ECLI:NL:RBROT:2019:9624

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
10 december 2019
Zaaknummer
10/960054-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewoontewitwassen met internationale dimensies en complexe financiële constructies

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 11 december 2019, is de verdachte beschuldigd van gewoontewitwassen in de periode van 14 december 2001 tot en met 6 november 2013. De tenlastelegging betreft witwassen van geldbedragen die afkomstig zijn van criminele activiteiten, met een focus op internationale financiële transacties die plaatsvonden in Andorra, Spanje, Gibraltar en Nederland. De verdachte, die niet ingeschreven was in de basisregistratie personen, had geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland en werd bijgestaan door raadsman mr. K.A. Krikke. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen concrete en verifieerbare verklaring heeft gegeven over de herkomst van de gelden, die vermoedelijk toebehoren aan derden, waaronder een veroordeeld drugshandelaar. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen door het voorhanden hebben en overdragen van geldbedragen die van misdrijf afkomstig zijn. De strafmaat is vastgesteld op een geldboete van € 50.000,- met aftrek van voorarrest, rekening houdend met de ouderdom van de feiten en de schending van de redelijke termijn.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/960054-13
Datum uitspraak: 11 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
verblijvende op het adres: [verblijfadres verdachte] ,
raadsman mr. K.A. Krikke, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 26 januari 2018, 22 november 2019, 25 november 2019, 26 november 2019 en 27 november 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. C.A.M. Brand en mr. E. van Doorn (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4,5 jaren (de rechtbank begrijpt: 54 maanden) met aftrek van voorarrest.

4.Beoordeling

Inleiding

Aan de orde is de strafzaak die is voortgevloeid uit het opsporingsonderzoek Sunbird. Spil in dit onderzoek is de Andorrese rechtspersoon
[naam rechtspersoon](hierna: [naam rechtspersoon] ). De aandelen van deze rechtspersoon zijn formeel in handen van de Andorrese onderdaan [naam 1] , maar feitelijk is de medeverdachte eigenaar van [naam rechtspersoon] .
[naam rechtspersoon] is op 27 oktober 1999 opgericht om in Andorra een bouwproject te realiseren, [naam project 1] . Ter financiering van dit project is op een bankrekening van [naam rechtspersoon] een bedrag bijeen gebracht van ruim 2,7 miljoen euro. De medeverdachte heeft in zijn administratie het project geadministreerd onder de noemer “ [naam lening 1] ”. Uit deze administratie en onderliggende stukken van diverse bankrekeningen is gebleken dat het bedrag is ingebracht in de periode van 12 september 1999 tot en met 27 december 2001. Daarvan is in totaal ruim 1,1 miljoen euro contant gestort, is bijna 670 duizend euro ingebracht met behulp van een drietal cheques en is ruim 960 duizend euro overgeboekt van andere bankrekeningen. Volgens de medeverdachte is de verdachte “ [naam lening 1] ” en was het geld dat van de “ [naam lening 1] ” deel uitmaakte, van drie bronnen afkomstig. Hij heeft hierover verklaard dat het geld dat contant is gestort, van de verdachte is, net als één van de drie cheques en een aantal overboekingen. Het totaal van de inbreng van de verdachte is, volgens de verklaring van de medeverdachte, ruim 1,7 miljoen euro. Verder is 700 duizend euro ingebracht door iemand met de naam [naam 2] , die een contact was van een zakenpartner van de medeverdachte. Tenslotte heeft de medeverdachte op verschillende momenten verklaard dat hij zelf ruim 300.000 euro had ingebracht.
De “ [naam lening 1] ” is gebruikt om de bouw van een appartementencomplex [naam project 1] te financieren. De opbrengsten van de verkoop van de verschillende appartementen ten bedrage van ruim 2,4 miljoen zijn overgeboekt van een bankrekening van [naam rechtspersoon] naar een bankrekening op naam van de verdachte. Dit is gebeurd in twee overboekingen, de eerste op 6 juni 2003 ten bedrage van bijna 50 duizend euro en de tweede op 10 juni 2003 ten bedrage van ruim 2,36 miljoen euro. Vervolgens is een bedrag van 2,3 miljoen euro doorgeboekt naar een andere rekening van de verdachte. Via deze bankrekening van de verdachte zijn daarna verschillende overboekingen gedaan.
Een bedrag van ruim 586.000 euro is op 18 november 2013 teruggeboekt naar de rekening van [naam rechtspersoon] en gebruikt voor een lening van 585.000 euro aan een bedrijf in Nederland met de naam [naam lening 2] . De [naam lening 2] is na vier jaar met rente terugbetaald. Toen is 886.000 euro overgemaakt naar een bankrekening van een trustkantoor in Gibraltar.
Daarnaast is in de periode van 21 januari 2004 tot en met 22 augustus 2005 bijna 1,6 miljoen euro in negen overboekingen overgemaakt van de bankrekening van de verdachte naar een bankrekening van een vennootschap, genaamd [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1] ).
Verder is de verdachte een aantal overboekingen verweten vanaf een bankrekening die [naam rekening] wordt genoemd. Twee overboekingen in maart en april 2003 van respectievelijk 350.000 euro en 250.000 euro waren bestemd voor [naam bedrijf 1] ; in de periode februari tot en met november 2003 waren overboekingen met een totaal van ruim 766.000 euro bestemd voor betaling van horloges en sieraden die bij [naam bedrijf 2] waren gekocht door ene [naam 3] ; en de laatste overboeking van de [naam rekening] rekening op
4 mei 2004 van 170.000 euro werd gestort op een bankrekening in Dubai.
Tenslotte is de verdachte het witwassen verweten van (de hiervoor genoemde) horloges en sieraden, van aandelen in onder andere [naam bedrijf 1] en van een perceel en woonhuis te [adres] in Spanje.
