ECLI:NL:RBROT:2019:9750

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2019
Publicatiedatum
13 december 2019
Zaaknummer
10/710012-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor medeplichtigheid aan woninginbraak, bedreiging en opzetheling

Op 12 december 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een woninginbraak, bedreiging en opzetheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 oktober 2018 te Ridderkerk betrokken was bij een woninginbraak waarbij kostbare sieraden zijn gestolen. De verdachte heeft op de uitkijk gestaan terwijl zijn medeverdachten de inbraak pleegden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is er een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd in de vorm van een contactverbod met de aangevers en medeverdachten, met dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft eerder geen strafbare feiten gepleegd, maar er zijn zorgen over zijn ontwikkeling en de invloed van antisociale vrienden. De rechtbank heeft geadviseerd tot begeleiding door de jeugdreclassering en behandeling bij de Waag. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte €100,- aan immateriële schadevergoeding moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/710012-19
Datum uitspraak: 12 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .
Raadsvrouw mr. M.M. Koers, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzittingen van 19 en 28 november 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 subsidiair en 6 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 2 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan een meldplicht bij de jeugdreclassering, dat hij een behandeling volgt bij de Waag (FAST) en dat hij een zinvolle dagbesteding heeft bij Urban Skillsz of een soortgelijke instelling;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de jeugdreclassering) tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een contactverbod met aangevers [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en medeverdachten [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 5] , waarbij in geval van overtreding van het contactverbod 1 week vervangende jeugddetentie geldt per overtreding, met een maximum van 6 maanden jeugddetentie, en een proeftijd van 2 jaren;
  • alsmede dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 3 primair ( [naam zaak 1] ), feit 4 en 5 ( [naam zaak 2] )
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2 ( [naam zaak 3] )
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijsoverwegingen feit 1 ( [naam zaak 4] )
De rechtbank stelt vast dat er op 9 oktober 2018 in Ridderkerk is ingebroken in een woning aan de [plaats delict] en dat bij die woninginbraak kostbare sieraden zijn weggenomen van [naam slachtoffer 3] (hierna: de aangeefster).
De vraag is of de verdachte betrokken is geweest bij deze woninginbraak en zo ja of hij kan worden aangemerkt als medepleger (onder 1 primair ten laste gelegd) dan wel als medeplichtige (onder 1 subsidiair ten laste gelegd).
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de woninginbraak met anderen heeft gepleegd (het onder 1 primair ten laste gelegde), nu tussen de verdachte en zijn mededaders sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking die was gericht op het plegen van de woninginbraak. Volgens de officier van justitie blijkt uit de verklaring van de getuige [naam getuige 1] dat sprake was van een gezamenlijk plan tussen de verdachte en zijn mededaders (zijnde [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 2] ) dat er op was gericht in te breken in genoemde woning en dat de verdachte ook betrokken was bij de gezamenlijke uitvoering van dat plan, doordat hij bij de woning heeft aangebeld en daarna op de uitkijk is gaan staan. De officier van justitie heeft daarbij opgemerkt dat de verklaring van de getuige [naam getuige 1] steun vindt in andere bewijsmiddelen. Zo bevinden zich in het dossier stukken waaruit blijkt dat in de woning van [naam medeverdachte 4] enkele van de bij de aangeefster weggenomen sieraden zijn aangetroffen en is na onderzoek van de telefoon van [naam medeverdachte 2] gebleken dat daarop foto’s aanwezig waren van de bij de aangeefster weggenomen gouden ketting met ashanger.
4.3.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft - kort samengevat - vrijspraak betoogd van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde, nu de verklaring van de getuige [naam getuige 1] dat de verdachte betrokken was bij de woninginbraak door geen enkel ander bewijsmiddel wordt ondersteund. Daarmee is sprake van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een veroordeling van de verdachte voor dit feit te komen, nog los van de vraag of ten aanzien van de verdachte sprake is van medeplegen of medeplichtigheid.
4.3.3.
