ECLI:NL:RBROT:2019:9619

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2019
Publicatiedatum
10 december 2019
Zaaknummer
10/063991-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van (schuld)witwassen in Rotterdam

Op 11 oktober 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak met parketnummer 10/063991-18. De zaak betreft een verdachte die werd beschuldigd van (schuld)witwassen, gepleegd in de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 mei 2016 in Rotterdam. De officier van justitie, mr. L.L. van Delft, heeft vrijspraak gevorderd voor het ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting gevoerd en de tenlastelegging is als bijlage aan het vonnis gehecht.

De rechtbank heeft de bewijswaardering uitgevoerd en is tot de conclusie gekomen dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen. Zowel de officier van justitie als de verdediging waren van mening dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Daarom heeft de rechtbank besloten om de verdachte vrij te spreken van het onder 1 ten laste gelegde feit.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. E. Rabbie, en de rechters mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en R.H. Kroon. De uitspraak vond plaats in tegenwoordigheid van griffier M.M. Cerpentier. Het vonnis is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/063991-18
Datum uitspraak:11 oktober 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de door de politierechter naar de meervoudige kamer verwezen zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .
Gemachtigd raadsman mr. A.H.J. Bals, advocaat te Kloetinge.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging, voor zover nog aan de orde, is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.L. van Delft heeft gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 oktober 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij (op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1
januari 2016 tot en met 1 mei 2016, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, zich
schuldig heeft gemaakt aan (schuld) witwassen,
immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s),
(van) (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) (van in
totaal ongeveer 136.031,48 euro),
a)de werkelijke aard en/of herkomst heeft verborgen en/of verhuld, dan
wel heeft verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende op dat/die
voorwerp(en) is en/of dat/die voorwerp(en) voorhanden had
danwel
b)heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of overgedragen
en/of omgezet en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft
gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven
voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit
enig(e) misdrijf/misdrijven (te weten uit oplichting);