Deze overboekingen en andere gedragingen zijn de verdachte ten laste gelegd als (medeplegen van) gewoontewitwassen. De overboekingen op zichzelf zijn door de verdachte niet betwist.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een bewijsvermoeden van witwassen van de in de “ [naam lening 1] ” ingebrachte gelden. “ [naam lening 1] ” zou [naam 4] (hierna: [naam 4] ) zijn, een man die in Italië is veroordeeld voor handel in verdovende middelen en in Nederland veelvuldig in verband is gebracht met cocaïne handel. De verklaringen van de verdachte en de medeverdachte over de herkomst van het geld zijn, voor zover zij nog niet zijn onderzocht, niet concreet en verifieerbaar. Voor zover zij concreet en verifieerbaar waren, zijn zij onderzocht en onjuist gebleken. Het verhaal van de verdachten over de herkomst van de gelden is gelogen. De officier van justitie is van oordeel dat uit het onderzoek blijkt dat er slechts één bron is voor het ingebrachte geld, ook omdat de rente over het totaal wordt berekend en in de administratie door de verdachte met één bedrag wordt weergegeven. De wijze waarop de verdachten hebben verhuld dat [naam 4] de echte geldschieter was, maakt dat zij wetenschap hadden van de criminele herkomst van het door hem ingebrachte geld. In elk geval na de liquidatie van [naam 4] in 2008 wisten zij dat het geld dat hij had ingebracht misdaadgeld was. Hierna zijn zij toch doorgegaan met het verhullen van de herkomst van het geld.
Standpunt en verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft in het voorbereidende onderzoek geen verklaring afgelegd over de herkomst van zijn vermogen, hoewel hij daartoe op verschillende momenten in de gelegenheid is gesteld. De rechter-commissaris heeft de verdachte tot uiterlijk vrijdag 8 november 2019 in de gelegenheid gesteld een schriftelijke verklaring in te dienen. Die verklaring is op vrijdag 8 november 2019 om 17.16 uur door de raadsman van de verdachte verzonden, met daarbij een in de Spaanse taal gestelde bijlage. De rechtbank heeft bij gebreke van een vertaling in het Nederlands van de bijlage geen kennis kunnen nemen. Volgens de verklaring heeft de verdachte financiële steun gehad van zijn broer [naam broer verdachte] , die een bedrijf in snijbloemen zou hebben gehad in Tanzania en Kenia. Dat geld heeft hij geïnvesteerd in een onroerend goed project in Spanje genaamd [naam project 2] en in verschillende villa’s. Daarmee zou hij veel geld hebben verdiend. Deze verklaring vindt steun in het dossier, in zoverre dat de verdachte inderdaad zou hebben geïnvesteerd in [naam project 2] en in de villa’s. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij veel meer zou hebben verdiend aan de verkoop van de projecten, dan in het dossier is berekend.
Op de zitting heeft de verdachte verder verklaard dat hij geen administratie bijhield, dat hij de medeverdachte volledig vertrouwde en als deze zei, dat verdachtes investering in [naam rechtspersoon] 1,7 miljoen euro was, dat dit klopte. Hij heeft verder alleen in het algemeen verklaard over de herkomst van de contante bedragen van de “ [naam lening 1] ” als zouden dit opbrengsten zijn uit de verkoop van appartementen van het project [naam project 2] . Op verdere vragen over de herkomst van de ingebrachte contante bedragen heeft hij verklaard dat hij eigenaar was van een villa genaamd [naam villa 1] , dat hij deze heeft verkocht aan een Duitser die voor een deel contant in Duitse marken heeft betaald en dat hij deze in de “ [naam lening 1] ” heeft gebracht. Dit wordt in zoverre ondersteund, dat in de administratie van de “ [naam lening 1] ” 900.000 Duitse marken worden genoteerd en dat deze contant op de bankrekening van [naam rechtspersoon] worden gestort.
Ook heeft de verdachte verklaard dat hij met [naam 4] een handel had in Rolex horloges. [naam 4] had deze in Amsterdam bij [naam bedrijf 2] met verdachtes geld gekocht en geëxporteerd naar Dubai. Omdat de verdachte last begon te krijgen van het opsporingsonderzoek tegen hem, heeft hij zijn geld buiten Europa ondergebracht. Hij heeft desgevraagd niet willen verklaren waar. Hij heeft ook de verdiensten met de handel in horloges in Dubai laten ontvangen. Hij heeft niet willen verklaren wie dat geld voor hem in ontvangst heeft genomen. De verdachte heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij zich ervan bewust is, dat zijn weigering om te vertellen waar het geld naar toe is gegaan en wie daarbij verder is betrokken, een risico is en dat hij dat risico neemt.
De verdachte was via weer een andere vennootschap genaamd [naam bedrijf 3] (hierna: [naam bedrijf 3] ) (uiteindelijk) eigenaar van [naam bedrijf 1] . Deze laatste rechtspersoon was eigenaar van een stuk grond in Spanje. Daarop heeft de verdachte, naar eigen zeggen, ten behoeve van [naam 4] en zijn partner [naam 5] een villa laten bouwen, [naam villa 2] . Toen [naam 5] daar in 2005 ging wonen, hebben de verdachte en [naam 5] op 28 september 2005 een overeenkomst op schrift gesteld. De overeenkomst heeft verder ingehouden dat de verdachte het gebruik van de villa en de vennootschap [naam bedrijf 1] heeft verhuurd aan [naam 5] . [naam 5] huurde het geheel voor een bedrag van 200.000 euro per jaar. [naam 5] had de optie om binnen 5 jaar de combinatie van de vennootschappen en de villa te kopen voor een bedrag van 3,1 miljoen euro. Reeds betaalde huurbedragen zouden dan deels op de koopsom in mindering worden gebracht. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in de jaren 2005 tot en met 2007 telkens 200.000 euro heeft ontvangen. In een later stadium heeft de verdachte op de zitting hierover nog verklaard dat hij de huurbetalingen heeft verrekend met een aanbetaling van 260.000 euro voor de bouw van de villa die [naam 4] en [naam 5] eerder hadden gedaan. Hoe dat ging en waar het geld is gebleven, heeft de verdachte niet willen vertellen. Wel heeft hij gezegd dat hij na de dood van [naam 4] in 2008 van de villa af wilde en door (een) niet nader genoemde persoon of personen onder druk is gezet om afstand te doen van, kort gezegd, de villa. Hij heeft toen de aandelen [naam bedrijf 1] , de vennootschap die eigenaar was van [naam villa 2] , voor 3.000 euro overgedragen aan (uiteindelijk) [naam 5] . Hij heeft bevestigd dat in feite de villa daarmee ver onder de waarde is overgegaan naar [naam 5] . Ook hierover heeft de verdachte verder niet willen verklaren.
