ECLI:NL:RBROT:2019:9619
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van medeplegen van (schuld)witwassen in Rotterdam
Op 11 oktober 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak met parketnummer 10/063991-18. De zaak betreft een verdachte die werd beschuldigd van (schuld)witwassen, gepleegd in de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 mei 2016 in Rotterdam. De officier van justitie, mr. L.L. van Delft, heeft vrijspraak gevorderd voor het ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting gevoerd en de tenlastelegging is als bijlage aan het vonnis gehecht.
De rechtbank heeft de bewijswaardering uitgevoerd en is tot de conclusie gekomen dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen. Zowel de officier van justitie als de verdediging waren van mening dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Daarom heeft de rechtbank besloten om de verdachte vrij te spreken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. E. Rabbie, en de rechters mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en R.H. Kroon. De uitspraak vond plaats in tegenwoordigheid van griffier M.M. Cerpentier. Het vonnis is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.