ECLI:NL:RBROT:2019:9698

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
C/10/584802 / KG ZA 19-1105
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming onderhoudsverplichtingen uit vaststellingsovereenkomst tussen eigenaars van aangrenzende percelen en Natuurmonumenten

In deze zaak vordert eiseres, eigenaresse van een perceel dat grenst aan een pad, nakoming van onderhoudsverplichtingen door Natuurmonumenten, die in een vaststellingsovereenkomst zijn vastgelegd. Eiseres heeft in 2000 samen met haar zuster een overeenkomst gesloten met Natuurmonumenten over het onderhoud van het pad. In het kort geding dat op 12 december 2019 werd behandeld, stelt eiseres dat Natuurmonumenten zijn verplichtingen niet nakomt, wat leidt tot gevaarlijke situaties op het perceel. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat zij niet heeft aangetoond dat zij optreedt namens haar zuster, die ook een deel van het vorderingsrecht heeft. Daarnaast wordt vastgesteld dat de ingebrekestelling die eiseres heeft verzonden niet voldoet aan de wettelijke vereisten, waardoor Natuurmonumenten niet in verzuim is geraakt. De vorderingen van eiseres worden afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/584802 / KG ZA 19-1105
Vonnis in kort geding van 12 december 2019
in de zaak van
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] , gemeente Westvoorne,
eiseres,
advocaat mr. H.M. Hueting te Rhoon,
tegen
de vereniging
DE VERENIGING TOT BEHOUD VAN NATUURMOMUMENTEN IN NEDERLAND,
gevestigd te ’s-Graveland, gemeente Wijdemeren,
gedaagde,
advocaat mr. M. Niermeijer te Bussum.
Partijen zullen hierna [naam eiseres] en Natuurmonumenten genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 november 2019, met producties;
  • de akte overlegging producties van Natuurmonumenten, met producties;
  • de mondelinge behandeling van 28 november 2019;
  • de pleitnota van [naam eiseres] ;
  • de pleitnota van Natuurmonumenten.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam eiseres] is sinds 7 juni 1999 eigenaresse van het perceel staande en gelegen te [adres perceel 1] , met kadastrale aanduiding [perceelnummer 1] .
2.2.
Natuurmonumenten is sinds 5 mei 1978 eigenaar van het perceel staande en gelegen te [adres perceel 2] , met kadastrale aanduiding [perceelnummer 2] .
2.3.
[naam eiseres] , haar zuster [naam 1] , eigenaresse van het perceel staande en gelegen te [adres perceel 3] , en Natuurmonumenten hebben op 8 december 2000 een vaststellingsovereenkomst (hierna: de Vaststellingsovereenkomst) gesloten, die – aangehaald voor zover van belang – als volgt luidt:

In overweging nemende:
Als gevolg van een verschil van mening ten aanzien van de onderhoudsplicht van [het perceel]
is bij de arrondissementsrechtbank Amsterdam een bodemprocedure
aangespannen door mevr. [naam eiseres] tegen Vereniging Natuurmonumenten. Met “ [het perceel]
” wordt in deze overeenkomst bedoeld het deel van [het perceel] dat niet in
eigendom is bij Natuurmonumenten maar in eigendom van mevr. [naam 1] en/of [naam eiseres]
Partijen willen thans hun geschil in der minne oplossen en zijn daarom bereid, voor zover
nodig in afwijking van de tussen hen bestaande rechtsverhouding, hun rechtsverhouding als
volgt vast te stellen respectievelijk de navolgende rechten en verplichtingen hieruit te
aanvaarden:
KOMEN HET NAVOLGENDE OVEREEN:
1) Investeringskosten
Er zal in opdracht van Natuurmonumenten en mevr. [naam eiseres] een verharding op [het perceel]
aangebracht worden bestaande uit
5 cmhoogovenschuimslak. Van deze totale investeringskosten betaalt Natuurmonumenten 50 % en mevr. [naam eiseres] en/of [naam 1] 50
%. Eventuele meerkosten voor het aanbrengen van een meer dan 5 cm dikke laag
hoogovenschuimslak zijn voor rekening van Natuurmonumenten.
Toekomstige investeringen in de verharding alsmede het onderhoud van [het perceel] zijn
voor rekening van Natuurmonumenten voor zover en zolang Natuurmonumenten gebruik
maakt van [het perceel] .
(…)
2) Uitwerking “overige punten”
1) De verharding van [het perceel] tot aan het toegangshek van de oprijlaan bij mevr. [naam eiseres]
wordt een maal per jaar door Natuurmonumenten onderhouden. Kuilen zullen
tussentijds worden gedicht door Natuurmonumenten.
