In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 november 2019 uitspraak gedaan over twee wrakingsverzoeken van verzoeker tegen mr. M.M. Kruithof, rechter in de rechtbank Rotterdam, en de rechters van de wrakingskamer. Het eerste wrakingsverzoek werd ingediend op 1 oktober 2019 en afgewezen op 31 oktober 2019. Verzoeker heeft vervolgens op 30 oktober 2019 een tweede wrakingsverzoek ingediend, dat ook betrekking had op de rechters van de wrakingskamer. De rechtbank oordeelde dat de rechters van de eerste wrakingskamer de zaak van verzoeker niet meer behandelden op het moment dat het verzoek tot wraking werd gedaan. De gronden van het tweede verzoek tot wraking bevatten geen nieuwe feiten of omstandigheden die na het eerste verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden. Hierdoor werd verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in beide wrakingsverzoeken. De beslissing werd genomen met toepassing van het Wrakingsprotocol van de rechtbank.