ECLI:NL:RBROT:2019:9517

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2019
Publicatiedatum
5 december 2019
Zaaknummer
10/194024-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake twee winkelovervallen met vrijspraak voor één feit

Op 6 december 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee winkelovervallen, gepleegd op 7 augustus 2019 in Rotterdam. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.R. Hogerbrugge. De officier van justitie, mr. H.J. du Croix, eiste een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met diverse bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte voor de overval op de bakkerij schuldig was, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot overval op de tabakswinkel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tweede feit, omdat de overeenkomsten in modus operandi niet voldoende waren om de verdachte te identificeren als de dader van de poging tot overval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan afpersing en legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn motivatie voor gedragsverandering en de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/194024-19
Datum uitspraak: 6 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. P.R. Hogerbrugge, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 november 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. du Croix heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal houden aan een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling zal volgen met mogelijk een klinische opname, zich zal houden aan een contactverbod, een locatiegebod en een locatieverbod zoals door de reclassering geadviseerd en zal meewerken aan elektronisch toezicht door middel van een enkelband.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 2
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Op dezelfde dag als de overval op bakkerij [naam bakkerij] (feit 1) heeft in dezelfde buurt een poging tot overval op een tabakswinkel plaatsgevonden. De verdachte heeft bekend dat hij de bakkerij heeft overvallen en heeft gezegd dat hij geld nodig had voor zijn zoon/kind. Hij dreigde daarbij met een mes en zei dat het geld in een plastic zakje moest gedaan worden. Dezelfde woorden en werkwijze zijn ook bij de overval op de tabakswinkel gebruikt. Tevens is op de camerabeelden van de tabakswinkel te zien dat een man met een bontmuts met flappen de overval pleegt. Bij de verdachte is tijdens de huiszoeking een bontmuts met flappen gevonden. Gelet op deze overeenkomsten van beide overvallen heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat de poging tot overval en de overval op dezelfde dag en in dezelfde buurt hebben plaatsgevonden en dat de modus operandi hierbij vergelijkbaar is, onvoldoende is om vast te stellen dat het de verdachte is geweest die de poging tot overval op de tabakswinkel heeft gepleegd. Evenmin kan op basis van het dossier en van de camerabeelden die ter zitting zijn vertoond, worden vastgesteld dat de bij verdachte aangetroffen bontmuts bij het plegen van dit feit door de dader werd gedragen. Bij het voorgaande wordt mede in aanmerking genomen dat de verdachte heeft verklaard dat hij op initiatief en instructie van zijn dealer aan wie de verdachte geld verschuldigd was de overval op de bakkerij heeft gepleegd. Niet valt uit te sluiten dat de overvaller van de tabakswinkel een andere gebruiker betreft.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring feit 1 zonder nadere motivering
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 7 augustus 2019 te Rotterdam met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (357,85 euro of daaromtrent) dat geheel of ten dele aan Bakkerij [naam bakkerij] toebehoorde, door:
- die [naam slachtoffer 1] een mes voor te houden/te tonen en
- daarbij die [naam slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "dit is een overval, ik heb geld nodig voor mijn zoon" en "ik wil al het geld uit de kassa hebben";
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

1.Afpersing

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 7 augustus 2019 een overval op een bakkerij gepleegd. Hij heeft de medewerkster van de bakkerij onder bedreiging van een mes gedwongen geld te geven. De eigenares van de bakkerij is de verdachte achterna gerend nadat zij de medewerkster hoorde roepen dat zij overvallen was. De eigenares heeft geprobeerd de zak met geld uit de handen van de verdachte te trekken, dit is niet gelukt en hij is met het geld weggerend.
De verdachte heeft verklaard dat hij de overval heeft gepleegd om zijn drugsverslaving te kunnen bekostigen. Uit de verklaring van de medewerkster en de waarneming van de verbalisanten ter plaatse blijkt dat de medewerkster erg geschrokken was door de overval. Dat de gevolgen van een dergelijke overval zeer ingrijpend en verstrekkend zijn, moet ook voor verdachte duidelijk zijn geweest. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 oktober 2019, waaruit blijkt dat de verdachte na een eerdere behandeling van zijn verslavingsproblematiek, de afgelopen 5 jaar niet met justitie in aanraking is geweest.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 november 2019. Dit rapport houdt het volgende in. De kans op recidive wordt ingeschat als hoog. Er zijn onder andere zorgen met betrekking tot het middelengebruik, de financiën en de beïnvloedbaarheid van de verdachte. De heer [naam verdachte] is gemotiveerd voor gedragsverandering en hulpverlening. In het verleden heeft hij trajecten bij de reclassering en Youz verslavingszorg positief afgerond. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS in aanmerking genomen. Het oriëntatiepunt van het LOVS is voor een overval op een winkel een gevangenisstraf van 2 jaar.
De verdachte heeft zich zelf bij de politie gemeld en door middel van een excuusbrief spijt betuigd aan de medewerkster van de bakkerij. Ook tijdens de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij graag schoon schip wil maken en zijn verantwoordelijkheid wil nemen voor hetgeen hij heeft gedaan. De verdachte is inmiddels afgekickt en hij wil zich blijven inzetten om aan zijn problematiek te werken, zodat hij geen strafbare feiten meer zal plegen. De verdachte komt authentiek over in zijn spijtbetuiging en in zijn voornemen zijn leven te beteren. De rechtbank neemt voorgaande in strafverminderdende zin mee bij het bepalen van de straf.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de
rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Antes of een soortgelijke zorgverlener voor zijn problematiek, met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname van maximaal 7 weken, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelaar verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.V. Wagener, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 7 augustus 2019 te Rotterdam
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geld
(357,85 euro of daaromtrent), in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan Bakkerij [naam bakkerij] toebehoorde,
door:
- die [naam slachtoffer 1] een mes voor te houden/te tonen en/of
- daarbij die [naam slachtoffer 1] de woorden toe te voegen:"dit is een overval, ik heb
geld nodig voor mijn zoon" en/of "ik wil al het geld uit de kassa
hebben", in elk geval woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking;
2
hij op of omstreeks 7 augustus 2019 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van geld en/of sigaretten,
in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde toebehoorde
en/of
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
geld en/of sigaretten, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 2]
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen
en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die
[naam slachtoffer 2] ,
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
- die [naam slachtoffer 2] een mes heeft voorgehouden/getoond en/of
- die [naam slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd: ”dit is een overval” en/of
“doe hier het geld in” en/of “geef alles wat je hebt, zoek het maar hier
en daar” en/of “als er geen geld is, geef dan maar pakjes sigaretten”,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;