ECLI:NL:RBROT:2019:9500

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2019
Publicatiedatum
5 december 2019
Zaaknummer
10/055141-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gijzeling met oogmerk op financieel gewin

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 december 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van gijzeling van een aangeefster en haar zesjarige dochter. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 6 maart 2019 in Rotterdam en Ridderkerk de aangeefster en haar dochter wederrechtelijk van hun vrijheid heeft beroofd met het oogmerk om financieel gewin te behalen. De verdachte had de slachtoffers onder valse voorwendselen in zijn auto laten stappen en hen vervolgens bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De rechtbank verwierp het verweer van psychische overmacht, omdat niet aannemelijk was dat de verdachte onder dwang van een Chinese organisatie handelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelen een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de psychische en lichamelijke integriteit van de slachtoffers, wat leidde tot langdurige psychische gevolgen voor hen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en een geestelijke stoornis, maar oordeelde dat een gevangenisstraf noodzakelijk was. De verdachte werd ook veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen voor immateriële en materiële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/055141-19
Datum uitspraak: 2 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Indonesië) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. M.R. de Kok, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 november 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L.M. Kuiper heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met aangeefster en haar gezin en een gebiedsverbod voor de wijk [naam wijk] , Rotterdam stadsdeel IJsselmonde;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de aangeefster en haar dochter van hun vrijheid heeft beroofd [gehouden] met het oogmerk de aangeefster en/of een ander te dwingen iets te doen of niet te doen, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
4.1.2.
Beoordeling
Ter terechtzitting heeft de verdachte bekend op 6 maart 2019 te Rotterdam en Ridderkerk de aangeefster en haar dochtertje wederrechtelijk van hun vrijheid beroofd te hebben en dat hij gedurende een autorit – ondanks hun verzoeken hen vrij te laten – hen van hun vrijheid beroofd heeft gehouden.
De verdachte heeft de primair tenlastegelegde gijzeling ontkend. De verdachte heeft namelijk ontkend een vuurwapen of een daarop gelijkend wapen op de aangeefster of haar dochtertje te hebben gericht. De verdachte heeft verklaard dat hij wel een wapen aan de aangeefster heeft getoond. Tevens heeft hij ontkend te hebben gezegd:
“Geef mij nu jouw telefoon. […] Geef mij nu je telefoon anders schiet ik op je dochter. […] We gaan losgeld eisen en als je betaalt, ben je vanavond weer thuis”.
Voor gijzeling dient sprake te zijn van een wederrechtelijke vrijheidsberoving alsmede van het inwilligen van - door degene, die de ander in gijzeling houdt - gestelde eisen als ruilobject voor de vrijlating van de gegijzelde.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte bepalend is voor de beantwoording van de vraag wat er in de auto van de verdachte heeft plaatsgevonden. De aangifte wordt op een groot aantal wezenlijke onderdelen ondersteund door de verklaring van de verdachte. Daarnaast vindt de verklaring van de aangeefster steun in de verklaring van de getuige [naam getuige] en in het bij de verdachte in zijn auto aangetroffen briefje met de geschreven tekst
“U bent nu in het bezit van IS”.Op grond hiervan acht de rechtbank de aangifte consistent en betrouwbaar
.
