ECLI:NL:RBROT:2019:9572

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2019
Publicatiedatum
6 december 2019
Zaaknummer
C/10/584649 / JE RK 19-3250 & C/10/584651 / JE RK 19-3252
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige met ernstige gedragsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 31 oktober 2019 een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming afgewezen om zonder het horen van de belanghebbenden te beslissen op een spoedverzoek tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter oordeelde dat de situatie van [naam kind] al langdurig bij diverse hulpverlenende instanties bekend was, waardoor het voorkomen had moeten worden dat de situatie zo urgent zou worden. Het is van groot belang dat de betrokken ouders hun mening kunnen geven over de verzoeken van de Raad voordat een beslissing wordt genomen. De ouders hebben bezwaren geuit tegen de plaatsing van hun zoon buiten de regio Rotterdam, en het horen van de belanghebbenden is het uitgangspunt van wet- en regelgeving, waarbij slechts in zeer uitzonderlijke gevallen van kan worden afgeweken.

De Raad heeft verzocht om een voorlopige ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van drie maanden, zonder het voorafgaand horen van de belanghebbenden, gezien het spoedkarakter. Tevens is een machtiging tot (spoed)uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten bij Middin in Den Haag, verzocht. De ouders hebben aangegeven dat zij liever willen dat [naam kind] dichter bij huis wordt geplaatst, maar de Raad heeft vastgesteld dat er in de regio Rotterdam geen passende plekken beschikbaar zijn door lange wachtlijsten.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat intensieve behandeling en begeleiding noodzakelijk zijn. De kinderrechter heeft de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verleend, maar de beslissing over de definitieve ondertoezichtstelling en eventuele verdere verlenging van de machtiging uithuisplaatsing is aangehouden tot nader te noemen datum. De kinderrechter heeft de Raad verzocht om uiterlijk twee weken voor de volgende zitting een definitief raadsrapport aan de rechter te doen toekomen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/584649 / JE RK 19-3250 & C/10/584651 / JE RK 19-3252
datum uitspraak: 31 oktober 2019

beschikking voorlopige ondertoezichtstelling en (spoed)uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2006 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 29 oktober 2019, ingekomen bij de griffie op 29 oktober 2019.
Op 31 oktober 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- een tweetal vertegenwoordigers van de Raad, de heer [naam vertegenwoordiger 1] en mevrouw [naam vertegenwoordigster] ,
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: de GI), de heer [naam vertegenwoordiger 2] .
Aangezien de ouders de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar wel de taal Urdu, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van de heer [naam] , tolk in de taal Urdu. De tolk heeft, alvorens zijn taak aan te vangen, op de bij wet voorgeschreven wijze, de belofte afgelegd dat hij zijn taak naar zijn geweten zal vervullen.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de 17-jarige zus van [naam kind] .
[naam kind] is in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten een crisisopvang van ASVZ.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht, voorafgegaan door de voorlopige ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van drie maanden, zonder het voorafgaand horen van de belanghebbenden gezien het spoedkarakter.
Tevens is een machtiging tot (spoed)uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, te weten bij Middin in Den Haag, verzocht voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
Ter zitting heeft de Raad het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. De Raad heeft [naam kind] zelf niet gezien of gesproken. Bij [naam kind] is sprake van chronische problematiek. Tot voor kort heeft [naam kind] thuis bij de ouders gewoond, waarbij hulpverlening vanuit het wijkteam betrokken was. De gedragsproblemen van [naam kind] zijn recent zeer toegenomen en er is sprake van heftige fysieke escalaties. Het is niet meer haalbaar [naam kind] thuis te laten wonen. Door de toenemende problematiek bij [naam kind] worden ouders steeds meer pedagogisch onmachtig. Sinds [naam kind] op de crisisopvang verblijft en hij professionele begeleiding ontvangt, is er een positieve ontwikkeling te zien. [naam kind] kan niet langer op de crisisopvang verblijven, deze plek sluit niet aan bij zijn problematiek. Er is een perspectiefbiedende plek gevonden voor [naam kind] bij Middin in Den Haag. De ouders willen niet dat [naam kind] zo ver weg van hen wordt geplaatst, zij willen liever dat er een plek voor [naam kind] wordt gevonden in Rotterdam. De Raad heeft dit meegenomen en er blijken 17 organisaties benaderd te zijn in Rotterdam en omgeving, maar er is sprake van zeer lange wachtlijsten, variërend van zes maanden tot enkele jaren. De Raad is van mening dat het niet in het belang van [naam kind] is dusdanig lang te wachten voordat hij specifieke behandeling en begeleiding krijgt. De Raad benadrukt dat Middin voor de familie weliswaar verder weg is dan de huidige plek bij ASVZ, maar dat de kans aanwezig is dat [naam kind] nog verder weg van zijn familie geplaatst moet worden, gezien het gebrek aan passende plekken, als van de plek bij Middin geen gebruik gemaakt wordt