Eventuele door mevr. [naam eiseres] aangebrachte halfverharding van af [adres]
naar het hek ter hoogte van [adres perceel 1] zal eveneens onder punt 1 (onderhoud ten
laste van Natuurmonumenten) vallen. De constructie en materiaalsoort van deze
halfverharding dient in dat geval gelijk te zijn aan het reeds verharde deel van het
Kreekpad.
2) De naast [het perceel] gelegen greppels zullen periodiek door Natuurmonumenten worden
onderhouden Dit onderhoud betreft het voorkomen van verstoppingen door tak- en bladafval
alsmede slib. De greppels zullen niet uitgemaaid worden Het verzorgen van een deugdelijke
afwatering van de bovengenoemde greppels is voor rekening van Natuurmonumenten voor
zover deze afwatering op haar terreinen ligt.. Dit geldt eveneens voor de kosten van eventueel
noodzakelijke uitbreiding van greppels en of afwateringen.
3) (…)
4) Schade aan [het perceel] die wordt veroorzaakt door het gebruik van inritten van
aanliggende percelen in gebruik bij derden is niet voor rekening van Natuurmonumenten.
Uitgezonderd zijn de inritten die door of vanwege Natuurmonumenten worden gebruikt.
5) De breedte van de verharding van [het perceel] zal gelijk zijn aan de breedte die het
Kreekpad momenteel heeft.
6) Tot aan het aanbrengen van de nieuwe verharding zal Natuurmonumenten het reeds eerder
afgesproken maandelijks onderhoud van de gravelverharding blijven uitvoeren.
7) Met inachtneming van bovenstaande bepalingen verklaren partijen elkaar ten aanzien van
het onderhavige geschil niets meer verschuldigd te zijn en verlenen zij elkaar terzake over en
weer finale kwijting. De lopende bodemprocedure wordt na ondertekening van deze
overeenkomst beëindigd, waarbij partijen hun eigen kosten dragen.”
2.4.
Op 5 oktober 2019 heeft [naam eiseres] het volgende e-mailbericht gestuurd aan [naam 2] , die binnen Natuurmonumenten de functie heeft van (onder meer) “Coördinator Natuurbeheer A 65109 Zuid-hollandse Eilanden”:
“Beste [naam 2] ,
Inmiddels zijn er weer onverantwoorde diepe gaten en kuilen verschenen op [het perceel] .
Ik verzoek u dringend deze zoals overeengekomen, en dus niet meer met koud asfalt, met spoed te laten dichten met hetzelfde materiaal als waarmee het pad destijds door Natuurmonumenten is opgeknapt.
Met vriendelijke groet,
[naam eiseres]
[adres perceel 2] ”.

3.Het geschil

3.1.
Het petitum van de dagvaarding luidt als volgt:
het de Edelachtbare Vrouwe/Heer Voorzieningenrechter behage bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
A.
Natuurmonumenten de verharding van [het perceel] éénmaal per jaar, aldus
uiterlijk 31 december 2019 en daarna tevens uiterlijk op 31 december van het
volgende jaar dient te onderhouden, waarbij kuilen tussentijds, aldus binnen twee
weken na eerste verzoek, althans binnen een door u edelachtbare te stellen termijn
worden gedicht.
De naast [het perceel] gelegen greppels periodiek, aldus elke jaar voor het einde
van het jaar conform het genoemd in A). door Natuurmonumenten dient te
worden onderhouden.
De constructie en materiaalsoort van dit onderhoud en/of reparatie in elk geval
gelijk dient te zijn aan het reeds verharde deel van [het perceel] , waarbij rekening
dient te worden gehouden met natuurvriendelijke materialen.
Bij wege van voorlopige voorziening Natuurmonumenten te veroordelen tot
betaling van een direct opeisbare, met voor matiging vatbare dwangsom van€ 10,000,00 te verhogen met een bedrag ad. € 500,00 per dag dat
Natuurmonumenten geen uitvoering geeft aan het bepaalde onder A met
inachtneming van C, met een maximum van € 25.000,00 per jaar.
Bij wege van voorlopige voorziening Natuurmonumenten te veroordelen tot
betaling van een direct opeisbare, niet voor matiging vatbare dwangsom van€ 2.500,00 te verhogen met een bedrag ad. € 250,00 per dag dat
Natuurmonumenten geen uitvoering geeft aan het bepaalde onder B. met
inachtneming van C, met een maximum van € 25.000,00 per jaar.