Wat betreft de terugbetaling van de lening [naam lening 2] , 886.000 euro, heeft de medeverdachte verklaard dat de verdachte aan hem heeft verzocht om het geld over te laten boeken naar de (algemene) rekening van een trustkantoor in Gibraltar. De verdachte heeft verklaard dat hij ervan uitgaat dat dit klopt. Het bedrag werd door het trustkantoor daarna in zes overboekingen overgemaakt naar vier bedrijven. De verdachte heeft verklaard dat hij daar geen herinnering aan heeft. Hij weet niet welke betalingen zijn gedaan. Nadat hem de namen van de desbetreffende bedrijven zijn voorgehouden, heeft hij verklaard: “Ik ken die namen niet”. Hij heeft gezegd daar verder niet over te willen praten. Wel heeft de politie een foto van aantekeningen gevonden in de telefoon van [naam 5] waarop het bedrag van 886.000 euro wordt vermeld met de naam ‘ [naam 6] ’. De politie leidt uit de telefoongegevens af dat met ‘ [naam 6] ’ wordt gedoeld op de medeverdachte. De verdachte heeft hier geen verklaring voor gegeven.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. In de kern heeft hij daartoe naar voren gebracht dat de verdachte direct voorafgaand aan de investeringen in [naam rechtspersoon] met verschillende vastgoed projecten een miljoenenvermogen heeft vergaard. De verdachte heeft hiermee een concrete legale bron van het door hem in [naam rechtspersoon] geïnvesteerde geld aangewezen. Dat de verdachte op dit moment geen stukken meer kan verstrekken over de inkomsten die hij destijds met de handel in vastgoed in Spanje en Andorra heeft verkregen en hij zich sommige zaken nu niet meer goed kan herinneren, kan hem, gezien het tijdsverloop van inmiddels 20 jaren, niet worden tegengeworpen.
Beoordeling
Als gezegd is de verdachte gewoontewitwassen ten laste gelegd. Hem wordt verweten dat hij zich in de periode van 14 december 2001 tot en met 6 november 2013 heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen door het tezamen en in vereniging met anderen, waaronder de medeverdachte, overboeken van eerder genoemde geldbedragen tussen 17 februari 2003 en 9 november 2007 en het witwassen van aandelen, horloges, sieraden en [naam villa 2] . Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de tenlastelegging zo moet worden gezien dat de ten laste gelegde overboekingen samen hangen en tezamen het gewoontewitwassen uitmaken.
De feiten en omstandigheden rond de terugbetaling van de lening [naam lening 2] op 9 november 2007 wijzen er op dat het geld ten bedrage van 886.000 euro niet van de verdachte is geweest. Het wordt op zijn verzoek gestort op een rekening die niet op zijn naam staat en wordt in zes bedragen doorgestort naar vier bedrijven die de verdachte niet zegt te kennen. In het dossier bevinden zich aanwijzingen van wie dat geld dan wel is geweest, namelijk van [naam 4] en/of zijn partner [naam 5] . In het dossier zit een foto van een handgeschreven briefje met daarop de aantekening: “886.000 [naam 6] ”. Deze foto is aangetroffen op de telefoon van [naam 5] ; de medeverdachte, die namens [naam rechtspersoon] de lening aan [naam lening 2] heeft verstrekt, wordt, ook door [naam 5] , [naam 6] genoemd. Geconfronteerd met deze foto heeft de verdachte verklaard: “ik weet het niet, toeval bestaat natuurlijk niet”. Dat de foto op de telefoon van [naam 5] is aangemaakt in 2012, volgens de naam
[naam foto]kennelijk in Dubai, behoeft naar het oordeel van de rechtbank niet te betekenen dat de aantekening ook pas in 2012 is gemaakt.
Aan de andere kant bewijst deze aantekening op zichzelf nog niet dat het geld van [naam 4] en/of [naam 5] zou zijn. Maar er is meer. Dit betreft om te beginnen de betalingen van de horloges en sieraden vanaf de [naam rekening] rekening. De verdachte heeft bevestigd dat deze betalingen voor [naam 4] waren, maar hij heeft (ook) gezegd dat het voor de handel van horloges in Dubai was. Deze verklaring wordt op geen enkele wijze ondersteund door het dossier. Sterker, zoals de officier van justitie terecht heeft opgemerkt, hebben alle gelden van de [naam rekening] rekening op de één of andere wijze [naam 4] en/of [naam 5] als bestemming. Vooral belastend voor de verdachte is de overboeking van ruim 170.000 euro naar Dubai, naar een bedrijf met de naam [naam bedrijf 4] (hierna: [naam bedrijf 4] ) op 4 mei 2004. Volgens de verdachte heeft hij toen de [naam rekening] rekening opgeheven en het resterende bedrag geïnvesteerd in vastgoed in Dubai. Omdat hij niet beschikte over een bankrekening in Dubai heeft hij via een contact van [naam 4] het nummer van een bankrekening gekregen. Dat was een bankrekening van [naam bedrijf 4] en via dit bedrijf zou hij zaken hebben gedaan. Maar de verdachte heeft dit verder niet onderbouwd, terwijl uit het onderzoek is gebleken dat juist [naam 5] betrokken was bij [naam bedrijf 4] . Bij een doorzoeking in haar woning in Spanje zijn diverse stukken in beslag genomen die betrekking hebben op [naam bedrijf 4] . Zo staat in het aangetroffen CV van [naam 5] vermeld:
2002 - 2005 Import Export Business " [naam bedrijf 4] " in Dubai, Jebel Air Free Zone.