Het standpunt van de GI

De GI heeft ter zitting aangegeven het verzoek van de Raad te ondersteunen. De GI is pas een aantal dagen betrokken bij [naam kind] . [naam kind] kan niet langer bij ASVZ verblijven, vanaf 5 november aanstaande kan [naam kind] bij Middin terecht. Tot die tijd kan [naam kind] bij ASVZ blijven. De methodiek en het dagprogramma die bij Middin worden geboden, sluiten heel goed aan bij de problematiek van [naam kind] . De zorgen die de ouders hebben over de langere reistijd naar Den Haag zullen besproken worden tijdens het intakegesprek bij Middin. De GI weet dat de ouders [naam kind] uiteindelijk graag in de regio Rotterdam willen plaatsen; ook hierover zal gesproken worden.

Het standpunt van de belanghebbenden.

De ouders hebben ter zitting aangegeven dat als [naam kind] niet langer bij ASVZ kan blijven, zij graag willen dat [naam kind] weer thuis komt wonen totdat er een geschikte vervolgplek voor hem is gevonden in de omgeving van Rotterdam. De ouders zien in dat [naam kind] door de intensieve begeleiding een positieve ontwikkeling doormaakt. De ouders zijn zeer betrokken bij [naam kind] en proberen [naam kind] dagelijks te bezoeken bij ASVZ. De ouders hebben aangegeven het lastig te vinden om [naam kind] in Den Haag bij Middin te bezoeken, de reistijd is fors langer dan naar ASVZ. De moeder en de zus kampen met problemen, waardoor zij niet goed kunnen reizen. De familie heeft geen auto. De ouders maken zich zorgen om [naam kind] aangezien hij niet kan praten, reisangst heeft en niet in een lift durft. Zij geven aan zo vaak mogelijk langs te gaan om hem in de gaten te houden. De ouders maken zich zorgen dat als [naam kind] in Den Haag wordt geplaatst, zij niet meer zo regelmatig bij hem op bezoek kunnen gaan. De ouders hebben ter zitting de wens uitgesproken dat als [naam kind] naar Middin zal gaan, hij in ieder geval in de weekenden naar huis mag op verlof.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Bij [naam kind] is sprake van chronische kindeigen problematiek waarvoor intensieve behandeling en begeleiding noodzakelijk zijn. [naam kind] kan thuis met regelmaat fysiek gewelddadig zijn. Hij lijkt niet tegen geluid te kunnen en lijkt onvoldoende te eten. In 2015, toen hij 9 jaar oud was, is zijn ontwikkelingsleeftijd geschat op 19 maanden.
[naam kind] lijkt op de crisisplek van ASVZ, waar de ouders hem geplaatst hebben omdat het thuis niet meer ging, een positieve ontwikkeling door te maken. Helaas kan [naam kind] hier niet langer blijven; het verblijf daar is al twee maal verlengd. De Raad heeft een bij de problematiek van [naam kind] aansluitende perspectiefbiedende vervolgplek voor [naam kind] gevonden bij Middin in Den Haag; dit is nog relatief dichtbij de woonplaats van de ouders gezien het gebrek aan passende plekken.
De Raad heeft de kinderrechter verzocht een beslissing op zijn verzoeken te nemen zonder het voorafgaand horen van de belanghebbenden. Dit verzoek is door de kinderrechter afgewezen, gezien het feit dat de situatie van [naam kind] al langdurig bij diverse hulpverlenende instanties bekend was waardoor voorkomen had moeten worden dat de situatie van [naam kind] zo urgent is geworden als deze nu is. Daarnaast acht de kinderrechter het van groot belang dat de zeer betrokken ouders hun mening kunnen geven over de verzoeken van de Raad voordat een beslissing wordt genomen. Zeker nu de ouders belangrijke bezwaren tegenover de Raad hebben geuit over een plaatsing van hun zoon buiten de regio Rotterdam.
Het horen van de belanghebbenden is ook het uitgangspunt van wet- en regelgeving; slechts in zeer uitzonderlijke gevallen mag hiervan worden afgeweken.
