ECLI:NL:RBROT:2019:9744

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
13 december 2019
Zaaknummer
10/811055-18 / ter terechtzitting gevoegde zaak: 10/812084-18 / TUL: 10/661151-16 (22/004899-16)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en bedreiging met een vuurwapen, met bijzondere voorwaarden en niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

Op 13 december 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van belaging en bedreiging met een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 252 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan belaging door de aangeefster, [naam slachtoffer 1], herhaaldelijk te bellen, ook 's nachts, ondanks haar verzoeken om te stoppen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de andere tenlastegelegde feiten, waaronder bedreiging met een vuurwapen, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen. De officier van justitie had gevorderd tot vrijspraak voor enkele feiten, maar de rechtbank oordeelde dat de belaging wel bewezen was. De verdachte kreeg als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de aangeefster opgelegd. Daarnaast verklaarde de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf, omdat de verdachte deze straf inmiddels volledig had uitgezeten. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/811055-18
Parketnummer ter terechtzitting gevoegde zaak: 10/812084-18
Parketnummer TUL: 10/661151-16 (22/004899-16)
Datum uitspraak: 13 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Irak) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres (postadres):
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsman mr. M.A. Oosterveen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 25 oktober 2018, 2 april 2019, 17 juni 2019, 6 september 2019, 14 en 15 november 2019 en 13 december 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De rechtbank heeft de feiten die in de gevoegde dagvaardingen zijn opgenomen van een doorlopende nummering voorzien. Die nummering zal worden aangehouden in dit vonnis.
De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. P. Swaak en B.M. van Heemst (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 252 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, alsmede een contactverbod met aangeefster [naam slachtoffer 1] .
  • niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10/661151-16.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (feiten 1, 2 en 3)
Met de officieren van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering (feit 4)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan hem onder 4 ten laste gelegde belaging, nu geen sprake is geweest van het wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster [naam slachtoffer 1] . Hij heeft daartoe ook nooit de intentie gehad. Er was sprake van een zakelijk geschil tussen de verdachte en aangeefster over geld dat hij had geïnvesteerd en dat zij niet aan hem wilde terugbetalen. De verdachte heeft haar in de ten laste gelegde periode meermalen geappt en gebeld om met haar in gesprek te komen over dat geld, dat hij terug wilde.
4.2.2.
Beoordeling
Uit de aangifte van [naam slachtoffer 1] , ondersteund door de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers in gebruik bij verdachte, volgt dat verdachte aangeefster in de ten laste gelegde periode veelvuldig belde, ook gedurende de nachtelijke uren. Ook blijkt daaruit dat aangeefster aan verdachte duidelijk heeft gemaakt dat hij daar mee op moest houden. Verdachte heeft erkend dat hij aangeefster vaak belde en dat het wel kan dat het soms 18 keer achter elkaar was. Hiermee heeft de verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk gemaakt op persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Dat de verdachte, zoals zijn raadsman heeft bepleit, alleen maar contact zou hebben gezocht om een zakelijk conflict op te lossen en niet omdat hij een relatie met haar zou willen, doet hieraan - wat hier verder ook van zij - niets af.
Wat betreft het zich in de omgeving van de woning ophouden door de verdachte en het aanbellen en aankloppen bij de woning: de rechtbank is er niet van overtuigd dat er een duidelijk verband was met het belagen van aangeefster, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de verdachte bevriend was met de buren van aangeefster en daar (vaak) op bezoek kwam. Ook voor het versturen van WhatsApp-berichten volgt vrijspraak, nu de aangeefster daarvan in haar aangifte geen melding maakt en de zich in het dossier bevindende WhatsApp-gesprekken tussen de verdachte en aangeefster voor het overgrote deel dateren van vóór de tenlastegelegde periode.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is het onder 4 aan de verdachte ten laste gelegde voor zover het ziet op het veelvuldig bellen van aangeefster.
4.3
Bewijswaardering (feit 5)
4.3.1
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de aan hem onder 5 ten laste gelegde bedreiging met een (nep)vuurwapen. Dat er die dag ruzie is geweest staat vast, maar de verdachte ontkent dat hij die dag een vuurwapen heeft gebruikt om de heer [naam slachtoffer 2] te bedreigen.
De getuigen kunnen worden onderverdeeld in twee ‘kampen’. De getuigen verklaren allen wisselend en tegenstrijdig over de aanleiding, de bedreiging zelf en het mogelijk gebruikte (nep)vuurwapen. Nu onvoldoende kan worden vastgesteld wat er precies is gebeurd op 9 september 2018, moet de verdachte worden vrijgesproken.
4.3.2
Beoordeling
Het mag zo zijn dat degenen die over de gebeurtenis op 9 september 2018 hebben verklaard in twee kampen zijn te verdelen, feit is dat ook getuige [naam getuige] , die gelet op haar verklaringen voor het overige in het “kamp van verdachte” kan worden geschaard, verklaart over een vuurwapen - dat zij als een nep vuurwapen aanduidt - dat bij het incident door verdachte wordt getrokken en gericht op [naam slachtoffer 2] . Daarmee ondersteunt zij de verklaringen van andere getuigen die over het trekken van een vuurwapen door verdachte en het richten op [naam slachtoffer 2] hebben verklaard. Anders dan de verdediging stelt, bestaat er op grond van deze verklaringen geen onduidelijkheid over het bedreigen met een vuurwapen - nep of echt, dat doet aan het bedreigende karakter niet af - door verdachte. Dat de verklaringen op het punt van het uiterlijk van het (nep)vuurwapen niet geheel met elkaar overeenstemmen maakt die verklaringen niet ongeloofwaardig en staat aan een bewezenverklaring niet in de weg.
4.3.3
Conclusie
Bewezen is het onder 5 aan de verdachte ten laste gelegde.
4.4
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
4.
hij in de periode van 27 augustus 2018 tot en met 26 september
2018 te Rotterdam, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer 1] , door telkens meerdere keren per dag en in de nachtelijke uren te bellen met het oogmerk die [naam slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, en te dulden;
5.
hij op 09 september 2018 te Rotterdam
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
door een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die
[naam slachtoffer 2] te richten, daarbij dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp door te laden, althans een daarop gelijkende beweging te maken om het voorwerp schietklaar te maken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of misslagen verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