Beoordeling rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit de verklaring van de getuige [naam getuige 1] bij de politie blijkt dat hij op 9 oktober 2018 in Ridderkerk was met [naam verdachte] (de verdachte), [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 4] . Volgens de getuige [naam getuige 1] had [naam medeverdachte 2] een tas met gereedschap bij zich en gingen de jongens bij een speeltuintje aan de [plaats delict] staan. Hij hoorde toen dat ze bij een woning op de hoek wilden inbreken. Hij zag dat [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 2] de achtertuin met gereedschap binnengingen en hij hoorde daarbij een hoop herrie en breekgeluiden. Vervolgens zag hij dat [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 4] in de woning waren. Over [naam verdachte] heeft hij onder meer verklaard dat hij op de uitkijk stond bij het hek van de speeltuin.
De rechtbank overweegt dat de getuige [naam getuige 1] genoemde verklaring in grote lijnen bij de rechter-commissaris heeft herhaald en dat de verklaring steun vindt in de overige bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden.
Zo bevindt zich in het dossier een aangifte waaruit blijkt dat er op 9 oktober 2018 bij een woning aan de [plaats delict] is ingebroken. Tevens bevat het dossier een proces-verbaal van bevindingen van de politie, waaruit blijkt dat de achterdeur van de bewuste woning is opengebroken door middel van het wrikken met een schroevendraaier in de sluitnaad waarbij de cilinder van het slot is afgebroken.
Ook is uit het dossier gebleken dat bij één van de daders die volgens de getuige [naam getuige 1] in de woning is geweest, te weten [naam medeverdachte 4] , thuis sieraden zijn aangetroffen van de aangeefster.
Verder zijn op de telefoon van één van de medeverdachten, te weten van [naam medeverdachte 2] , foto’s aangetroffen van de uit de woning weggenomen gouden ketting met ashanger. Over de gouden ketting met ashanger van de aangeefster heeft getuige [naam getuige 2] verklaard dat hij deze ketting van [naam medeverdachte 2] heeft gekregen, dat hij deze samen met hem heeft ingeleverd en dat zij er 100 of 200 euro voor hebben gekregen.
Voor wat betreft de betrokkenheid van de verdachte en zijn rol bij de woninginbraak heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de getuige [naam getuige 1] . Nu uit het voorgaande bovendien blijkt dat de verklaring op diverse punten wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte betrokken was bij de woninginbraak en dat hij zijn mededaders behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan. Dit betekent dat de rechtbank het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank leest daarbij de datum van 9 oktober 2019 verbeterd als 9 oktober 2018, nu het hier duidelijk om een misslag in de (gewijzigde) tenlastelegging gaat. Uit de aangifte en de overige stukken in het dossier blijkt immers duidelijk dat de verdachte het verwijt wordt gemaakt dat hij betrokken is geweest bij de inbraak aan de [plaats delict] in Ridderkerk op 9 oktober 2018. In het primair ten laste gelegde, waarin de verdachte het verwijt wordt gemaakt dat hij die inbraak samen met anderen heeft gepleegd, is deze datum ook opgenomen. Ook in het subsidiair ten laste gelegde is deze datum genoemd als datum waarop de inbraak zou zijn gepleegd. Alleen is in die tenlastelegging de datum van 9 oktober 2019 opgenomen als datum waarop de verdachte medeplichtig zou zijn geweest aan die inbraak. Onder de gegeven omstandigheden is geen twijfel mogelijk dat sprake is van een kennelijke verschrijving en dat per abuis in de tenlastelegging het verkeerde jaartal (2019 in plaats van 2018) is opgenomen.
De verdachte is door de verbetering niet geschaad in de verdediging nu hij ter terechtzitting is verschenen, zich desgevraagd over de verdenking van de inbraak en zijn betrokkenheid daarbij op 9 oktober 2018 heeft kunnen uitlaten, hij ook eerder door de politie daarover is verhoord en bij hem daarom hierover geen misverstand kan hebben bestaan.
Het voorgaande impliceert dat de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Uit het dossier valt naar het oordeel van de rechtbank niet op te maken dat de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van de onderhavige woninginbraak.