Met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure, een salaris gemachtigde
daaronder begrepen en tevens bevattende de nakosten, met bepaling dat gedaagde de
proceskostenveroordeling binnen veertien dagen na dagtekening aan eiseres dient te voldoen, bij gebreke waarvan gedaagde vanaf genoemde termijn de wettelijke handelsrente over de proceskostenveroordeling alsmede nakosten verschuldigd is.
3.2.
Natuurmonumenten voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van [naam eiseres] , met veroordeling van [naam eiseres] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordelin

4.1.
Met haar vorderingen A-C, zo is de voorzieningenrechter gebleken, beoogt [naam eiseres] zekerheid te verkrijgen dat Natuurmonumenten diens verplichtingen uit de Vaststellingsovereenkomst (tijdig) zal nakomen. Volgens haar is Natuurmonumenten toerekenbaar tekort geschoten in deze verplichtingen ondanks herhaalde aanmaningen. Als gevolg van deze toerekenbare tekortkomingen van Natuurmonumenten zijn grote kuilen, diepe gaten en plassen aanwezig in [het perceel] , met het risico van schade aan voertuigen die op [het perceel] rijden en letsel voor personen die zich op [het perceel] begeven. Wegens de aankomende winterperiode zullen de thans aanwezige kuilen, gaten en plassen in/op [het perceel] veel gladheid tot gevolg hebben, reden waarom [naam eiseres] bij haar vorderingen een spoedeisend belang meent te hebben.
4.2.
Tot haar verweer voert Natuurmonumenten onder meer het volgende aan. [naam eiseres] beoogt met haar vorderingen nakoming van verbintenissen van Natuurmonumenten die naar hun aard in zoverre ondeelbaar zijn dat [naam eiseres] en haar zuster [naam 1] gezamenlijk één vorderingsrecht hebben, zodat [naam eiseres] niet ontvankelijk is als procespartij omdat zij niet kenbaar heeft gemaakt dat zij mede optreedt voor deze zuster van haar.
Ook betwist Natuurmonumenten in verzuim te zijn en stelt zij dat zij haar onderhoudsverplichtingen nakomt.
4.3.
Een gezamenlijk vorderingsrecht van schuldeisers kan voortvloeien uit wet, gewoonte of rechtshandeling, zo is bepaald in artikel 6:15 lid 1 BW (Burgerlijk Wetboek).
4.4.
Een gewoonte waaruit één gezamenlijk vorderingsrecht van [naam eiseres] en haar zuster voortvloeit, is gesteld noch gebleken. Van een rechtshandeling waaruit één gezamenlijk vorderingsrecht voortvloeit, is in zoverre in ieder geval geen sprake dat in de Vaststellingsovereenkomst niet is bepaald dat [naam eiseres] en haar zuster slechts gezamenlijk een vorderingsrecht hebben op Natuurmonumenten.
4.5.
Wat betreft een gezamenlijk vorderingsrecht dat volgt uit de wet is in artikel 6:15 lid 2 BW bepaald dat een gezamenlijk vorderingsrecht bestaat:
  • als de prestatie ondeelbaar is, of
  • als het vorderingsrecht in een gemeenschap valt.
4.6.
In de Vaststellingsovereenkomst als hiervoor aangehaald onder 2.3 heeft Natuurmonumenten zich zowel jegens [naam eiseres] als jegens haar zuster verbonden tot het verrichten van onderhoudswerkzaamheden aan [het perceel] . Het is dus niet zo dat de verbintenis van Natuurmonumenten jegens de ene zuster [naam eiseres] betrekking heeft op een ander gedeelte van [het perceel] dan de verbintenis die Natuurmonumenten heeft jegens de andere zuster [naam 1] . In zoverre is dan ook sprake van een ondeelbare prestatie van Natuurmonumenten in de zin van artikel 6:15 lid 2 BW. Verder is het zo dat [naam eiseres] zowel onderhoud vordert van het gedeelte van [het perceel] dat haar eigendom is als van het gedeelte van [het perceel] dat eigendom is van haar zuster (zie randnummer 2 van de dagvaarding). Hier doet zich dus de situatie voor van artikel 6:16 BW:
Wanneer met de schuldenaar is overeengekomen dat twee of meer personen als schuldeiser de prestatie van hem voor het geheel kunnen vorderen, des dat de voldoening aan de een hem ook jegens de anderen bevrijdt, doch in de onderlinge verhouding van die personen de prestatie niet aan hen allen gezamenlijk toekomt, zijn op hun rechtsverhouding jegens de schuldenaar de in het geval van gemeenschap geldende regels van overeenkomstige toepassing.