Tenslotte zijn er, als gezegd, nog twee bedragen van de [naam rekening] rekening overgemaakt naar [naam bedrijf 1] , op 11 maart 2003 een bedrag van 350.000 euro en op 7 april 2003 een bedrag van 250.000 euro. Deze bedragen zijn geïnvesteerd in [naam villa 2] , die bestemd was voor [naam 4] en [naam 5] en uiteindelijk, via de nodige constructies met vennootschappen, ook in handen van [naam 5] is gekomen. De verdachte heeft verklaard dat hij tussen 2005 en 2007 per saldo 600.000 euro huur heeft ontvangen, dat er een verrekening is geweest met een aanbetaling, dat hij de aandelen van [naam bedrijf 1] daarna onder dwang heeft overdragen, maar hij heeft geweigerd daar meer over te verklaren. Nu deze verklaring pas op zitting is gedaan en niet zodanig concreet is dat zij verder kan worden getoetst, zal de rechtbank dan ook niet van deze verklaring uitgaan.
Tussenconclusie
De wijze van terugbetaling van de lening [naam lening 2] wekt het sterke vermoeden dat het geld niet van de verdachte is geweest. De verdachte heeft dit ook niet tegen gesproken. Sterker, zijn verklaring op zitting dat hij niet weet waar het bedrag van 886.000 euro heengegaan is, versterkt dat vermoeden. Verder is er enige aanleiding om te veronderstellen dat [naam 4] en/of [naam 5] feitelijk eigenaar waren van dat geld. Die veronderstelling wordt sterker als blijkt dat het geld van de [naam rekening] rekening uiteindelijk steeds [naam 4] en/of [naam 5] als bestemming heeft en de verdachte niet wil verklaren over de bestemming van bijvoorbeeld de opbrengsten van de horloges en sieraden in Dubai en zijn verklaring ook overigens niet concretiseert. Daar komt bij dat de handel in horloges tussen februari en november 2003 plaatsvindt. In elk geval vinden in die periode de betalingen plaats aan [naam bedrijf 2] . Naar eigen zeggen heeft de verdachte de winsten met die handel in Dubai laten ontvangen, door “bepaalde mensen”. Dan wekt het bevreemding dat hij in mei 2004, als het laatste bedrag van de [naam rekening] rekening wordt afgeboekt, ineens [naam bedrijf 4] als bestemming moet kiezen, omdat hij geen bankrekening heeft in Dubai.
Bewijs van witwassen
Typisch aan het bewijs van witwassen is dat het uitblijven van een concrete en verifieerbare verklaring van de verdachte over de legale herkomst deel kan uitmaken van de bewijsconstructie. Dat kan indien er niet rechtstreeks een brondelict kan worden aangewezen en er alleen sprake is van een vermoeden dat voorwerpen uit één of meer misdrijven afkomstig zijn. Dat vermoeden wordt bewijs indien een verklaring omtrent de legale herkomst uitblijft. De verklaring om het vermoeden te weerspreken dient min of meer concreet en verifieerbaar te zijn en niet op voorhand volstrekt onaannemelijk. De verdachte is niet gehouden die verklaring in een vroeg stadium van het geding af te leggen, dat mag ook op de zitting, maar hoe later de verklaring wordt afgelegd, hoe meer de verklaring aan geloofwaardigheid kan inboeten. Deze bewijsconstructie laat de verdachte overigens ook ruimte een procespositie in te nemen. Hij kan er, om hem moverende redenen, voor kiezen een verdenking niet tegen te spreken. Zoals hiervoor weergegeven, bestaat het vermoeden dat vermogen in bezit van de verdachte afkomstig is geweest van de handel in verdovende middelen van [naam 4] . De verdachte heeft er uiteindelijk voor gekozen om zijn verklaringen niet verder te concretiseren zodat deze niet kunnen worden geverifieerd. De verdediging heeft ook geen verzoek gedaan om naar deze verklaringen nader onderzoek te doen. Daarmee staat in rechte vast dat dit vermogen van [naam 4] afkomstig is geweest. Dan is het nog een kleine stap naar het bewijs dat het geld van misdrijf afkomstig was. [naam 4] is immers in Italië (in 1994, 2001 en 2006) veroordeeld voor handel in verdovende middelen en hij is in Nederland meermalen met handel in cocaïne in verband gebracht. Dit leidt tot het oordeel dat het vermogen van [naam 4] uit misdrijf afkomstig is geweest. Uit het onderzoek zijn van [naam 4] en [naam 5] nagenoeg geen legale inkomsten uit arbeid of anderszins bekend geworden. Onderzoek naar een min meer legale herkomst van geld dat [naam 4] zou kunnen hebben verdiend (verdiensten uit een coffeeshop) op verzoek van de medeverdachte, heeft aan het licht gebracht, dat [naam 4] en vooral [naam 5] , slechts gedurende enige jaren een beperkt legaal inkomen hebben gehad. Gelet op de bovenbeschreven constructies is naar het oordeel van de rechtbank dan ook bewezen dat de verdachte opzettelijk geld voorhanden heeft gehad en overgedragen dat van misdrijf afkomstig was en/of verborgen heeft gehouden wie rechthebbende was op dat geld. Dit geldt in elk geval voor de lening [naam lening 2] en de genoemde overboekingen die vanaf de [naam rekening] rekening zijn gedaan.