4.

belaging;

5.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een maand schuldig gemaakt aan belaging. Hij heeft aangeefster lastiggevallen door tegen haar uitdrukkelijke wens in haar veelvuldig, ook ’s nachts, te bellen. Hij heeft zodoende op een indringende manier inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer en dat valt hem aan te rekenen.
Daarnaast heeft de verdachte de ex-man van aangeefster op straat bedreigd met een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Dat is voor degene op wie hij richtte beangstigend geweest, maar ook voor de omstanders. De verdachte lijkt onverschillig over de impact die zijn inbreuk makende en agressieve gedrag heeft op anderen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 oktober 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder voor verboden wapenbezit.
De verdachte heeft zijn medewerking geweigerd aan rapportages door Psychiater D.J. Vinkers en GZ-psycholoog M. ten Berge. Aan rapportage door Reclassering Nederland heeft de verdachte evenmin zijn medewerking verleend. De reclassering onthoudt zich van een strafadvies maar is wel van mening dat het opleggen van een toezicht geen enkele meerwaarde heeft.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan voorarrest opleggen en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal daarbij, anders dan door de officieren van justitie is gevorderd, geen reclasseringstoezicht opleggen omdat zij, mede gelet op zijn weigerachtige houding, er geen vertrouwen in heeft dat verdachte zich daaraan zal committeren. Toezicht heeft dan geen meerwaarde.
De rechtbank ziet wel aanleiding tot het, als bijzondere voorwaarde, opleggen van een contactverbod met aangeefster [naam slachtoffer 1] .
Alles afwegend vindt de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij arrest van het hof Den Haag van 5 juli 2017 (22-004899-16), is de verdachte onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Bij rechterlijke uitspraken van 25 oktober 2018 en 11 maart 2019 is de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke gevangenisstraf reeds bevolen. Nu is gebleken dat de verdachte deze straf inmiddels volledig heeft uitgezeten, wordt het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tenuitvoerlegging.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 252 (tweehonderd tweeënvijftig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 90 (negentig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer 1] ( [geboortedatum slachtoffer 1] );
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart het
openbaar ministerie niet-ontvankelijkin de
vordering na voorwaardelijke veroordelingvan 21 maart 2019 in de zaak met parketnummer 10/661151-16.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. A.M.G. van de Kragt en J. de Lange, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A-L.H. Wilkens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 18 december 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [naam slachtoffer 3] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans
opzettelijk met een vuurwapen meerdere, althans een kogel(s) afgevuurd op/in het lichaam en/of het hoofd van die [naam slachtoffer 3] , ten gevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer 3]
is overleden;
Subsidiair
[naam medeverdachte] op 18 december 2018 te Rotterdam opzettelijk en met voorbedachten rade [naam slachtoffer 3] van het leven heeft beroofd, immers heeft genoemde [naam medeverdachte] met dat opzet en na
kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een vuurwapen meerdere, althans een kogel(s) afgevuurd op/in het lichaam en/of het hoofd van die [naam slachtoffer 3] , ten gevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer 3] is overleden; tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 18 december 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door
- op verzoek van genoemde [naam medeverdachte] te komen naar die [naam medeverdachte] om 'die torrie te
bekijken', waarbij die [naam medeverdachte] aan verdachte vraagt wat voor soldaat hij is
en/of
- ( vervolgens) aan die [naam medeverdachte] een foto te sturen van een persoon met een op
een vuurwapen gelijkend voorwerp en daarbij aan die [naam medeverdachte] te vragen of hij
'met die' moest komen en/of
- zich in de uren voorafgaand aan voornoemd misdrijf met die [naam medeverdachte] in een auto op te houden in de omgeving van school van die [naam slachtoffer 3] en/of
- aan een scholier te vragen of/hoe laat ze pauze hadden en/of wanneer
iedereen naar buiten zou komen en/of
- ( vervolgens) met die [naam medeverdachte] mee te rijden naar de school van die
