/of "hou je
bek" en/of "heb je telefoon of ipad bij je?" en/of
- die [naam slachtoffer 12] en/of [naam slachtoffer 13] heeft gedwongen de inhoud van hun zakken te laten
zien en/- die [naam slachtoffer 12] (in een zogenaamde houdgreep) heeft vastgepakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.