Op grond van deze feiten en omstandigheden, wordt bewezen geacht dat de verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de aangeefster en haar dochtertje heeft gericht gehad en daarbij heeft gezegd:
“Geef mij nu jouw telefoon. […] Geef mij nu je telefoon anders schiet ik op je dochter. […] We gaan losgeld eisen en als je betaalt, ben je vanavond weer thuis”.Met name die bewoordingen in combinatie met het richten van een wapen op de aangeefster en haar dochtertje, zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm, zozeer gericht op financieel gewin, dat daaruit naar het oordeel van de rechtbank volgt dat de verdachte het oogmerk had om de aangeefster of een ander te bewegen iets te doen, namelijk geld aan hem te betalen.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte op de in de tenlastelegging aangegeven plaatsen en tijdstip de aangeefster en haar dochtertje heeft gegijzeld gehad.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 6 maart 2019 te Rotterdam en Ridderkerk,
opzettelijk [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft verdachte, telkens met het oogmerk die [naam slachtoffer 1] , in elk geval een ander, te dwingen iets te doen :
- Die [naam slachtoffer 1] benaderd, aangesproken en zich voorgedaan als politieagent en die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] bewogen zijn auto in te stappen en
- De autoportieren gesloten en met die auto weggereden en
- Tegen die [naam slachtoffer 1] gezegd:
• “U bent nu in het bezit van IS. U gaat vandaag naar Brussel” en
• “Het is niet verstandig dat uw man de politie gaat bellen. Er zit een sensor in zijn auto die hebben wij geplaatst. Zo weten wij als hij uit huis gaat en het zal niet goed aflopen voor hem. Ik weet dat uw man een witte Audi heeft” en
• “Geef mij nu jouw telefoon! Je zit nu op een bom. Stap zo uit en dan laat ik de bom ontploffen. Geef nu je telefoon” en
• “Geef mij je telefoon anders schiet ik op je dochter” en
• “Als je zo moeilijk doet dan breng ik je naar het centrum van IS. Je maakt het alleen maar lastiger voor jezelf. We gaan losgeld eisen en als je betaalt, ben je vanavond weer thuis”,
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond aan en gericht op die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2]
en,
- die [naam slachtoffer 2] vastgepakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
gijzeling, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
Namens de verdachte is een beroep gedaan op psychische overmacht. Aan de verdachte zou strafrechtelijk geen verwijt kunnen worden gemaakt, nu hij heeft gehandeld onder een zodanige druk van derden dat hij daaraan redelijkerwijs geen weerstand kon bieden.
De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte geld verschuldigd was aan “chinezen”, die hem vervolgens zouden hebben bedreigd en onder druk hebben gezet. De verdachte werd uiteindelijk door deze “chinezen” gedwongen de aangeefster en haar dochter te ontvoeren.
6.2.
Beoordeling
Een beroep op psychische overmacht kan alleen worden gehonoreerd indien aannemelijk is geworden dat het handelen van de verdachte het gevolg is geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden.
De verdediging heeft geen overtuigende onderbouwing aan het verweer kunnen geven. De door de verdediging aan de rechtbank overgelegde documenten en reistickets geven geen blijk van de door de verdediging naar voren gebrachte dwang, waaronder de verdachte zou hebben gehandeld.
Van psychische overmacht is dan ook geen sprake en het beroep daarop wordt verworpen.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gijzeling van de aangeefster en haar zes jaar oude dochtertje. De verdachte heeft de aangeefster aangesproken en zich voorgedaan als politieagent. Onder valse voorwendselen heeft hij de aangeefster en haar dochtertje in zijn auto laten stappen en vervolgens de deur dichtgedaan terwijl hij wist dat er een kinderslot op de deuren zat. Nadat de verdachte is weggereden, heeft hij – onder meer – gezegd “
U bent nu in het bezit van IS, “Je zit op een bom”, geef mij je telefoon of ik schiet op je dochter” we gaan losgeld eisen en als je betaalt, ben je vanavond weer thuis”.Ook heeft de verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan de aangeefster getoond en op haar en haar dochtertje gericht. Het dochtertje [naam slachtoffer 2] heeft door het raam van de autodeur moeten klimmen om naar buiten te ontkomen en vervolgens de deur aan moederszijde te kunnen openen. Zij zijn vervolgens naar een onbekende gerend om in veiligheid te komen.
De verdachte heeft met zijn handelwijze een grove inbreuk gemaakt op de psychische en lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Het is algemeen bekend dat een dergelijke gebeurtenis een uitermate beangstigende en bedreigende ervaring is voor de slachtoffers, waar zowel de slachtoffers als hun omgeving nog lang de psychische gevolgen van moeten ondervinden. Dat het handelen van de verdachte ernstige gevolgen heeft gehad voor de slachtoffers blijkt ook uit de verklaring die de aangeefster op de terechtzitting heeft afgelegd. Zij heeft verklaard dat zij en haar dochtertje allebei psychische (en de aangeefster inmiddels ook psychiatrische) hulp hebben gezocht en dat zij zijn nog steeds heel angstig zijn. Dit soort feiten veroorzaakt bovendien angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 juni 2019. Dit rapport houdt het volgende in. Psychosociaal functioneren is een risico verhogende factor bij de verdachte. Een meldplicht en behandeling zijn geïndiceerd en de verdachte is bereid om daaraan mee te werken.
