ECLI:NL:RBROT:2019:9479

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 december 2019
Publicatiedatum
4 december 2019
Zaaknummer
C/10/552706 / HA ZA 18-587
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand in verband met bezwaar- en strafprocedure tussen expediteurs

In deze zaak vorderde Neele-Vat Logistics B.V. vergoeding van kosten van rechtsbijstand in verband met een bezwaarprocedure en een strafrechtelijke procedure. De rechtbank Rotterdam oordeelde dat de Fenex-voorwaarden geen grondslag bieden voor de vordering. De feiten van de zaak betroffen een geschil tussen expediteurs, waarbij Clearfreight B.V. onjuiste goederencodes had doorgegeven aan Neele-Vat Customs Broker I B.V. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat Clearfreight opzettelijk onjuiste informatie had verstrekt. De vorderingen van Neele-Vat Logistics werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat de kwijting die eerder was verleend, enkel betrekking had op de bestuursrechtelijke procedures en niet op de strafrechtelijke procedure. De rechtbank benadrukte dat de Fenex-voorwaarden niet de mogelijkheid boden om de kosten van rechtsbijstand in de strafprocedure te verhalen op Clearfreight. De uitspraak werd gedaan op 4 december 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/552706 / HA ZA 18-587
Vonnis van 4 december 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEELE-VAT LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A-J. van der Duijn Schouten te Dordrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CLEARFREIGHT B.V.,
gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. N.R. Huiskamp te Zevenbergen.
Partijen zullen hierna Neele-Vat Logistics en Clearfreight genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 juni 2018 met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van (voorwaardelijke) eis in reconventie met producties;
  • de oproepingsbrieven van de rechtbank van 17 oktober 2018;
  • de brieven van de rechtbank van 19 december 2018 met instructies voor de zitting;
  • de conclusie van antwoord in reconventie en voorwaardelijke reconventie, tevens houdende rectificatieverzoek met producties;
  • het proces-verbaal van de comparitie van 14 januari 2019;
  • de ter zitting door mr. Huiskamp overgelegde pleitnota tevens houdende wijzigingen van eis in reconventie met productie;
  • de ter zitting door mr. Van den Wijngaart overgelegde notities;
  • de fax van de zijde van Clearfreight van 28 januari 2019;
  • de fax van de zijde van Neele-Vat Logistics van 29 januari 2019;
  • het tussenvonnis van 19 juni 2019 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de akte overlegging producties van de zijde van Neele-Vat Logistics van 26 juni 2019;
  • de antwoordakte van Clearfreight van 24 juli 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Clearfreight is een expediteur en maakt deel uit van het Amerikaanse Clearfreight Inc..
2.2.
Neele-Vat Logistics is een in 2015 nieuw opgerichte vennootschap binnen de Neele-Vat groep. Neele-Vat Logistics is de bestuurder van Neele-Vat Customs Broker I. Neele-Vat Customs Broker I drijft een expediteursbedrijf. Alle aandelen in Neele-Vat Customs Broker I worden gehouden door de Stichting Administratiekantoor Neele-Vat.
2.3.
In de periode van 2000 tot en met 2014 heeft Clearfreight opdrachten gegeven aan
(de rechtsvoorganger van) Neele-Vat Logistics Solutions B.V. (hierna: Neele-Vat Logistics Solutions), waaronder opdrachten tot het aangeven ten invoer van goederen (onder meer voedingssupplementen) onder een door Clearfreight opgegeven goederencode.
Neele-Vat Logistics Solutions heeft het inklaren van de goederen uitbesteed aan Neele-Vat Customs Broker I B.V. (hierna: Neele-Vat Customs Broker I).
2.4.
Op de rechtsverhouding tussen Clearfreight en Neele-Vat Logistics Solutions zijn de Fenex-voorwaarden (versie 1 juli 2004) van toepassing.
2.5.
De Douane Rotterdam Rijnmond heeft op 10 december 2013 brieven aan (de rechtsvoorgangster van) Neele-Vat Customs Broker I verstuurd waarin zij stelt voornemens te zijn uitnodigingen tot betaling (hierna: UTB’s) aan (de rechtsvoorgangster van) Neele-Vat Customs Broker I te sturen voor een bedrag van in totaal € 422.107,16. Dit gaat om aangiften die in 2009 en 2010 door Neele-Vat Customs Broker I zijn gedaan in opdracht van Clearfreight met gebruikmaking van de door Clearfreight opgegeven goederencodes.
2.6.
In oktober 2014 zijn door de Douane Rotterdam Rijnmond UTB’s gedaan aan Neele-Vat Customs Broker I voor een bedrag van in totaal € 25.685,37. Clearfreight heeft dit bedrag aan de douane betaald.
2.7.
Neele-Vat Customs Broker I heeft op 7 november 2014 volmacht verleend aan Clearfreight om namens Neele-Vat Customs Broker I bezwaar te maken tegen de in oktober 2014 aan Neele-Vat Customs Broker I gedane UTB’s voor een bedrag van in totaal
€ 25.685,37.
2.8.
Clearfreight heeft in december 2014 namens Neele-Vat Customs Broker I bezwaar gemaakt tegen de UTB’s.
2.9.
Neele-Vat Customs Broker I heeft haar volmacht aan Clearfreight op 20 april 2015 ingetrokken en aan Clearfreight laten weten dat Neele-Vat Customs Broker I de bezwaarprocedure verder zelf zal voeren.
2.10.
De officier van justitie heeft Neele-Vat Customs Broker I en de heer [naam 1] , hoofd van de douaneafdeling van Neele-Vat Customs Broker I, bij brief van 27 maart 2015 een concept tenlastelegging gestuurd en aan hen laten weten dat zij als verdachten worden aangemerkt. De concept tenlastelegging ziet op het opzettelijk doen van onjuiste aangifte in 2009/2010.
2.11.
Inmiddels is de strafvervolging jegens Neele-Vat Customs Broker I en [naam 1] geseponeerd en heeft Neele-Vat Customs Broker I haar bezwaar/beroep tegen de UTB’s ingetrokken.
2.12.
Neele-Vat Customs Broker I heeft aan Neele-Vat Logistics Solutions last gegeven om de vorderingen van Neele-Vat Customs Broker I op eigen naam te innen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Neele-Vat Logistics vordert na wijziging van eis samengevat – dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht verklaart dat Clearfreight aansprakelijk is voor de kosten van
rechtsbijstand die Neele-Vat Logistics c.q. Neele-Vat Customs Broker I heeft
gemaakt en nog zal maken met betrekking tot de bezwaarprocedure
tegen de aan Neele-Vat Customs Broker I opgelegde UTB’s (en een eventueel
daarop volgende (hoger) beroepsprocedure), alsmede met betrekking tot de
strafrechtelijke procedure tegen Neele-Vat Customs Broker I en/of
[naam 1] ;
II Clearfreight veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan Neele-Vat Logistics te betalen:
a. een bedrag van € 80.312,80, althans een in goede justitie te bepalen
bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 mei 2018 tot aan
de dag van volledige betaling;
b. een bedrag van € 1.578,13 althans een in goede justitie te bepalen
bedrag aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de
wettelijke rente vanaf 25 mei 2018 tot aan de dag van volledige betaling;
c. een bedrag van € 3.536,25 aan wettelijke rente over
€ 80.312,80 tot en met 25 mei 2018, dan wel een bedrag aan rente over
de toegewezen hoofdsom;
III Clearfreight veroordeelt tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand voor de bezwaarprocedure tegen de UTB’s, alsmede met betrekking tot de strafechtelijke procedure tegen Neele-Vat Customs Broker I en/of de heer [naam 1] ad € 21.835,19, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2019 tot aan de dag van volledige betaling;
IV Clearfreight veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
Clearfreight voert verweer en concludeert tot nietigverklaring van de dagvaarding, althans tot niet-ontvankelijkverklaring van Neele-Vat Logistics in haar vorderingen, althans tot afwijzing van haar vorderingen, althans tot matiging daarvan met veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van Neele-Vat Logistics in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
De vordering in (voorwaardelijke) reconventie is bij akte van 1 mei 2019 ingetrokken zodat alleen de beoordeling in conventie resteert.