De [naam rekening] rekening stond op naam van de verdachte. De verdachte heeft hiermee verborgen gehouden dat het geld op die rekening van [naam 4] was. Zo heeft hij tezamen en vereniging met anderen ook verhuld wie de rechthebbende was van de sieraden en horloges die met het geld van de [naam rekening] rekening zijn aangekocht.
Tenslotte heeft [naam bedrijf 3] , de eerder genoemde rechtspersoon van de verdachte die eigenaar was van [naam bedrijf 1] , die op haar beurt weer eigenaar was van [naam villa 2] , de aandelen van [naam bedrijf 1] overgedragen aan [naam bedrijf 5] (hierna: [naam bedrijf 5] ). De aandeelhouder van [naam bedrijf 5] was [naam 7] , de moeder van [naam 5] . Feitelijk was [naam 5] de bewoner en eigenaar van de villa. Dat laatste was de verdachte bekend en staat ook niet ter discussie. Nu hij wist dat de villa in elk geval deels was betaald met geld dat van misdrijf afkomstig was, heeft hij meegewerkt aan een constructie waardoor verborgen bleef wie de rechthebbende was op [naam bedrijf 1] en de villa.
De “ [naam lening 1] ”
De vraag is nu wat dit betekent voor de “ [naam lening 1] ”, ten bedrage van ruim 2,7 miljoen euro. Als gezegd is deze volgens de verklaring van de medeverdachte opgebouwd uit drie bedragen, uit de investeringen van de verdachte, uit de lening [naam lening 3] en uit geld dat de medeverdachte heeft ingebracht. Er is geen bewijs dat de lening [naam lening 3] ten bedrage van 700.000 euro van de verdachte afkomstig is geweest of dat hij enige betrokkenheid heeft gehad bij de overboekingen van de lening [naam lening 3] . Verder heeft de medeverdachte een deel van zijn verklaring met stukken onderbouwd. De rechtbank kan, in de zaak van de verdachte, derhalve niet uitsluiten dat inderdaad 300.000 euro door de medeverdachte is ingebracht. Dan is er bewijs dat de verdachte ruim 1,7 miljoen euro in de “ [naam lening 1] ” heeft ingebracht door middel van contante stortingen, een cheque en bankoverschrijvingen. De rechtbank heeft bewezen geacht dat het geld van de terugbetaling van de lening [naam lening 2] niet van de verdachte is geweest. Dit dient tot de conclusie te leiden dat het bedrag van de investering in de lening [naam lening 2] , zijnde 586.000 euro, evenmin van de verdachte is geweest. Dan rest nog een onverklaard bedrag van ruim 1,1 miljoen euro. Volgens de verdachte is dit afkomstig uit de opbrengsten van zijn vastgoed projecten.
Op basis van onderzoek naar de draagkracht van de verdachte concludeert het dossier dat hij in de periode 1999-2001 onvoldoende vermogen heeft gehad om 2,7 miljoen in de “ [naam lening 1] ” te stoppen. De rechtbank heeft zojuist geconstateerd dat de verdachte mogelijk ruim 1,1 miljoen euro heeft geïnvesteerd. De vraag is of zijn vermogen die investering heeft toegelaten.
Verdachtes vermogen wordt in het dossier geschat op ruim 2,4 miljoen euro op 31 december 1999. Dat heeft bestaan uit onder meer een deel [naam project 2] (bijna 1 miljoen euro) en uit de villa [naam villa 1] (661.000 euro). De verdachte heeft verklaard dat hij villa [naam villa 1] voor veel meer dan 661.000 euro heeft verkocht en dus weldegelijk genoeg geld heeft gehad om dit in de “ [naam lening 1] ” te stoppen. Dat [naam villa 1] is verkocht, blijkt inderdaad uit het dossier. Dit is gebeurd op 20 januari 2000 voor het eerder genoemde bedrag van 661.000 euro. Verder heeft de verdachte, als reeds is gememoreerd, verklaard dat hij deze villa aan een Duitser heeft verkocht en dat deze deels contant in Duitse marken heeft betaald. Dit wordt in zoverre ondersteund door het dossier dat rond 17 februari 2000 een bedrag van 900.000 Duitse Marken in de “ [naam lening 1] ” wordt genoteerd, terwijl dit geld tussen 15 februari 2000 en 18 april 2000 in vier kleinere bedragen op de rekening van [naam rechtspersoon] wordt gestort. De 900.000 Duitse marken vertegenwoordigden een waarde van ruim 460.000 euro. Tezamen met 661.000 euro telt dit op tot ruim 1,1 miljoen euro. Al met al kan niet buiten elke redelijke twijfel worden bewezen dat al het geld dat door de verdachte in de “ [naam lening 1] ” is gestopt van [naam 4] afkomstig is. In elk geval een deel zou van de verdachte zelf kunnen zijn, bijvoorbeeld gelden afkomstig uit de verkoop van vastgoed. De rechtbank kan niet uitsluiten dat een deel van het contante geld dat is omgegaan aan het zicht van de fiscus in andere Europese landen dan Andorra werd onttrokken. Maar of dat het geval is geweest voor de door de verdachte in 2000 ontvangen en geïnvesteerde gelden, valt thans niet meer na te gaan. Eén en ander leidt tot de conclusie dat slechts kan worden bewezen dat de verdachte een deel van de opbrengsten van het project [naam project 1] heeft witgewassen via de lening [naam lening 2] . Dat betekent dat de investeringen vanuit de ” [naam lening 1] ” in [naam villa 2] (totaal 1,59 miljoen euro) en de aankoop van de aandelen in [naam bedrijf 6] . op 30 augustus 2003 niet als witwassen zijn te bewijzen.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde gewoontewitwassen.

