Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- vrijspraak van het onder 10 ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 9 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 2 jaren, met aftrek
- oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel);
- oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, in de vorm van een contactverbod met medeverdachten [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 5] , waarbij in geval van overtreding van het contactverbod 1 week vervangende jeugddetentie geldt per overtreding, met een maximum van 6 maanden jeugddetentie, en een proeftijd van 2 jaren, en in de vorm van een locatieverbod voor de supermarkt Coop aan het [adres delict 1] in [plaats 1] ,
- alsmede dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel.
4.Waardering van het bewijs
modus operandiis dit zeer goed denkbaar, anderzijds is dit - ook tegen de achtergrond van het dossier - naar het oordeel van de rechtbank een aanname, die (ten onrechte) de mogelijkheid uitsluit dat een “niet lid” of een door de politie niet als zodanig geïdentificeerd lid van deze groep de overval op de Albert Heijn mede heeft gepleegd. Uit het dossier blijkt bovendien dat ook volgens de politie deze groep niet statisch van samenstelling is (geweest). Wat daar ook van zij, uiteindelijk kan door de rechtbank op dit moment niet meer en niet minder worden vastgesteld dan dat de daders van de overvallen bijna allemaal ongeveer hetzelfde uiterlijk, postuur (en lengte) hebben en telkens dezelfde soort kleding en (hand)schoenen droegen en dat in zoverre sprake was van wisselende samenstellingen, dat de overvallen werden gepleegd door ofwel één, twee of drie daders. Één en ander is - gelet op het voorgaande - in relatie tot de verdachte in specifiek de zaak [naam zaak 6] echter onvoldoende identificerend: het feit dat de telefoon van de verdachte op de bewuste dag een mast in [plaats 2] heeft aangestraald is in die omstandigheden onvoldoende redengevend om als bewijs te dienen dat de verdachte één van de overvallers is geweest.
5.Strafbaarheid feiten
poging tot doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid te verzekeren;
eendaadse samenloop van poging tot afpersing en poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken of bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
eenvoudige mishandeling;
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken of bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf en maatregel
8.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
een jeugddetentie voor de duur van achttien maanden,
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
benadeelde partij [naam benadeelde 1] ,te betalen een bedrag van
€ 19.813,42 (zegge: negentienduizend en achthonderd en dertien euro en tweeënveertig eurocent), bestaande uit € 2.313,42 aan materiële schade en € 17.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 19 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
de benadeelde partij [naam benadeelde 2], te betalen een bedrag van
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 19 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[naam benadeelde 1]te betalen
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[naam benadeelde 2]te betalen
de benadeelde partij [naam benadeelde 3]niet-ontvankelijk in de vordering;