4.4.
Bewijsoverwegingen feit 3 subsidiair ( [naam zaak 1] ) en feit 6 ( [naam zaak 5] )
De rechtbank stelt vast dat de politie op 22 januari 2019 een doorzoeking heeft gedaan in de woning van de verdachte. Tijdens deze doorzoeking werd onder meer een fotocamera, merk Nikon Coolpix aangetroffen. Op 11 februari 2019 heeft de stiefvader van de verdachte aan de politie een legergroene rugzak overhandigd. De stiefvader heeft de politie verteld dat hij deze rugzak heeft aangetroffen in de slaapkamer van de verdachte achter een losse plank van het bureau van de verdachte. De politie heeft vastgesteld dat in de legergroene rugzak diverse goederen zaten die waren weggenomen bij woninginbraken eind juli of begin augustus 2018 en december 2018.
In de rugzak zaten onder andere een paar sneakers (merk: Valentino), een Nintendo 64, vijf Nintendo 64 controllers, negen Nintendo 64 spellen, een NES-classic (met bijbehorende controller), drie gameboyspellen, twee e-smokers, een hangslot, en diverse kabels.
De vraag is of de verdachte deze goederen heeft geheeld in de ten laste gelegde periode.
4.4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte wist dat de betreffende goederen afkomstig waren van diefstal, nu de rugzak met de goederen verstopt was in de kamer van de verdachte, de verdachte er aanvankelijk niets over heeft willen zeggen en een groot deel van de goederen afkomstig is van een woninginbraak in december 2018 waar enkele vrienden van de verdachte aan te linken zijn. In ieder geval is in deze, aldus de officier van justitie, sprake van voorwaardelijk opzet.
4.4.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte wist of had moeten weten dat de betreffende goederen afkomstig waren van diefstal, nu de verdachte de rugzak van iemand heeft gekregen om te bewaren en aan diegene heeft gevraagd of de goederen niet gestolen waren. Daarmee heeft de verdachte voldaan aan de op hem rustende onderzoeksplicht en kan van (opzet)heling geen sprake zijn, aldus de raadsvrouw.
4.4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de verdachte over de in zijn slaapkamer aangetroffen rugzak bij de politie niets heeft willen verklaren, maar zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Pas op de terechtzitting heeft hij verklaard dat hij de rugzak van een vriend heeft gekregen om deze te bewaren. Daarbij heeft hij verklaard dat hij dacht dat er oude spullen in zaten. Verder heeft hij verklaard dat hij die vriend - wiens naam hij niet wil noemen - nog heeft gevraagd of het gestolen spullen waren.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte, pas afgelegd op de terechtzitting, ongeloofwaardig en is van oordeel dat uit het dossier voldoende omstandigheden blijken, waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte wist dat er gestolen goederen in de rugzak zaten.
Zo blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen dat gaat over het door de stiefvader aantreffen van de rugzak in de kamer van de verdachte, dat de rugzak was verstopt achter een plank achter het bureau van de verdachte. De rechtbank constateert dat de rugzak, doordat deze was verstopt, tijdens de aanhouding van de verdachte op 22 januari 2019 en de doorzoeking van zijn woning die dag niet door de politie is ontdekt, maar pas later door de ouders van de verdachte is gevonden. De ouders van de verdachte hebben vervolgens de politie ingelicht over de rugzak, omdat ze de inhoud van de rugzak niet vertrouwden. Zij hebben de politie toen laten weten dat zij geen gestolen spullen in huis willen hebben.
Daarnaast constateert de rechtbank dat uit het dossier blijkt dat de rugzak een grote hoeveelheid goederen bevatte, waaronder Nintendo controllers en spellen, gameboyspellen en roze damessneakers. Gelet op de grote hoeveelheid goederen, de aard en de samenstelling van het soort goederen (waaronder elektronica, in combinatie met bijvoorbeeld damesschoenen) in samenhang met de omstandigheid dat de rugtas ‘verborgen’ was, kan het niet anders dan dat de verdachte wist, ook ten tijde van het verkrijgen van de tas met die goederen, dat het hier om gestolen goederen ging.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van opzetheling.
