ECLI:NL:RBROT:2019:9555

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 november 2019
Publicatiedatum
6 december 2019
Zaaknummer
584885 / HA RK 19-1286
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek met bepaling over toekomstige verzoeken in dezelfde procedure

Op 11 november 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker, die zich niet kon vinden in de gedragsaanwijzing die hem was opgelegd. Verzoeker had geëist dat een politieambtenaar zou getuigen tijdens de zitting van de raadkamer op 14 november 2019. Toen de rechter niet binnen de door verzoeker gestelde termijn op dit verzoek reageerde, kondigde verzoeker aan de rechter te zullen wraken. De wrakingskamer oordeelde dat het niet aan verzoeker is om termijnen te stellen die de wet niet kent en dat de vrees voor vooringenomenheid niet gerechtvaardigd was. Verzoeker had het wrakingsverzoek aangewend om een beslissing van de rechter te forceren, wat niet de bedoeling van het wrakingsmiddel is. De rechtbank besloot dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze procedure niet in behandeling zal worden genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer/rekestnummer: 584885 HA RK 19-1286
Beslissing van 11 november 2019
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. W.A.F. Damen, senior rechter in de rechtbank Rotterdam, team straf II (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Verzoeker heeft op 2 juli 2019 een beroepschrift ingediend gericht tegen de gedragsaanwijzing ex artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering van de officier
van justitie in het arrondissement Rotterdam, gedateerd op 12 juni 2019. Verzoeker is op
21 oktober 2019 opgeroepen voor de zitting van de raadkamer van 14 november 2019, alwaar het verzoekschrift zal worden behandeld. Die procedure draagt als raadkamernummer RK 19/2736, parketnummer 10/123362-19.
Verzoeker heeft per e-mail van 30 oktober 2019 een wrakingsverzoek ingediend. Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure.
Verzoeker, de rechter en de officier van justitie zijn voor de zitting uitgenodigd. De rechter is voorts in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren.
De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt en hij heeft op 4 november 2019 een schriftelijke reactie aan de wrakingskamer doen toekomen. Verzoeker heeft per e-mail van
7 november 2019 gereageerd op de schriftelijke reactie van de rechter. De rechter heeft vervolgens per e-mail van 7 november 2019 een aanvullende schriftelijke reactie aan de wrakingskamer doen toekomen.
Het wrakingsverzoek is behandeld op de zitting van 7 november 2019. Ter zitting is verschenen de officier van justitie mr. S.B. Epozdemir. De rechter en verzoeker zijn beiden met bericht van verhindering niet verschenen.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Naar de mening van verzoeker is aan hem ten onrechte een gedragsaanwijzing opgelegd. Verzoeker heeft het recht om rechercheur [naam] , politiebureau [naam] , op te roepen als getuige. Nu de rechter geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek en een termijn van twaalf dagen voor de zitting te kort is om een getuige op te roepen, wraakt verzoeker de rechter.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust. De rechter heeft te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Daarbij is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Uit de stukken leidt de rechter af dat, omdat hij niet heeft besloten tot het oproepen van een bepaalde politieambtenaar, verzoeker kennelijk heeft aangenomen dat hij vooringenomen is.
De rechter heeft nog geen enkel contact met verzoeker gehad en heeft nog niet de kans gekregen om zich te verdiepen in de zaak en het daarmee samenhangende verzoek tot het horen van de getuige. Tot op heden heeft verzoeker enkel op 22 oktober 2019 een bericht van de griffie gekregen, waarin hem de procedure is uitgelegd en waarbij hem is verteld hoe hij zijn dossier kan inzien. Na bestudering van het dossier zal de rechter beoordelen of er een reëel verdedigingsbelang besloten ligt in het verzoek van verzoeker. De rechter kan de toets pas verrichten nadat hij de stukken heeft kunnen lezen, die zich door het wrakingsverzoek bij de wrakingskamer bevinden.
2.3
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door zijn persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Verzoeker heeft bij e-mail van 23 oktober 2019 geëist dat een politieambtenaar op de zitting van de raadkamer van 14 november 2019 komt getuigen. Verzoeker heeft vervolgens op
25 oktober 2019 aangekondigd de rechter te zullen wraken per 2 november 2019, in het geval hij niets mocht vernemen. De wrakingskamer stelt voorop dat het niet aan verzoeker is om termijnen te stellen die de wet niet kent. Uit het feit dat de rechter niet binnen de door verzoeker gestelde termijn een beslissing heeft genomen op een verzoek kan reeds hierom niet een vrees voor vooringenomenheid blijken.
Het verzoek is mitsdien ongegrond en wordt afgewezen.
3.6
De wrakingskamer overweegt voorts dat uit de eigen stelling van verzoeker blijkt dat
hij het wrakingsverzoek heeft aangewend om een beslissing van de rechter te forceren. Verzoeker heeft daarmee het middel van wraking aangewend niet op gronden jegens de rechter zelf zoals genoemd in rechtsoverweging 3.1, maar voor een doel, waarvoor het middel niet bedoeld is en hij maakt aldus misbruik van het middel van wraking.
Dit rechtvaardigt thans de beslissing dat een volgend verzoek van verzoeker tot wraking van de rechter in de onderhavige procedure niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot wraking van mr. W.A.F. Damen;
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de raadkamerprocedure met kenmerk RK 19/2736, parketnummer 10/123362-19, niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.A. Kalk, voorzitter en mr. I.K. Rapmund en
mr. drs. J. van den Bos, rechters en uitgesproken door mr. drs. J. van den Bos ter openbare terechtzitting van 11 november 2019 in tegenwoordigheid van mr. C.J.C. Korteland, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-