7.3.2.Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De psychiater
De verdachte heeft enigszins meegewerkt aan een onderzoek door kinder- en jeugdpsychiater D. Matser. Van dit onderzoek is een rapport opgemaakt gedateerd 30 april 2019. Uit het rapport blijkt onder meer het volgende, voor zover relevant voor de straftoemeting.
De verdachte is een inmiddels achttienjarige jongen van Nederlands-Antilliaanse afkomst, bij wie sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis, zwakbegaafdheid en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken. Eerder werd bij hem een ontremde sociaal contactstoornis (destijds genoemd: hechtingsstoornis) vastgesteld. Vanuit de aard van de stoornissen kan worden aangenomen dat deze stoornissen ook aanwezig waren ten tijde van de ten laste gelegde feiten, indien bewezen.
Gezien de diagnostiek lijken de volgende factoren van belang te zijn geweest bij het tot stand komen van de ten laste gelegde feiten, indien deze bewezen kunnen worden verklaard. Daarbij is opgemerkt dat de verdachte met de psychiater niet heeft willen spreken over de ten laste gelegde feiten. Vanuit de zwakbegaafdheid bestaat er een verminderd vermogen om de gevolgen van het eigen handelen bijtijds in te zien. Vanuit de normoverschrijdende gedragsstoornis is er een verminderd vermogen en een verminderde neiging om rekening te houden met de belangen en gevoelens van anderen. Vanuit de eerder gediagnosticeerde hechtingsproblemen is enig wantrouwen te verwachten richting volwassenen.
De psychiater adviseert vanuit genoemde stoornissen de verdachte de ten laste gelegde feiten (indien bewezen) verminderd toe te rekenen.
De psychiater acht het zorgelijk dat de verdachte onderdeel uitmaakt van een overlastgevende jeugdgroep, die verantwoordelijk is voor meerdere (ernstige) delicten in en rondom [plaats 2] .
Nu naast genoemde stoornissen bij de verdachte sprake is van omgang met een groep anti-sociale jongeren acht de psychiater het risico op gewelddadig gedrag in de toekomst verhoogd. Daarbij komt dat de moeder van de verdachte twijfelt of zij de zorg voor de verdachte nog aankan.
De psychiater acht behandeling van de verdachte noodzakelijk, aangezien de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, eerdere ambulante behandelingen hem nauwelijks hebben bereikt, de moeder van de verdachte - gelet op haar eigen problematiek - niet in staat lijkt de verdachte bij te sturen en gelet op de huidige verdenkingen (indien bewezen verklaard) én de gediagnosticeerde stoornissen. Deze behandeling dient met name gericht te zijn op het hanteren van maatschappelijk geaccepteerde normen en het maken van de juiste keuzes. Daarnaast lijkt het verstandig de verdachte weg te halen uit de groep antisociale jongeren waarvan hij deel uitmaakt, ter bescherming van hemzelf en anderen. Vanuit deze afwegingen adviseert de psychiater aan de verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
De psycholoog
Uit het rapport gedateerd 7 juni 2019 van drs. M.H. Keppel, GZ- en kinder- en jeugdpsycholoog, dat over de verdachte is opgemaakt, blijkt dat de verdachte over komt als een gesloten, enigszins in zichzelf gekeerde jongen. Het is moeilijk contact met hem te leggen, zowel non-verbaal als in gesprek. Hij vertoont weinig empathisch vermogen en heeft een zeer beperkt reflectief vermogen. Hij lijkt niet zijn eigen aandeel in situaties te willen of kunnen inzien. Daar waar de verdachte weinig invoelend overkomt betreft de ernst van de gedragingen, heeft ook zijn moeder de neiging om de problemen te bagatelliseren. Voornamelijk uit informatie van anderen komt een beeld naar voren van veelvuldige en ernstige gedragsproblematiek, in ieder geval op school en buitenshuis. De indruk bestaat dat hem vanuit thuis weinig eisen en grenzen worden gesteld. De problematiek uit zich met name in agressie, schoolverzuim, conflicten op school en delinquent gedrag.
Gebleken is dat de verdachte onderdeel uitmaakt van een overlastgevende jeugdgroep, die verantwoordelijk is voor meerdere delicten in en rondom [plaats 2] . Ondanks eerder ingezette hulpverlening van het wijkteam, begeleiding door de jeugdreclassering en een eerder opgelegde So-Cool leerstraf, heeft de verdachte geen vooruitgang geboekt en wordt hij inmiddels verdacht van meerdere ernstige geweldsdelicten.
De psycholoog komt gelet op het voorgaande tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een
normoverschrijdende gedragsstoornis, beginnend in de adolescentie, met beperkte
pro-sociale emoties, ernstig van aard, met mogelijk onderliggende hechtingsproblematiek.
Ook is sprake van een intellectueel functioneren op zwakbegaafd niveau en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, waarbij de kans bestaat dat de huidige gedragsproblematiek zich, zonder adequate interventie, kan dóórontwikkelen tot een (antisociale) persoonlijkheidsstoornis.