Op de uit de Vaststellingsovereenkomst voortvloeiende rechtsverhouding tussen [naam eiseres] en haar zuster jegens Natuurmonumenten zijn de in het geval van gemeenschap geldende regels derhalve van overeenkomstige toepassing. Gewezen zij in dat verband op de volgende wettelijke bepalingen inzake gemeenschap:
Artikel 3:170 BW
Handelingen dienende tot gewoon onderhoud of tot behoud van een gemeenschappelijk goed, en in het algemeen handelingen die geen uitstel kunnen lijden, kunnen door ieder der deelgenoten zo nodig zelfstandig worden verricht. Ieder van hen is bevoegd ten behoeve van de gemeenschap verjaring te stuiten.
Voor het overige geschiedt het beheer door de deelgenoten tezamen, tenzij een regeling anders bepaalt. Onder beheer zijn begrepen alle handelingen die voor de normale exploitatie van het goed dienstig kunnen zijn, alsook het aannemen van aan de gemeenschap verschuldigde prestaties.
Tot andere handelingen betreffende een gemeenschappelijk goed dan in de vorige leden vermeld, zijn uitsluitend de deelgenoten tezamen bevoegd.
Artikel 3:171 BW
Tenzij een regeling anders bepaalt, is iedere deelgenoot bevoegd tot het instellen van rechtsvorderingen en het indienen van verzoeken ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak ten behoeve van de gemeenschap. Een regeling die het beheer toekent aan een of meer der deelgenoten, sluit, tenzij zij anders bepaalt, deze bevoegdheid voor de anderen uit.
4.7.
In artikel 3:171 BW is weliswaar bepaald dat iedere deelgenoot onafhankelijk van de andere deelgenoot bevoegd is tot het instellen van rechtsvorderingen maar uit het bepaalde dat rechtsvorderingen worden ingesteld
ten behoeve van de gemeenschapkan niet anders volgen dan dat de procederende deelgenoot kenbaar dient te maken dat hij/zij optreedt voor de andere deelgenoot. Laat de procederende deelgenoot dat achterwege, dan staat het de andere deelgenoot (in beginsel) vrij zélf ook een procedure te beginnen tegen de schuldenaar, met het risico dat laatstgenoemde in totaal meer is verschuldigd dan wanneer door beide deelgenoten gezamenlijk één procedure tegen hem wordt gevoerd (vgl. art. 6:16 BW).
4.8.
Door [naam eiseres] is niet kenbaar gemaakt dat zij optreedt voor haar zuster, [naam 1] voornoemd. Hieraan kan niet afdoen de in randnummer 2 van de dagvaarding vermelde volzin
“Met “ [het perceel] ” wordt in onderhavige kwestie bedoeld het deel van [het perceel] dat niet in eigendom is bij Natuurmonumenten, maar in eigendom van [naam eiseres] tezamen met haar zuster mevrouw [naam 1] ”. Hierop stranden reeds haar vorderingen.
4.9.
Voor het in deze zaak op grond van artikel 6:81 BW vereiste intreden van verzuim is een ingebrekestelling vereist. De in artikel 6:83 BW genoemde gevallen waarin verzuim intreedt zonder ingebrekestelling doen zich hier namelijk niet voor.
De ingebrekestelling behelst een schriftelijke aanmaning, waarbij de schuldeiser de schuldenaar een redelijke termijn voor de nakoming stelt (art. 6:82 lid 1 BW). De ingebrekestelling heeft niet de functie om het verzuim vast te stellen, maar om de schuldeiser nog een laatste termijn voor nakoming te geven en aldus nader te bepalen tot welk tijdstip nakoming nog mogelijk is zonder dat van een tekortkoming sprake is, bij gebreke van welke nakoming de schuldenaar vanaf dat tijdstip in verzuim is.
De hierboven onder 2.4 genoemde e-mail van [naam eiseres] aan Natuurmonumenten van 5 oktober 2019 voldoet niet aan dit vereiste. Datzelfde geldt voor de brief van de advocaat van [naam eiseres] aan de advocaat van Natuurmonumenten van 28 oktober 2019 (prod. 9 van Natuurmonumenten). Dat Natuurmonumenten deugdelijk in gebreke is gesteld en in verzuim is geraakt is dan ook niet voldoende aannemelijk geworden.
4.10.
Gelet op het bovenstaande worden de vorderingen afgewezen.
4.11.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [naam eiseres] veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van Natuurmonumenten worden tot aan deze uitspraak begroot op:
griffierecht € 639,00
salaris advocaat € 980,00
totaal € 1.619,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [naam eiseres] in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Natuurmonumenten zijn begroot op € 1.619,00;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2019.
901/676