Dit betekent dat het onder 3 subsidiair en onder 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 3 subsidiair en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1. Subsidiair:
[naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 4] hebben op 9 oktober 2018 te Ridderkerk,
- zeven, gouden ringen,
- twee, gouden armbanden en
- een gouden ketting met as hanger,
die toebehoorden, aan [naam slachtoffer 3] ,
weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl die [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 4] zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 9 oktober 2018 te Ridderkerk opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan;
2.
hij op 10 februari 2019 te Ridderkerk
[naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling,
door die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] (via snapchat)
berichten te sturen met daarin (onder andere) de volgende teksten:
- Je gaat die torrie intrekken heb je begrepen. Als k jou tegen kom g k sla
je kk Dede snap je g. Je gaat aangifte intrekken. Ik ga je anders zien op
vrijdag niet deze maar volgende en
- En als boys vrij zijn. Ga je kk kk Dede vriend. Saff blijf dat volhouden. K
ga je droppen. Als je intrekt. Gaat niemand je slaan. Ook hun niet als vrij.
Zo niet. Ga je kk hard gedropt worden k zet je in busje en drop je kk bos en
- K drop je kk zoon in het bos mattie en
- K sla je zoon ze kk tanden deriit;
3. Subsidiair
hij in de periode van 22 januari 2019 tot en met 11 februari 2019
te Ridderkerk goederen, te weten een fotocamera (Nikon Coolpix) en
een paar sneakers (merk: valentino), heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het
voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
6.
hij in de periode van 22 januari 2019 tot en met 11 februari 2019
te Ridderkerk goederen, te weten
- een nintendo 64,
- vijf nintendo 64 controllers,
- negen nintendo 64 spellen,
- een NES-classic (met bijbehorende controller),
- drie gameboy spellen,
- twee e-smokers,
- een hangslot,
- diverse kabels en
- een leger groene rugzak,
heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover sprake is van kennelijke verschrijvingen in de bewezen verklaarde tenlastelegging zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
Feit 3 subsidiair:
opzetheling;
Feit 6:
opzetheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft op veertienjarige leeftijd andere jongeren geholpen bij het plegen van een woninginbraak, waarbij diverse sieraden uit een woning zijn weggenomen.
Door medeplichtig te zijn aan dit feit heeft de verdachte materiële schade aan (de woning van) het slachtoffer toegebracht. Ook zijn er goederen gestolen, waaraan het slachtoffer op gevoelsgronden sterk was gehecht en waarvan de affectieve waarde niet in geld kan worden uitgedrukt. De verdachte en de andere daders hebben zich niets gelegen laten liggen aan deze omstandigheden, maar enkel en alleen gedacht aan hun eigen financiële gewin. Daarnaast geldt dat door de woninginbraak een ernstige inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer (en omwonenden). De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig en geborgen zou moeten kunnen voelen. De verdachte heeft vermoedelijk geen enkel moment gedacht aan genoemde gevolgen van het feit voor het slachtoffer. De rechtbank neemt de verdachte dit kwalijk.
Naast genoemd feit heeft de verdachte een vijftienjarige jongen en zijn moeder via Snapchat bedreigd. Daarbij ging het om niet mis te verstane (doods)bedreigingen.
Uit de op de terechtzitting door de moeder van het slachtoffer voorgedragen slachtofferverklaring blijkt dat zij door het onderhavige feit veel zorgen heeft gehad om haar zoon en zijn veiligheid. Ook is gebleken dat het feit bij haar gevoelens van boosheid en onbegrip opriep, mede omdat haar zoon via de (doods)bedreigingen opgedragen werd zijn aangifte in te trekken terwijl hij geen aangifte had gedaan. De rechtbank constateert dat de verdachte weliswaar zijn verantwoordelijkheid heeft genomen doordat hij heeft bekend dat hij de bedreigingen heeft geuit, maar dat hij op geen enkele manier openheid heeft gegeven over de redenen waarom hij deze misdrijven heeft begaan. De rechtbank kan mede daarom er niet anders dan vanuit gaan dat de verdachte - naar eigen zeggen om vrienden/medeverdachten die op dat moment vast zaten te helpen - heeft getracht de waarheidsvinding door de politie te belemmeren. Dit neemt de rechtbank als zeer ernstig op en zij weegt dit mee in het nadeel van de verdachte.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van gestolen goederen. De rechtbank acht dit verwerpelijke feiten, omdat de diefstal van goederen wordt bevorderd door het kennelijke gemak waarmee gestolen goederen worden geheeld.
