ECLI:NL:RBROT:2019:9514
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van niet-gemelde inkomsten uit leningen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. De eiser ontving sinds 14 september 2016 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). De verweerder heeft de bijstandsuitkering van eiser herzien over verschillende periodes en een bedrag van € 870,- aan teveel verstrekte bijstand teruggevorderd. Eiser heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de bijschrijvingen op zijn bankrekening afkomstig zijn van leningen en dus niet als inkomen moeten worden aangemerkt.
De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bijschrijvingen daadwerkelijk afkomstig zijn van leningen. De rechtbank benadrukt dat een geldlening in beginsel als inkomen wordt beschouwd en dat eiser de verplichting had om deze bij verweerder te melden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen bijstand heeft ontvangen in de maanden waarin de bijschrijvingen plaatsvonden, maar dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat deze bedragen als leningen moeten worden gekwalificeerd.
De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard voor wat betreft de intrekking van het primair besluit I, maar heeft de beslissing op bezwaar voor het overige in stand gelaten. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.