Nu de verdachte ontkent enig aandeel te hebben in de ten laste gelegde feiten, kan volgens de psycholoog niets gezegd worden over doorwerking van genoemde problematiek in de ten laste gelegde feiten. Wel kan worden gezegd dat de normoverschrijdende gedragsstoornis, die al aanwezig was tijdens de ten laste gelegde feiten, ervoor kan hebben gezorgd dat hij heeft gehandeld met een verminderd inlevingsvermogen en een verminderde zelfcontrole en dat hij eerder tot een grensoverschrijdende gedragskeuze kwam. Vanuit de cognitieve beperking kan sprake zijn van onvoldoende zicht op de consequenties van zijn handelen en dit kan drempelverlagend werken.
De psycholoog schat in dat de verdachte zowel onder invloed van de overlastgevende jeugdgroep als de gedragsstoornis is gekomen tot het plegen van de ten laste gelegde feiten, indien bewezen. Mogelijk heeft de cognitieve beperking drempelverlagend gewerkt.
De psycholoog adviseert gelet hierop de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, in
verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De psycholoog schat het risico op recidive in als hoog en acht het van belang dat de verdachte langdurig behandeld wordt, in eerste aanleg klinisch, zodat hij zich niet aan een behandeling of aan voorwaarden kan onttrekken. De behandeling zou kunnen bestaan uit (onder meer) psycho-educatie, cognitieve gedragstherapie en agressieregulatietraining en (her)opvoeding.
Bovengenoemd behandeltraject kan volgens de psycholoog niet worden geboden in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke detentie. Gezien de ernst van de problematiek, het hoge recidiverisico en de omgeving waarin de verdachte zich bevindt, is intensieve behandeling in een gesloten kader aangewezen.
De psycholoog adviseert daarom aan de verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
Dit biedt op de lange termijn meer mogelijkheden voor een gunstige ontwikkeling van en perspectief voor de verdachte en vermindering van de kans op recidive, dan behandeling in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel, waarbij hij onvoldoende in staat wordt geacht zich te kunnen houden aan de voorwaarden en die overigens mogelijk van te korte duur is om verandering te bewerkstelligen, aldus de psycholoog.
De Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdreclassering
Naast genoemde rapportages heeft de rechtbank kennis genomen van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), gedateerd 27 september 2019. Uit dit rapport blijkt dat - voor zover relevant in het kader van de straftoemeting - het volgende.
De verdachte kent een belaste voorgeschiedenis, waarbij de opvoedsituatie veel
onveiligheid en onvoorspelbaarheid heeft gekend, waaronder het uit elkaar gaan van zijn ouders, huiselijk geweld en het geconfronteerd worden met een vader met verslavingsproblematiek. Gebleken is dat er op veel levensgebieden problemen zijn; thuis, met betrekking tot zijn opvoedsituatie, schoolgang, zijn vriendenkring en justitie. Bij de verdachte is ook sprake van cannabisgebruik/misbruik.
De Raad heeft veel zorgen over de gewetensontwikkeling van de verdachte, nu de
maatschappelijke normen en waarden door de verdachte niet geaccepteerd worden en er beperkte pro-sociale emoties worden waargenomen. Bovenstaande problematiek maakt dat
de Raad behandeling ten gunste van de ontwikkeling van de verdachte noodzakelijk acht. De moeder van de verdachte is betrokken op hem, maar heeft onvoldoende draagkracht om hem te kunnen ondersteunen bij zijn verdere ontwikkeling. Daarnaast is er in het ambulant kader al geprobeerd hulp in te zetten en heeft dit niet geleid tot gedragsverandering.
Gezien zijn langer bestaande gedragsproblemen en de daarmee samenhangende zorgelijke persoonlijkheidsontwikkeling, kan worden geconcludeerd dat de kans op verder afglijden en ongewenst recidivegedrag verhoogd blijft, bij uitblijven van een intramurale behandeling.
Intramurale behandeling en begeleiding in een gesloten kader gericht op de verdachte zijn identiteitsontwikkeling, zijn emotieregulatie en met het oog op zijn toekomstperspectief is volgens de Raad dan ook aangewezen, mede gezien de ernst van de geconstateerde problematiek en het feit dat sprake is van problemen op alle levensgebieden. Daarbij geldt dat nu de verdachte inmiddels meerderjarig is plaatsing in de gesloten jeugdhulp geen optie meer is.
Het strafrechtelijk kader in de vorm van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel biedt de mogelijkheid om de verdachte langdurig te kunnen behandelen om een beter pedagogisch leefklimaat te kunnen bieden waarmee ook de kans op recidive verlaagd wordt. Voor de verdachte is intramurale behandeling absoluut een voorwaarde om zich verder positief te kunnen ontwikkelen.
Gelet op een en ander adviseert de Raad aan de verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
Uit de door de jeugdreclasseerder op de terechtzitting gedane mededelingen is gebleken dat de verdachte het goed doet in de JJI waar hij ten tijde van de zitting verblijft (Intermetzo). De JJI meldt over hem dat hij een kwetsbare en beïnvloedbare jongen is, die gebaat is bij de strakke kaders en structuur van de JJI. Binnen de JJI hebben zich geen incidenten voorgedaan en de verdachte lijkt leerbaar. Verder is gebleken dat na een eventuele vrijlating van de verdachte een behandeling bij Fivoor kan gaan beginnen. De verdachte heeft aangegeven hieraan mee te willen werken.