De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 oktober 219, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De psycholoog
De verdachte heeft meegewerkt aan een onderzoek door GZ-psycholoog K. Oostra. Van dit onderzoek is een rapport opgemaakt gedateerd 15 april 2019. Uit het rapport blijkt - voor zover relevant voor de straftoemeting - het volgende.
De verdachte is een veertienjarige jongen bij wie sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, bestaande uit een normoverschrijdende gedragsstoornis, in lichte mate. Daarnaast beschikt de verdachte over verminderde capaciteiten op het gebied van inzicht en (logisch) redeneren, waardoor hij meer moeite heeft met het inzien van logische oorzaak-gevolg relaties. In het algemeen kan gezegd worden dat de bij de verdachte aanwezige gedragsstoornis leidt tot een verhoogde neiging tot grensoverschrijdend gedrag en beperkte probleemoplossende vaardigheden. Door het verminderde inzicht en redeneringsvermogen is de verdachte verminderd in staat tot reflectie op zijn eigen gedrag en is het voor hem lastiger zijn gedrag (tijdig) bij te sturen.
Volgens de psycholoog maken verdachtes sociale kwetsbaarheid, het zich afzetten tegen (de regels van) zijn moeder en zijn sterke loyaliteit jegens zijn vrienden dat hij extra gemakkelijk beïnvloedbaar is door anderen. Hierdoor is de verdachte enigszins beperkt in de voor hem beschikbare gedragskeuzen.
De psycholoog is van mening dat de stoornis ook ten tijde van het laste gelegde aanwezig was en acht het zeer aannemelijk dat deze heeft doorgewerkt bij het plegen van de ten laste gelegde feiten (indien bewezen). Gelet hierop adviseert de psycholoog de rechtbank het ten laste gelegde, indien bewezen, in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De psycholoog acht het zorgelijk dat de verdachte onderdeel lijkt uit te maken van een overlastgevende jeugdgroep, die verantwoordelijk is voor meerdere (ernstige) delicten in en rondom Ridderkerk. Gelet op de vele zorgen die er zijn over de verdachte (zijn gesloten houding, het afzet-gedrag tegen zijn moeder, de moeilijke schoolgang, de loyaliteit aan zijn anti-sociale vrienden in combinatie met zijn beïnvloedbaarheid en beperkte leerbaarheid) schat de psycholoog het risico op toekomstig grensoverschrijdend gedrag in als hoog en adviseert aan de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden van verplichte begeleiding door de jeugdreclassering en ambulante behandeling bij de Waag, in de vorm van systeemtherapie (FAST) en eventueel daaropvolgend individuele therapie. Mocht dit alles onvoldoende resultaat hebben, dan zal, aldus de psycholoog, plaatsing in een orthopedagogische setting overwogen moeten worden.
De Raad voor de Kinderbescherming
Naast genoemd rapport van de psycholoog heeft de rechtbank kennis genomen van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), gedateerd 5 november 2019.
