In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 november 2019 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. R. Kruisdijk, senior rechter in de rechtbank Rotterdam. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter vooringenomen was en de schijn van partijdigheid had gewekt door de verhinderdata van de verzoeker te negeren en inhoudelijk te corresponderen met de gemachtigde van de tegenpartij, mr. R. Willemsen. De verzoeker had eerder een kort geding aangespannen tegen [naam vennootschap] B.V. en was van mening dat de rechter niet voldoende rekening had gehouden met zijn verhinderingen voor de zitting op 22 november 2019.
De rechtbank oordeelde dat de verzoeker geen objectieve aanwijzingen had geleverd voor de vrees dat de rechter niet onpartijdig was. De rechter had de verhinderdata van zowel de verzoeker als de eiser in het kort geding in overweging genomen en had gelet op het spoedeisende karakter van de zaak. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker het wrakingsmiddel misbruikte om uitstel van de zitting te bewerkstelligen, gezien zijn eerdere wrakingsverzoeken en de beslissingen die daarop volgden. De rechtbank besloot dat een volgend wrakingsverzoek van de verzoeker in deze procedure niet in behandeling zou worden genomen.
De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter mr. A.P. Hameete en de rechters mr. drs. J. van den Bos en mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar. De uitspraak benadrukt het belang van de onpartijdigheid van rechters en de voorwaarden waaronder een wrakingsverzoek kan worden ingediend.