De ouders hebben zich ter zitting niet verzet tegen de voorlopige ondertoezichtstelling. Wel hebben zij duidelijk aangegeven graag te willen dat [naam kind] , in afwachting van een vervolgplek in Rotterdam, weer thuis komt wonen; zij willen niet dat hij zo ver van huis wordt geplaatst omdat zij hem dan niet meer dagelijks kunnen bezoeken. De ouders hebben echter een zeer kleine woning voor hun grote gezin met, naast [naam kind] , nog vijf andere thuiswonende kinderen. Mede gezien het feit dat er in het verleden fysieke escalaties hebben plaatsgevonden, is de kinderrechter van oordeel dat het niet in het belang van [naam kind] is, maar ook niet in het belang van met name de jongere kinderen, dat [naam kind] weer thuis komt te wonen. Daarnaast maakt [naam kind] bij ASVZ een positieve ontwikkeling door en lijkt hij leerbaar. Zijn negatieve gedrag raakt steeds verder op de achtergrond. Het is daarom belangrijk dat hij intensieve professionele behandeling en begeleiding blijft krijgen; Middin kan hem dat bieden.
Ter zitting is gebleken dat de ouders zich ernstige zorgen maken over de langere reistijd naar Den Haag, mede vanwege hun problematiek. De kinderrechter prijst de grote betrokkenheid van de familie bij [naam kind] ; dat is heel belangrijk voor hem. De zorgen die de ouders hebben geuit zijn meegewogen door de Raad. De Raad heeft vastgesteld dat hiertoe al 17 verschillende organisaties zijn benaderd. Helaas hebben al deze organisaties door zeer lange wachtlijsten geen plek voor [naam kind] (op korte en middellange termijn). De GI heeft ter zitting toegezegd met de ouders te bezien hoe zij [naam kind] regelmatig kunnen bezoeken en hoe [naam kind] bij hen op bezoek kan komen. In het komende intakegesprek bij Middin zullen alle zorgen van de ouders besproken worden.
Uit het voorgaande blijkt dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [naam kind] weg te nemen. [naam kind] zal voorlopig onder toezicht worden gesteld voor een termijn van drie maanden (artikel 1:257 BW). Ook is het dringend en onverwijld noodzakelijk dat [naam kind] met spoed uit huis wordt geplaatst, zodat hij naar Middin kan gaan.
De kinderrechter zal de beslissing op het verzoek tot de definitieve ondertoezichtstelling en over de eventuele verdere verlenging van de machtiging uithuisplaatsing aanhouden tot nader te noemen datum, nu het onderzoek door de Raad nog niet is voltooid. De kinderrechter verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen zittingsdatum de rechter het definitieve raadsrapport te doen toekomen.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] voorlopig onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, tot 31 januari 2020;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 31 januari 2020;
verklaart de beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

En alvorens verder te beslissen:

Bepaalt dat het verhoor van de Raad, de GI en de belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op
24 januari 2020 te 14.00 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125.
De zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter.
Bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI en de belanghebbenden.
Verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen.
Gelast de oproeping van de minderjarige tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip.
Verzoekt de Raad voor de genoemde zitting een tolk in de taal Urdu aan te vragen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2019 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Gregoor als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 november 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.