Uit dit rapport blijkt dat de verdachte in zijn korte leven al op meerdere plekken heeft gewoond en dat hij op dit moment samen met zijn moeder en stiefvader in Ridderkerk woont. De moeder van verdachte is Jehova’s Getuige en voedt (zo blijkt uit informatie van de school) de verdachte streng gelovig op. Al vanaf jonge leeftijd komen er problemen in verdachtes ontwikkeling naar voren. Op zevenjarige leeftijd is de verdachte gediagnosticeerd met een aandachtstekortstoornis (ADD) en in de afgelopen jaren is sprake van een moeizame schoolgang. De Raad heeft zorgen over de ontwikkeling van de verdachte. Er lijkt sprake te zijn van een stabiele gezinssituatie, maar de invloed van antisociale vrienden op het gedrag van de verdachte is groot en de verdachte wil zich niet inzetten voor school. In de afgelopen periode lijkt de moeder de grip op haar zoon te zijn verloren. Gelet op een en ander schat de Raad het risico op recidive in als hoog.
De Raad adviseert aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke jeugddetentie onder de bijzondere voorwaarden van verplichte behandeling bij de Waag of een soortgelijke instelling en het verplicht volgen van onderwijs of hebben van een dagbesteding van tenminste 24 uur per week, waarbij de jeugdreclassering opdracht wordt gegeven daarop toezicht te houden en de verdachte in dat kader te begeleiden.
Uit de door de zittingsvertegenwoordiger van de Raad op de terechtzitting gedane mededelingen blijkt dat de Raad twijfelt of een behandeling van de verdachte in een ambulant kader voldoende is om het recidiverisico in te perken, nu de verdachte eerder meermalen zijn schorsingsvoorwaarden heeft overtreden en gedragsverandering bij hem kennelijk moeizaam op gang komt. De Raad heeft aangegeven desondanks zijn advies te handhaven.
De jeugdreclassering
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van het Gezinsplan van de jeugdreclassering, gedateerd 11 november 2019 en de bijlage voor het Plan van Aanpak van de jeugdreclassering, gedateerd 7 november 2019, voor zover relevant voor de straftoemeting.
Uit genoemde stukken blijkt dat de verdachte met de jeugdreclassering niet in gesprek wil gaan over de ten laste gelegde feiten noch over deelname aan de groep antisociale jongeren. De verdachte stelt zich koppig en eigenwijs op, waardoor de jeugdreclassering van mening is dat het lastig is een positieve gedragsverandering bij de verdachte teweeg te brengen. De schoolgang van de verdachte verloopt daarnaast nog altijd problematisch. Wel is de verdachte in september 2019 gestart met Urban Skillsz, zet hij zich daar goed voor in en is hij daar bijna altijd aanwezig. Ook is in september 2019 een start gemaakt met FAST bij de Waag. De verdachte en zijn moeder werken daar eveneens goed aan mee.
Gelet op het voorgaande schat de jeugdreclassering het risico op recidive in als hoog.
De jeugdreclassering adviseert aan de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering, meewerken aan FAST bij de Waag of een soortgelijke behandeling en het volgen van het programma van Urban Skillsz of een andere dagbesteding.
Uit de door de jeugdreclasseerder op de terechtzitting gedane mededelingen blijkt dat de verdachte in de afgelopen periode in kleine stapjes vooruit is gegaan in zijn gedrag, dat het goed gaat bij Urban Skillsz en dat de verdachte ook goed meewerkt aan FAST bij de Waag. Daarnaast heeft verdachte zelf actief naar een bijbaan gezocht en deze ook gevonden. De jeugdbeschermer hoopt dat de verdachte deze positieve ontwikkelingen vast kan houden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Bij het bepalen van de aard en de hoogte van de op te leggen straf en/of maatregel heeft de rechtbank gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting jeugdigen, veroordelingen van minderjarigen in soortgelijke gevallen en op het hiervoor onder 7.1 tot en met 7.3. vermelde.
Ook is meegewogen dat uit het rapport van de psycholoog is gebleken dat bij de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens op grond waarvan de rechtbank de verdachte ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar acht.
Verder acht de rechtbank van belang dat uit de rapportages van de Raad en de jeugdreclassering en de daarop op de terechtzitting gegeven toelichting volgt dat het risico op recidive hoog is, vanwege de koppige, eigenwijze houding van de verdachte, waardoor het lastig is een positieve gedragsverandering bij de verdachte teweeg te brengen.
