ECLI:NL:RBROT:2019:9588
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot het horen van een getuige in een strafzaak met betrekking tot mensensmokkel
In deze zaak heeft de verdachte, die wordt vervolgd voor mensensmokkel, verzocht om een getuige te horen in het kader van een artikel 182 Sv-procedure. De rechter-commissaris heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen aanknopingspunten zijn voor de verblijfplaats van de getuige. De verdachte heeft hiertegen bezwaar aangetekend, dat op 27 november 2019 door de rechtbank is behandeld. De raadsman van de verdachte en de officier van justitie, mr. L.L. van Delft, zijn gehoord, maar de verdachte zelf is niet verschenen.
De verdediging betwist dat de getuige niet binnen een redelijke termijn kan worden opgespoord en stelt dat de officier van justitie onvoldoende inspanningen heeft verricht. De officier van justitie concludeert echter dat het bezwaar ongegrond moet worden verklaard, omdat het onduidelijk is waar de getuige zich bevindt en het niet waarschijnlijk is dat deze binnen afzienbare tijd kan worden gehoord.
De rechtbank overweegt dat de verdediging recht heeft op het horen van getuigen, maar dat de gegevens over de verblijfplaats van de getuige onbekend zijn. Er zijn geen aanwijzingen gevonden in Nederland en de getuige is illegaal in Europa. De rechtbank concludeert dat de rechter-commissaris niet meer had kunnen doen dan reeds is gedaan om de getuige op te sporen. Het bezwaar van de verdachte wordt ongegrond verklaard.