5.5. Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op tijdstippen in de periode van 14 december 2001 tot en met 6 november 2013 in Nederland en/of Andorra en/of Spanje en/of Gibraltar,
tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders (telkens) geldbedragen voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, en/of daarvan gebruik gemaakt,
en/of
verhuld wie de rechthebbende
(n)op deze geldbedragen was/waren
het gaat hierbij om de volgende geldbedragen, te weten
- een bedrag van circa 350.000,00 euro dat op 11 maart 2003 is overgemaakt van de (Zwitserse) bankrekening ( [bankrekeningnummer 1] onder de naam [naam rekening] ) ten name van hem, verdachte, (en tot welke bankrekening hij, verdachte, als enige gerechtigd was) naar de (Spaanse) bankrekening ( [bankrekeningnummer 2] ) ten name van de Spaanse vennootschap [naam bedrijf 1] );
en
- een bedrag van circa 250.000,00 euro dat op 7 april 2003 is overgemaakt van de (Zwitserse) bankrekening ( [bankrekeningnummer 1] onder de naam [naam rekening] ) ten name van hem, verdachte, (en tot welke bankrekening hij verdachte als enige gerechtigd was) naar de (Spaanse) bankrekening ten name van de Spaanse vennootschap [naam bedrijf 1] )
en
- een bedrag dat op of omstreeks 6 juni 2003 en 10 juni 2003 is overgemaakt van de (Andorrese) bankrekening ( [bankrekeningnummer 3] ) ten name van de Andorrese vennootschap [naam rechtspersoon] (en tot welke bankrekening hij, verdachte, (mede) gemachtigd was en medeverdachte [naam medeverdachte] gemachtigd en gerechtigd was) naar de (Andorrese) bankrekening ( [bankrekeningnummer 4] ) ten name van hem, verdachte, (en tot welke bankrekening hij, verdachte, (als enige) gerechtigd was);
en
- een bedrag dat 21 juli 2003 is overgemaakt van de (Andorrese) bankrekening ( [bankrekeningnummer 4] ) ten name van hem, verdachte, naar de (Andorrese) bankrekening ( [bankrekeningnummer 5] ) ten name van hem, verdachte (en tot welke bankrekening medeverdachte [naam medeverdachte] (mede) gemachtigd was);
en
- een bedrag van circa 586.200,00 euro dat op 18 november 2003 is overgemaakt van de (Andorrese) bankrekening ( [bankrekeningnummer 5] ) ten name van hem, verdachte (en tot welke bankrekening medeverdachte [naam medeverdachte] (mede) gemachtigd was) naar de (Andorrese) bankrekening ( [bankrekeningnummer 3] ) ten name van de Andorrese vennootschap [naam rechtspersoon] ) (en tot welke bankrekening hij, verdachte, (mede) gemachtigd was en medeverdachte [naam medeverdachte] gemachtigd en gerechtigd was);
en
- een bedrag van circa 587.361,04 euro dat op 18 november 2003 is overgemaakt van de (Andorrese) bankrekening ( [bankrekeningnummer 3] ) ten name van de Andorrese vennootschap [naam rechtspersoon] (en tot welke bankrekening hij, verdachte, (mede) gemachtigd was en medeverdachte [naam medeverdachte] gemachtigd en gerechtigd was) naar de derdengeldenrekening ( [bankrekeningnummer 6] ) ten name van notariskantoor [naam kantoor 1] in Nederland);
en
- een bedrag van in totaal circa 766.675,00 euro dat op tijdstippen in de periode van 17 februari 2003 tot en met 24 november 2003 is overgemaakt van de (Zwitserse) bankrekening ( [bankrekeningnummer 1] onder de naam [naam rekening] ) ten name van hem, verdachte, (en tot welke bankrekening hij, verdachte, als enige gerechtigd was) naar de Nederlandse (ABN AMRO) bankrekening ( [bankrekeningnummer 7] ) ten name van [naam bedrijf 2] (in verband met de aankoop van één of meer sieraden en horloges door een persoon die zich [naam 5] noemde);
en
- een bedrag van circa 170.000,00 euro dat 4 mei 2004 is overgemaakt van de (Zwitserse) bankrekening ( [bankrekeningnummer 1] onder de naam [naam rekening] ) ten name van hem, verdachte, (en tot welke bankrekening hij, verdachte, als enige gerechtigd was) naar de bankrekening ( [bankrekeningnummer 8] ) van de Mashreqbank in Dubai ten name van [naam bedrijf 4] );
en
hebben hij, verdachte, en zijn mededaders van voorwerpen verhuld wie de rechthebbende
nop deze voorwerpen waren
te weten,
- aandelen in de vennootschap [naam bedrijf 1] en een woonhuis en belendende grond gelegen op [adres] , Spanje) en/ sieraden en horloges (aangekocht bij [naam bedrijf 2] );
en
- een bedrag van circa 886.000,00 euro dat op 9 november 2007 is overgemaakt van de ABN AMRO derdengeldenrekening ( [bankrekeningnummer 9] ) ten name van [naam kantoor 2] naar de bankrekening ( [bankrekeningnummer 10] ) ten name van [naam bedrijf 7] te Gibraltar (onder vermelding van [naam bedrijf 8] ),
terwijl hij wist dat voornoemd(e) voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Medeplegen van gewoontewitwassen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

Standpunt van de officier van justitie