Psychiater B.A. Blansjaar heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 mei 2019. Dit rapport houdt het volgende in. De verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een beperkte vasculaire neurocognitieve stoornis met gedragsstoornissen. Ten tijde van het ten laste gelegde had de verdachte waarschijnlijk een hypomaan verhoogde stemming met gedragsstoornissen als gevolg van een beperkte vasculaire neurocognitieve stoornis. Geadviseerd wordt de verdachte het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen. Ook wordt geadviseerd een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden van nader onderzoek en behandeling van de stoornis van onderzochte in een Forensisch Psychiatrische Afdeling, met ambulante nazorg door een Forensisch Psychiatrische Polikliniek, onder toezicht van de reclassering.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht, wat de rechtbank in straf verminderende zin zal meewegen.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op het leed dat de verdachte beide slachtoffers heeft aangedaan. Voorts heeft zij gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
De rechtbank rekent het de verdachte daarbij in het bijzonder zwaar aan dat een van de slachtoffers, [naam slachtoffer 2] , ten tijde van het feit pas zes jaar oud was.
In de hoogte van de op te leggen straf hoort – als strafdoel - de vergelding van het aan moeder en dochter aangedaan leed een plaats te hebben. Zij zullen de effecten van het handelen van de verdachte nog lang met zich moeten dragen.
Daarnaast dient in de straf plaats te worden gegeven aan begeleiding van de verdachte dat gericht zal zijn op herstel van zijn stoornis, dan wel een zodanige begeleiding hiervan dat niet opnieuw slachtoffers zullen worden gemaakt. Met de reclassering en de psychiater acht de rechtbank begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk. Daarom zal zij een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank echter geen meerwaarde in de door het door haar geëiste contact- en gebiedsverbod ten aanzien van de aangeefster en haar gezin als bijzondere voorwaarden, nu niet is gebleken dat de verdachte – ook niet sinds hij niet meer gedetineerd was – actief op zoek is (geweest) naar contact met de slachtoffers.
De officier van justitie heeft verzocht om de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bevelen. Op grond van artikel 14e Sr kunnen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard indien er
ernstigrekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen.
In het rapport van de reclassering wordt het risico op recidive en letselschade ingeschat op laag. Aangezien zowel de reclassering als de psychiater het recidive risico van de verdachte als laag tot matig verhoogd inschatten en de verdachte sinds 6 maart 2019 niet meer met justitie in aanraking is gekomen, ziet de rechtbank geen reden om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 11.000,= ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Daarnaast heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 219,78 ter zake van materiële schade en een vergoeding van € 9.000,= ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Beoordeling
T.a.v. de vordering van [naam benadeelde 1]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op basis van de nu gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 7.500,=, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen
.Voor het overige zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering zodat zij dit deel van de vordering nog bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 6 maart 2019, zijnde de datum waarop de schade is ontstaan.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
T.a.v. de vordering van [naam benadeelde 2]
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde door de verdachte niet voldoende gemotiveerd is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De vergoeding van € 219,78 ter zake voor materiële schade is niet betwist. De gevorderde immateriële schade zal op basis van de nu gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 7.500,=, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen
.Voor het overige zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering zodat zij dit deel van de vordering nog bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 6 maart 2019, zijnde de datum waarop de schade is ontstaan.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van
€ 7.500,=. Aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] moet de verdachte een schadevergoeding betalen van € 7.719,78. Beide schadevergoedingen worden vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Voorlopige hechtenis

9.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie op de terechtzitting gevorderde opheffing schorsing gevangenhouding dient te worden afgewezen.
9.2.
Beoordeling
De rechtbank acht de tenlastegelegde gijzeling, meermalen gepleegd, bewezen en ziet de geschokte rechtsorde als grond aanwezig om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
9.3.
