ECLI:NL:RBROT:2019:9556

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
6 december 2019
Zaaknummer
585434 / HA RK 19-1322
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in civielrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 november 2019 uitspraak gedaan over twee wrakingsverzoeken van verzoeker tegen mr. M.M. Kruithof, rechter in de rechtbank Rotterdam, en de rechters van de wrakingskamer. Het eerste wrakingsverzoek werd ingediend op 1 oktober 2019 en afgewezen op 31 oktober 2019. Verzoeker heeft vervolgens op 30 oktober 2019 een tweede wrakingsverzoek ingediend, dat ook betrekking had op de rechters van de wrakingskamer. De rechtbank oordeelde dat de rechters van de eerste wrakingskamer de zaak van verzoeker niet meer behandelden op het moment dat het verzoek tot wraking werd gedaan. De gronden van het tweede verzoek tot wraking bevatten geen nieuwe feiten of omstandigheden die na het eerste verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden. Hierdoor werd verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in beide wrakingsverzoeken. De beslissing werd genomen met toepassing van het Wrakingsprotocol van de rechtbank.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 585434 / HA RK 19-1322
Beslissing van 13 november 2019
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [adres] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. M.M. Kruithof, rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton 1 (hierna: de rechter)
en
de rechters van de wrakingskamerin de rechtbank Rotterdam.

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 23 september 2019 heeft ten overstaan van de rechter de comparitie van partijen plaatsgevonden in de civielrechtelijke procedure van verzoeker als eiser in conventie, verweerder in reconventie tegen Stichting [naam stichting] (hierna: [naam stichting] ) als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie. Die procedure draagt als kenmerk 7892211 CV EXPL 19-29135.
Bij brief van 1 oktober 2019, door de rechtbank ontvangen op 2 oktober 2019, heeft verzoeker wraking van de rechter verzocht (hierna: het eerste wrakingsverzoek).
Bij beslissing van de wrakingskamer van 31 oktober 2019 (hierna: de eerste wrakingskamer) is het eerste wrakingsverzoek afgewezen.
Bij brief van 30 oktober 2019, ingediend ter griffie op 31 oktober 2019, heeft verzoeker wraking verzocht van de rechter en van de rechters van de wrakingskamer (hierna: het tweede wrakingsverzoek).
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt:
  • het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting en
  • de beslissing van de eerste wrakingskamer van 31 oktober 2019.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van:
  • de e-mailberichten van de algemeen secretaris van de wrakingskamer aan verzoeker van 1 november 2019 en 4 november 2019 en
  • de brief van de algemeen secretaris van de wrakingskamer aan verzoeker van 5 november 2019.
Op al deze berichten heeft verzoeker niet gereageerd.

2.De ontvankelijkheid van de verzoeken

2.1
het verzoek tot wraking van de rechters van de wrakingskamer
Verzoeker wraakt de rechters van de wrakingskamer omdat de wrakingskamer te laat is met de uitspraak ten aanzien van zijn eerste wrakingsverzoek.
De uitspraak van de eerste wrakingskamer van 31 oktober 2019 is gedaan op een tijdstip kort na opening van de griffie van de rechtbank die dag te 09.00 uur.
Het verzoek tot wraking van de rechters van de wrakingskamer is ingediend in de middaguren (15.30 uur).
Uit het vorenstaande volgt dat de rechters van de eerste wrakingskamer de zaak van verzoeker niet meer behandelden op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan.
Niet is gesteld of gebleken dat de andere rechters in de rechtbank Rotterdam, die tevens rechter zijn in de wrakingskamer van die rechtbank, belast zijn of belast zijn geweest met de behandeling van een zaak van verzoeker.
Op grond van het vorenstaande is verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van de rechters van de wrakingskamer. Derhalve wordt op dit onderdeel van het verzoek beslist met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, tweede volzin en onder c, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank.
2.2
het verzoek tot wraking van de rechter
Verzoeker wraakt de rechter voor de tweede maal omdat hij vindt dat de rechter een vooringenomen standpunt heeft, niet onpartijdig is en om die redenen geen uitspraak moet doen in zijn zaak.
De rechtbank is van oordeel dat deze – alleen in algemene bewoordingen vervatte – gronden van het tweede verzoek tot wraking van de rechter geen nieuwe feiten en omstandigheden behelzen die pas na het eerste verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van de rechter. Derhalve wordt op dit onderdeel van het verzoek beslist met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, tweede volzin en onder e, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechters van de wrakingskamer;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van mr. M.M. Kruithof.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.R. Roukema, voorzitter, mr. P. Joele en
mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 november 2019 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. M.M. Kruithof
- mr. S.N. Ali
- mr. E. Piepers-Westermeijer