Ter zitting heeft de officier van justitie toegelicht dat zij bij het bepalen van de strafeis rekening heeft gehouden met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Zij heeft daarbij de Richtlijn voor strafvordering witwassen (hierna: de richtlijn) en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: de LOVS-oriëntatiepunten) als uitgangspunten genomen. De richtlijn geeft bij een witwasbedrag van één miljoen als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 maanden, bij gewoonte te verhogen met een derde. In de LOVS-oriëntatiepunten geldt voor fraude met benadelingsbedragen van hoger dan één miljoen als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van minimaal 24 maanden. Bij de verdachte zijn daarbij strafverzwarende omstandigheden aan de orde. Zo heeft de verdachte gedurende een lange periode als facilitator meegewerkt aan het witwassen van crimineel verkregen vermogens en hij heeft hiervan een gewoonte gemaakt. Daar komt bij dat de verdachte zijn strafbare gedragingen slechts heeft beëindigd door ingrijpen van politie en justitie. Ten slotte heeft de verdachte geen medewerking verleend aan het opsporingsonderzoek. Pas in een heel laat stadium, namelijk op de zitting, heeft hij een verklaring afgelegd. Gelet op al deze omstandigheden is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 tot 6 jaar passend. Omdat in deze zaak sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van meer dan 12 maanden, en omdat de verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, zal deze strafeis worden gematigd tot 4,5 jaar met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdachte
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie geformuleerde eis een te zware straf is voor deze zaak. Gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, maar ook gezien de leeftijd van de verdachte, het feit dat hij een schoon strafblad heeft, de ouderdom van de feiten die geheel in Andorra en Spanje zijn gepleegd en het tijdsverloop dat sinds de aanhouding van de verdachte in november 2013 is verstreken, is oplegging van een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf niet op zijn plaats. Voor zover de rechtbank toch komt tot oplegging van een gevangenisstraf, wordt verzocht een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Beoordeling
De verdachte heeft gedurende een periode van zes jaren eraan meegewerkt om aanzienlijke geldbedragen met een criminele herkomst in de legale economie te brengen. Hij heeft als facilitator crimineel vermogen dat door (een) ander(en) was verkregen, geïnvesteerd in bouwprojecten in Andorra en Spanje, uitgeleend voor een renovatieproject in Nederland en gebruikt voor het aankopen van horloges en sieraden. De verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen.
Witwassen tast de integriteit van het financiële en economische verkeer in ernstige mate aan. De hoeveelheid witgewassen geld is in dit geval zodanig groot dat die bedreiging ook reëel moet worden geacht. De ervaring leert bovendien dat witwassen vaak gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op de straffen die gewoonlijk in vergelijkbare zaken worden opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten. Als gezegd, geldt daarin voor fraude met benadelingsbedragen van hoger dan één miljoen euro als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van minimaal 24 maanden. Gelet op deze uitgangspunten en gezien de lange periode waarin de verdachte zich als facilitator schuldig heeft gemaakt aan strafbare gedragingen, is de rechtbank van oordeel dat normaal gesproken in een zaak als deze, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur zonder meer passend en geboden zou zijn.
Met de raadsman is de rechtbank echter van oordeel dat een gevangenisstraf, ook in voorwaardelijke vorm, voor deze feiten nu niet meer op zijn plaats is. De belangrijkste reden hiervoor is de tijd die inmiddels is verstreken tussen de bewezen verklaarde concrete gedragingen en de afdoening van de strafzaak heden. De bewezen verklaarde concrete handelingen dateren van 17 februari 2003 tot en met 12 maart 2009 en daarmee dus van ruim 10 tot zelfs ruim 16 jaar geleden. Bovendien is na de aanhouding van de verdachte en de doorzoeking van zijn woning op 6 november 2013, de inhoudelijke behandeling van deze strafzaak pas op 22 november 2019 aangevangen. De redelijke termijn als genoemd in artikel 6 EVRM is daarmee in aanzienlijke mate overschreden. Daarnaast heeft de rechtbank, zij het in beperkte mate, in het voordeel van de verdachte gelet op zijn leeftijd en meegewogen dat hij niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld en dat hij, weliswaar in een zeer laat stadium in deze procedure en gemankeerd door het tijdsverloop, een verklaring heeft afgelegd waarmee hij heeft geprobeerd enig inzicht te geven in zijn handelen in de bewezen verklaarde periode.
Alles afwegend, waaronder ook de draagkracht van de verdachte, acht de rechtbank een geldboete van € 50.000,- met aftrek van voorarrest van zeventien dagen, zodat een geldboete resteert van € 49.150,- passend en geboden.

8.Beslag

Op het verzoek van de raadsman om teruggave van de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen, zal de rechtbank geen beslissing nemen. De officier van justitie heeft geen beslaglijst overgelegd. Ter zitting heeft de officier van justitie verder meegedeeld dat de voorwerpen uitsluitend conservatoir in beslag zijn genomen in de zin van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering. Voor een beslissing over deze in beslag genomen voorwerpen is in deze procedure daarom geen plaats.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 24c, 47, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 50.000,00 (vijftigduizend euro);.