Met de psycholoog, de Raad en de jeugdreclassering acht de rechtbank oplegging van een deels voorwaardelijke jeugddetentie een passende straf. Aan het voorwaardelijke deel van de straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen van een meldplicht bij de jeugdreclassering, ambulante behandeling bij de Waag (FAST en/of individuele behandeling) en het hebben van een zinvolle dagbesteding bij Urban Skillsz of een soortgelijke instelling. De voorwaardelijke straf dient de verdachte er daarnaast van te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Naast oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie acht de rechtbank oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, zoals door de officier van justitie is geëist, nodig. Dit betekent dat de rechtbank aan de verdachte een contactverbod met [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en medeverdachten [naam medeverdachte 4] , [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] zal opleggen en dat in geval van overtreding van dat contactverbod één week vervangende jeugddetentie geldt, met een maximum van zes maanden jeugddetentie, en een proeftijd van twee jaren. Deze maatregel is bedoeld om strafbare feiten in de toekomst te voorkomen. Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, zal worden bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank legt geen contactverbod met [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 3] op, omdat in deze procedure geen strafbaar feit bewezen wordt geacht waarbij de verdachte en [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 3] samen betrokken zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank genoemde straf en maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

[naam benadeelde]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 260,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot vergoeding van geleden immateriële schade toewijsbaar is.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht het gevorderde bedrag voor geleden immateriële schade te matigen.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht en deze schade enkel voor wat betreft de hoogte ervan door de verdediging is betwist, zal de rechtbank aan de benadeelde partij een schadevergoeding toekennen. De schade zal op dit moment op basis van de nu gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op
€ 100,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van wat aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, te weten vanaf 10 februari 2019 tot aan de dag van algehele voldoening.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in belangrijke mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet aan de benadeelde partij [naam benadeelde] een schadevergoeding betalen van € 100,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met de kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38v, 48, 49, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 77we, 285, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van twee maanden,
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
één maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich vóór het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen bij de Waag of een soortgelijke instelling (in de vorm van FAST en/of een individuele behandeling) op de tijden en plaatsen door of namens die instelling aan te geven;
- gedurende de proeftijd een dagbesteding zal hebben bij Urban Skillsz of een soortgelijke instelling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van twee jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum slachtoffer 1] 2003 te [geboorteplaats slachtoffer 1] ), [naam slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum slachtoffer 2] te [geboorteplaats slachtoffer 2] ), [naam medeverdachte 2] (geboren [geboortedatum medeverdachte 2] 2002 te [geboorteplaats medeverdachte 2] , Polen), [naam medeverdachte 1] (geboren [geboortedatum medeverdachte 1] 2001 te [geboorteplaats medeverdachte 1] ) en [naam medeverdachte 4] (geboren [geboortedatum medeverdachte 4] 2004 te [geboorteplaats medeverdachte 4] ) gedurende twee jaren na heden,
met bevel dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende jeugddetentie wordt toegepast voor de duur van
één week, met een totale duur van ten hoogste
zes maanden;
met bevel dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
benadeelde partij [naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 100,- (zegge: honderd euro), bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 10 februari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
wijst af de vordering van de benadeelde partij voor het overige;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[naam benadeelde]te betalen
€ 100,- (zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H. Benaissa, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. E.J. Stalenberg en A.A.J. de Nijs, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.K. Paap, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 december 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
[Zaak [plaats delict] ]
hij op of omstreeks 9 oktober 2018 te Ridderkerk,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- zeven, althans een of meerdere (gouden) ringen,
- twee, althans een of meerdere (gouden) armbanden en/of,
- een (gouden) ketting met (as)hanger,
in elk geval enige goederen, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorden, te weten aan [naam slachtoffer 3] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn/haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming;
Subsidiair:
[naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 4] op of omstreeks 9 oktober 2018 te Ridderkerk,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- zeven, althans een of meerdere (gouden) ringen,
- twee, althans een of meerdere (gouden) armbanden en/of,
- een (gouden) ketting met (as)hanger,
in elk geval enige goederen, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorden, te weten aan [naam slachtoffer 3] ,
heeft/hebben weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl die [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 4] en/of zijn/hun mededader(s) zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming
tot en of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 9 oktober 2019 te Ridderkerk, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- Aan te bellen bij een woning aan de [plaats delict] en/of
- Op de uitkijk te staan;
2.