Conclusie
De vordering tot opheffing van de schorsing van de gevangenhouding van de verdachte zal op grond van het bovenstaande dan ook worden toegewezen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 282a van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zijn medeverwerking verlenen aan het voortzetten van de reeds ingezette behandeling bij Fivoor;
3. de veroordeelde zal meewerken aan onderzoek en behandeling in een Forensisch Psychiatrische Afdeling, gevolgd door ambulante nazorg van een Forensisch Psychiatrische Polikliniek, onder toezicht van de reclassering, waarbij het onderzoek en de behandeling in de kliniek de termijn van zeven weken niet zal overschrijden.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 7.500,= (zegge: zevenduizend vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 7.719,78 (zegge: zevenduizend zevenhonderdnegentien euro en achtenzeventig cent), bestaande uit € 219,78 aan materiële schade en € 7.500,= aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vorderingen; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 7.500,=(hoofdsom,
zegge: zevenduizend vijfhonderd), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 7.500,= vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
72 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 7.719,78(hoofdsom,
zegge: zevenduizend zevenhonderdnegentien euro en achtenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 7.719,75 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
72 dagen;toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en K. Hara, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Vrind, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 6 maart 2019 te Rotterdam en/of Ridderkerk, in elk geval in Nederland,
opzettelijk [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/is verdachte, (telkens) met het oogmerk die [naam slachtoffer 1] , in elk geval een ander, te dwingen iets te doen of niet te doen:
- Die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] benaderd/aangesproken en/of zich voorgedaan als politieagent en/of die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] bewogen zijn/een auto in te stappen en/of
- De autoportieren afgesloten en/of met die auto weggereden en/of
- Tegen die [naam slachtoffer 1] gezegd:
• “U bent nu in het bezit van IS. U gaat vandaag naar Brussel” en/of
• “Het is niet verstandig dat uw man de politie gaat bellen. Er zit een sensor in zijn auto die hebben wij geplaatst. Zo weten wij als hij uit huis gaat en het zal niet goed aflopen voor hem. Ik weet dat uw man een witte Audi heeft” en/of
• “Geef mij nu jouw telefoon! Je zit nu op een bom. Stap zo uit en dan laat ik de bom ontploffen. Geef nu je telefoon” en/of
• “Geef mij je telefoon anders schiet ik op je dochter” en/of
• “Als je zo moeilijk doet dan breng ik je naar het centrum van IS. Je maakt het alleen maar lastiger voor jezelf. We gaan losgeld eisen en als je betaalt, ben je vanavond weer thuis”,
Althans woorden van gelijke (dreigende) aard/strekking,
- Een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp getoond aan en/of gericht (gehouden) op die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2]
- Tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] geduwd en/of die [naam slachtoffer 2] vastgepakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 maart 2019 te Rotterdam en/of Ridderkerk, in elk geval in Nederland,
opzettelijk [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/is verdachte
- Die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] benaderd/aangesproken en/of zich voorgedaan als politieagent en/of die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] bewogen zijn/een auto in te stappen en/of
- De autoportieren afgesloten en/of met die auto weggereden en/of
- Tegen die [naam slachtoffer 1] gezegd:
• “U bent nu in het bezit van IS. U gaat vandaag naar Brussel” en/of
• “Het is niet verstandig dat uw man de politie gaat bellen. Er zit een sensor in zijn auto die hebben wij geplaatst. Zo weten wij als hij uit huis gaat en het zal niet goed aflopen voor hem. Ik weet dat uw man een witte Audi heeft” en/of
• “Geef mij nu jouw telefoon! Je zit nu op een bom. Stap zo uit en dan laat ik de bom ontploffen. Geef nu je telefoon” en/of
• “Geef mij je telefoon anders schiet ik op je dochter” en/of
• “Als je zo moeilijk doet dan breng ik je naar het centrum van IS. Je maakt het alleen maar lastiger voor jezelf. We gaan losgeld eisen en als je betaalt, ben je vanavond weer thuis”,
Althans woorden van gelijke (dreigende) aard/strekking,
- Een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp getoond aan en/of gericht (gehouden) op die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2]
- Tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] geduwd en/of die [naam slachtoffer 2] vastgepakt.