ECLI:NL:RBROT:2019:9588

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 november 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
10/750412-19 RK 19/2948
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het horen van een getuige in een strafzaak met betrekking tot mensensmokkel

In deze zaak heeft de verdachte, die wordt vervolgd voor mensensmokkel, verzocht om een getuige te horen in het kader van een artikel 182 Sv-procedure. De rechter-commissaris heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen aanknopingspunten zijn voor de verblijfplaats van de getuige. De verdachte heeft hiertegen bezwaar aangetekend, dat op 27 november 2019 door de rechtbank is behandeld. De raadsman van de verdachte en de officier van justitie, mr. L.L. van Delft, zijn gehoord, maar de verdachte zelf is niet verschenen.

De verdediging betwist dat de getuige niet binnen een redelijke termijn kan worden opgespoord en stelt dat de officier van justitie onvoldoende inspanningen heeft verricht. De officier van justitie concludeert echter dat het bezwaar ongegrond moet worden verklaard, omdat het onduidelijk is waar de getuige zich bevindt en het niet waarschijnlijk is dat deze binnen afzienbare tijd kan worden gehoord.

De rechtbank overweegt dat de verdediging recht heeft op het horen van getuigen, maar dat de gegevens over de verblijfplaats van de getuige onbekend zijn. Er zijn geen aanwijzingen gevonden in Nederland en de getuige is illegaal in Europa. De rechtbank concludeert dat de rechter-commissaris niet meer had kunnen doen dan reeds is gedaan om de getuige op te sporen. Het bezwaar van de verdachte wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/750412-19
Raadkamernummer: RK 19/2948
Beschikking van de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer, op het bezwaarschrift van de verdachte

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] (Roemenië) op [geboortedatum verdachte] ,
voor deze zaak domicilie kiezende te (1016 EZ) Amsterdam aan de Keizersgracht 332,
ten kantore van zijn raadsman mr. M. Rasterhoff.

Procedure

De verdachte heeft op grond van artikel 182 van het Wetboek van Strafvordering (Sv)
bij brief van 9 oktober 2019 de rechter-commissaris verzocht om in de onder opgemeld parketnummer ingeschreven zaak onderzoekshandelingen te verrichten, bestaande uit het horen van de getuige [naam getuige] (hierna ook: de getuige).
De officier van justitie heeft de rechter-commissaris verzocht het verzoek af te wijzen.
De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 29 oktober 2019 het verzoek afgewezen.
Op 11 november 2019 heeft de verdachte bij de rechtbank tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
Het bezwaar is op 27 november 2019 door de raadkamer behandeld. De raadsman van de verdachte en de officier van justitie mr. L.L. van Delft zijn gehoord. De verdachte is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Feiten

De verdachte is in de onder opgemeld parketnummer ingeschreven zaak door de officier van justitie aangemerkt als verdachte van mensensmokkel. Hij wordt ter zake van dit feit vervolgd.

Standpunt verdachte

Het bezwaarschrift keert zich -in essentie- tegen de weigering van de rechter-commissaris om verdere inspanningen te doen om de getuige op te laten sporen, teneinde hem te kunnen horen. De verdediging betwist dat deze getuige niet binnen een redelijke termijn kan worden opgespoord en opgeroepen ten behoeve van een verhoor als getuige. De officier van justitie heeft slechts binnen Nederland een zoekslag uitgevoerd, terwijl de getuige naar alle waarschijnlijkheid op dit moment in het Verenigd Koninkrijk verblijft. Volgens vaste jurisprudentie van het EHRM moet er actief gezocht worden naar een getuige. Ook als deze in het buitenland verblijft. Dat geldt des te meer als er een rechtshulpverdrag is met het desbetreffende land. De officier van justitie heeft zich in casu te weinig ingespannen om de getuige te traceren. Mocht onderzoek in het Verenigd Koninkrijk niet tot resultaten leiden, dan kan er nog onderzoek worden gedaan in het land waaruit de vrachtwagen is vertrokken (België) en het bronland van de getuige (Vietnam).
Ook kan niet worden uitgesloten dat de getuige, in afwachting van een nieuwe poging om het Verenigd Koninkrijk te bereiken, zich op dit moment in Frankrijk bevindt.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het bezwaar.
Weliswaar is er een verdedigingsbelang bij het horen van deze getuige, maar het is volstrekt onduidelijk waar deze getuige op dit moment verblijft. Dit brengt met zich mee dat deze getuige, naar verwachting, niet binnen afzienbare tijd kan worden gehoord.

Beoordeling

In beginsel heeft de verdediging het recht om (een) getuige(n) te (doen) horen in hun aanwezigheid, zeker indien die getuige(n) in een zekere mate bijdragen aan het belastend bewijsmateriaal dat zich in het strafdossier van verdachte bevindt.
De door de verdediging verzochte getuige is tot heden niet gehoord kunnen worden, omdat
-kort gezegd- de gegevens met betrekking tot de woon- of verblijfplaats van de getuige onbekend zijn. Bij een onderzoek naar zijn mogelijke woon- of verblijfplaats in Nederland is niets ter zake dienend naar voren gekomen.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat daarmee niet voldoende inspanningen zijn verricht om deze getuige te kunnen horen.
De rechtbank overweegt in dat verband als volgt. Van de vervolgende autoriteit, het openbaar ministerie, mag -al dan niet in samenwerking met, bijvoorbeeld, de politie- een afdoende inspanning worden gevraagd om onderzoek te doen naar een (mogelijke) verblijfplaats van een te horen getuige. Daarbij zal echter de praktische (on)haalbaarheid van een dergelijk onderzoek mogen worden betrokken.
In deze zaak is er geen enkel aanknopingspunt in het dossier dat wijst op een mogelijke verblijfplaats van deze getuige. Binnen Nederland is de getuige onvindbaar gebleken. De getuige is illegaal in Europa en had het voornemen om naar het Verenigd Koninkrijk af te reizen om daar te gaan wonen en werken, maar ook daar waarschijnlijk zonder legale verblijfsstatus. Deze omstandigheid maakt dat hij zich, voor zover eventueel aanwezig binnen het Vereniging Koninkrijk of elders in Europa, naar verwachting niet (officieel) zal melden bij de overheid aldaar.
De rechtbank betrekt daarbij verder dat een verzoek als bedoeld door de verdediging aan (een of meer) andere Staten de vorm heeft van een rechtshulpverzoek. De Staat die wordt verzocht rechtshulp te verlenen, verwacht (en mag verwachten) dat een inkomend rechtshulpverzoek een passende mate van afgrenzing heeft. Die is in dit geval in redelijkheid niet te geven.
Onder deze omstandigheden was de rechter-commissaris tot niet meer gehouden dan hetgeen al is gedaan om de getuige op te sporen.
Het bezwaarschrift, dat uitgaat van een ander uitgangspunt, moet gelet op het bovenstaande ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De rechtbank:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door: mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en D. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2019.