[Zaak [naam zaak 3] ]
hij op of omstreeks 10 februari 2019 te Ridderkerk
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] (via snapchat) een of meerdere
berichten te sturen met daarin (onder andere) de volgende teksten:
- Je gaat die torrie intrekken heb je begrepen. Als k jou tegen kom g k sla
je kk Dede snap je g. Je gaat aangifte intrekken. Ik ga je anders zien op
vrijdag niet deze maar volgende en/of
- En als boys vrij zijn. Ga je kk kk Dede vriend. Saff blijf dat volhouden. K
ga je droppen. Als je intrekt. Gaat niemand je slaan. Ook hun niet als vrij.
Zo niet. Ga je kk hard gedropt worden k zet je in busje en drop je kk bos en/of
- K drop je kk zoon in het bos mattie en/of
- K sla je zoon ze kk tanden deriit,
althans teksten/woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
[Zaak [naam zaak 1] ]
hij in of omstreeks de perioden van 31 juli 2018 tot en met 1 augustus 2018 te
Ridderkerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen op/aan
[adres delict 1] heeft weggenomen
- een of meerdere fotocamera's (Nikon Coolpix en/of Go Pro),
- een paar sneakers (Merk: Valentino),
- een of meerdere (auto)sleutels,
- een of meerdere tablets (Apple iPad),
- een of meerdere mobiele telefoons (Apple iPhone),
- een computer (Apple iMac),
- een laptop,
- een playstation 4,
- een of meerdere sieraden,
- een of meerdere (zonne)brillen,
- een of meerdere tassen,
- een of meerdere flessen parfum en/of
- een segway,
in elk geval enig goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of
zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die
weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik had(den) gebracht door braak, verbreking en/of inklimming;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 22 januari 2019 tot en met 11 februari 2019
te Ridderkerk (een) goed(eren), te weten een fotocamera (Nikon Coolpix) en/of
een paar sneakers (merk: valentino), heeft verworven en/of heeft voorhanden
gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van dat goed/die goederen wist, althans redelijkerwijs had
moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
hij in of omstreeks de periode van 31 juli 2018 tot en met 1 augustus 2018 te
Ridderkerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto
(Renault Clio), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[naam slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte,
en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
die weg te nemen auto onder zijn/haar/hun bereik had(den) gebracht door middel
van een (kort daarvoor) door hem, verdachte, en/of zijn mededaders gestolen
sleutel, in elk geval een niet voor zijn, verdachtes, en/of zijn mededaders
gebruik bestemde en aldus zijnde valse sleutel;
5.
[Zaak [naam zaak 2] ]
hij op of omstreeks 09 april 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om uit een woning gelegen op/aan [adres delict 2]
een of meerdere goederen en/of geldbedragen, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 5] ,
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die
weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel
van braak en/of verbreking en/of inklimming,
- ( witte) handschoenen bij zich heeft gedragen,
- bij voornoemde woning meermalen heeft aangebeld en/of
- meermalen op de deur van voornoemde woning heeft gebonst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
[Zaak [naam zaak 5] ]
hij in of omstreeks de periode van 22 januari 2019 tot en met 11 februari 2019
te Ridderkerk, in elk geval in Nederland, (een) goed(eren), te weten
- een nintendo 64,
- vijf, althans een of meerdere nintendo 64 controllers,
- negen, althans een of meerdere nintendo 64 spellen
- een NES-classic (met bijbehorende controller),
- drie, althans een of meerdere gameboy spellen,
- twee, althans een of meerdere e-smokers,
- een hangslot
- diverse kabels en/of
- een (leger groene) rugzak,
heeft verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de
verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die goederen wist, althans
redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door (enig) misdrijf
verkregen goed(eren) betrof.