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering wordt gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, zodat na deze aftrek een bedrag van
€ 49.150,00 (negenenveertig duizend honderdvijftig euro)te betalen geldboete resteert, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
280 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. S.E.C. Debets en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Empelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 december 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 6 november 2013 in Nederland en/of Andorra en/of Spanje en/of Gibraltar en/of Zwitserland en/of elders ter wereld,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
(telkens) één of meerdere (grote) geldbedrag(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, en/of daarvan gebruik gemaakt,
en/of
(telkens) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing, verborgen en/of verhuld van één of meerdere (grote) geldbedrag(en), althans heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dit/deze geldbedrag(en) was/waren en/of wie dit/deze voorhanden had/hadden,
het gaat hierbij om één of meer van de volgende geldbedragen, te weten
- een bedrag van circa 350.000,00 euro dat op of omstreeks 11 maart 2003 is overgemaakt van de (Zwitserse) bankrekening ( [bankrekeningnummer 1] onder de naam [naam rekening] ) ten name van hem, verdachte, (en tot welke bankrekening hij, verdachte, als enige gerechtigd was) naar de (Spaanse) bankrekening ( [bankrekeningnummer 2] ) ten name van de Spaanse vennootschap [naam bedrijf 1] );
en/of
- een bedrag van circa 250.000,00 euro dat op of omstreeks 7 april 2003 is overgemaakt van de (Zwitserse) bankrekening ( [bankrekeningnummer 1] onder de naam [naam rekening] ) ten name van hem, verdachte, (en tot welke bankrekening hij verdachte als enige gerechtigd was) naar de (Spaanse) bankrekening ten name van de Spaanse vennootschap [naam bedrijf 1] );
en/of
-
een bedrag van circa 49.820,33 euro en/of circa 2.360.687,30 euro (totaal circa 2.410.507,63 euro) dat op of omstreeks 6 juni 2003 en/of 10 juni 2003 is overgemaakt van de (Andorrese) bankrekening ( [bankrekeningnummer 3] ) ten name van de Andorrese vennootschap [naam rechtspersoon] (en tot welke bankrekening hij, verdachte, (mede) gemachtigd was en medeverdachte [naam medeverdachte] gemachtigd en/of gerechtigd was) naar de (Andorrese) bankrekening ( [bankrekeningnummer 4] ) ten name van hem, verdachte, (en tot welke bankrekening hij, verdachte, (als enige) gerechtigd was);
en/of
- een bedrag van circa 2.285.942,46 euro dat op of omstreeks 21 juli 2003 is overgemaakt van de (Andorrese) bankrekening ( [bankrekeningnummer 4] ) ten name van hem, verdachte, naar de (Andorrese) bankrekening ( [bankrekeningnummer 5] ) ten name van hem, verdachte (en tot welke bankrekening medeverdachte [naam medeverdachte] (mede) gemachtigd was);
en/of
-
een bedrag van circa 586.200,00 euro dat op of omstreeks 18 november 2003 is
overgemaakt van de (Andorrese) bankrekening ( [bankrekeningnummer 5] ) ten name van hem, verdachte (en tot welke bankrekening medeverdachte [naam medeverdachte] (mede) gemachtigd was) naar de (Andorrese) bankrekening ( [bankrekeningnummer 3] ) ten name van de Andorrese vennootschap [naam rechtspersoon] ) (en tot welke bankrekening hij, verdachte, (mede) gemachtigd was en medeverdachte [naam medeverdachte] gemachtigd en/of gerechtigd was);
en/of
- een bedrag van circa 587.361,04 euro dat op of omstreeks 18 november 2003 is
overgemaakt van de (Andorrese) bankrekening ( [bankrekeningnummer 3] ) ten name van de Andorrese
vennootschap [naam rechtspersoon] (en tot welke bankrekening hij, verdachte,
(mede) gemachtigd was en medeverdachte [naam medeverdachte] gemachtigd en/of gerechtigd
was) naar de derdengeldenrekening ( [bankrekeningnummer 6] ) ten name van notariskantoor
[naam kantoor 1] in Nederland);
en/of
-
een bedrag van in totaal circa 766.675,00 euro dat op één of neer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 februari 2003 tot en met 24 november 2003 is overgemaakt van de (Zwitserse) bankrekening ( [bankrekeningnummer 1] onder de naam [naam rekening] ) ten name van hem, verdachte, (en tot welke bankrekening hij, verdachte, als enige gerechtigd was) naar de Nederlandse (ABN AMRO) bankrekening ( [bankrekeningnummer 7] ) ten name van [naam bedrijf 2] (in verband met de aankoop van één of meer sieraden en/of horloges door een persoon die zich [naam 5] noemde);
en/of
-
een bedrag van in totaal circa 1.590.000,00 euro dat op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 januari 2004 tot en met 22 augustus 2005 is overgemaakt van de (Andorrese) bankrekening ( [bankrekeningnummer 5] ) ten name van hem, verdachte, (en tot welke bankrekening medeverdachte [naam medeverdachte] (mede) gemaclitigd was) naar de (Spaanse) bankrekening ( [bankrekeningnummer 2] ) ten name van de Spaanse vennootschap [naam bedrijf 1] );
en/of
-
een bedrag van circa 170.000,00 euro dat op of omstreeks 4 mei 2004 is overgemaakt van de (Zwitserse) bankrekening ( [bankrekeningnummer 1] onder de naam [naam rekening] ) ten name van hem, verdachte, (en tot welke bankrekening hij, verdachte, als enige gerechtigd was) naar de bankrekening ( [bankrekeningnummer 8] ) van de Mashreqbank in Dubai ten name van [naam bedrijf 4] );
en/of
heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing, verborgen en/of verhuld van één of meerdere (andere) voorwerpen, althans heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) verborgen, en/of verhuld wie de rechthebbende op dit/deze voorwerp(en) was/waren en/of wie dit/deze voorhanden had/hadden, te weten,
- één of meerdere vermogensbestandde(e)l(en) en/of aande(e)l(en) in/van de
vennootschap(pen) [naam bedrijf 6] . en/of [naam bedrijf 1]
en/of een woonhuis en/of belendende grond gelegen op/aan [adres]
, Spanje) en/of één of meer siera(a)d(en)
en/of horloge(s) (aangekocht bij [naam bedrijf 2] );
en/of
- een bedrag van circa 886.000,00 euro dat op of omstreeks 9 november 2007 is
overgemaakt van de ABN AMRO derdengeldenrekening ( [bankrekeningnummer 9] ) ten name van
[naam kantoor 2] naar de bankrekening ( [bankrekeningnummer 10] ) ten
name van [naam bedrijf 7] te Gibraltar (onder vermelding van mortgage Linda
vastgoed),
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), dat voornoemd(e) voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.