[naam slachtoffer 3] ;
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 18 december 2018 te Rotterdam ter voorbereiding van het te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord op [naam slachtoffer 3] (hetgeen een misdrijf genoemd in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht oplevert), althans een te plegen misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,
- een (personen)auto en/of
- een vuurwapen en/of
- een telefoon met daarop een of meer foto's van die [naam slachtoffer 3] en/of
- een woning, althans de sleutel van een woning, naar en/of in welke woning
die [naam slachtoffer 3] gebracht en/of vastgehouden zou moeten worden en/of
- een plattegrond van de school van die [naam slachtoffer 3] , bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
Primair
hij op of omstreeks 18 december 2018 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden,
- die [naam slachtoffer 3] bij haar school heeft opgewacht en/of
- bij het zien van die [naam slachtoffer 3] uit de auto is uitgestapt en/of
- achter die [naam slachtoffer 3] is aangerend en/of
- een vuurwapen heeft gericht op die [naam slachtoffer 3] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
[naam medeverdachte] op of omstreeks 18 december 2018 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door die [naam medeverdachte] en/of zijn mededader(s) voorgenomen voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden,
- in een auto die [naam slachtoffer 3] bij haar school heeft opgewacht en/of
- bij het zien van die [naam slachtoffer 3] uit de auto is gestapt en/of
- achter die [naam slachtoffer 3] is aangerend en/of
- een vuurwapen heeft gericht op die [naam slachtoffer 3] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf verdachte op of omstreeks 18 december 2018 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- op verzoek van genoemde [naam medeverdachte] te komen naar die [naam medeverdachte] om 'die torrie te bekijken', waarbij die [naam medeverdachte] aan verdachte vraagt wat voor soldaat hij is en/of
- ( vervolgens) aan die [naam medeverdachte] een foto te sturen van een persoon met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en daarbij aan die [naam medeverdachte] te vragen of hij 'met die' moest komen en/of
- zich in de uren voorafgaand aan voornoemd misdrijf met die [naam medeverdachte] in een auto op te houden in de omgeving van de school van die [naam slachtoffer 3] en/of
- aan een scholier te vragen of/hoe laat ze pauze hadden en/of wanneer iedereen naar buiten zou komen en/of
- ( vervolgens) met die [naam medeverdachte] mee te rijden naar de school van die [naam slachtoffer 3] ;
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 18 december 2018 te Rotterdam ter voorbereiding van het met een ander of anderen te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten wederrechtelijke vrijheidsberoving in vereniging van [naam slachtoffer 3] (hetgeen een misdrijf genoemd in artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht oplevert), althans een met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,
- een (personen)auto en/of
- een vuurwapen en/of
- een telefoon met daarop een of meer foto's van die [naam slachtoffer 3] en/of
- een woning, althans de sleutel van een woning, naar en/of in welke woning
die [naam slachtoffer 3] gebracht en/of vastgehouden zou moeten worden en/of
- een plattegrond van de school van die [naam slachtoffer 3] , bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 18 december 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool, van het merk Zoraki, type M906, kaliber 7,65mm Browning, met bijbehorende munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, voorhanden heeft gehad;
4.
hij in of omstreeks de periode van 27 augustus 2018 tot en met 26 september 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer 1] , door telkens whatsappberichten te sturen en/of meerdere keren per dag en/of in de nachtelijke uren te bellen en/of in de nachtelijke uren bij de woning aan te bellen en/of te kloppen en/of zich in de omgeving van de woning op te houden, met het oogmerk die [naam slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
5.
hij op of omstreeks 09 september 2018 te Botterdam [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
- door een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die
[naam slachtoffer 2] te richten, althans aan die [naam slachtoffer 2] te tonen en/of
- daarbij dat vuurwapen, althans dat vuurwapen gelijkend voorwerp door te laden, althans een daarop gelijkende beweging te maken om het voorwerp schietklaar te maken.