4.De verdere beoordeling

in conventie
rectificatieverzoek
4.1.
Neele-Vat Logistics heeft rectificatie verzocht. Zij stelt dat in de dagvaarding per abuis de verkeerde naam terecht is gekomen en verzoekt om de naam van eisende partij in de dagvaarding verbeterd te lezen als Neele-Vat Logistics Solutions.
4.2.
Clearfreight voert aan dat het verzoek om rectificatie niet aan de eisen van tijdigheid en kenbaarheid voor de wederpartij voldoet. Clearfreight wordt hierdoor benadeeld en in haar verdediging geschaad. Er is sprake van een ontoelaatbare partijwissel.
4.3.
Neele-Vat Logistics heeft haar rectificatieverzoek bij repliek ingetrokken zodat daarop niet meer behoeft te worden beslist.
bevoegdheid
4.4.
Clearfreight heeft bij dupliek aangevoerd dat de rechtbank onbevoegd is. Zij stelt daartoe dat deze procedure volgens de stellingen van Neele-Vat Logistics gaat over een geschil tussen Clearfreight enerzijds en Neele-Vat Logistics Solutions anderzijds die haar beweerdelijke vorderingsrechten cedeerde. Clearfreight stelt dat een dergelijk geschil buiten het bereik van de jurisdictieafspraak valt omdat die uitsluitend geldt voor het geschil tussen Clearfreight en Neele-Vat Logistics en/of Neele-Vat Customs Broker I, zodat de rechtbank daaraan geen bevoegdheid kan ontlenen.
4.5.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De onderhavige procedure is aanhangig tussen Neele-Vat Logistics en Clearfreight. Die partijen zijn op 22 augustus 2017 een forumkeuze overeengekomen (productie 20 bij dagvaarding). Die forumkeuze luidt als volgt:
“dat ter zake het geschil tussen partijen voortvloeiende uit c.q. verband houdende met de (uitvoering van de) overeenkomst(en) tussen Clearfreight en Neele-Vat en/of Neele-Vat Customs Broker I B.V. tot het doen vervoeren van goederen, daaronder begrepen het aangeven van die goederen ten invoer - in het kader van de uitvoering waarvan UTB’s c.q. naheffingen c.q. boetes zijn of worden opgelegd - naar aanleiding waarvan Neele-Vat op korte termijn een (bodem)procedure zal entameren, de rechtbank Rotterdam, bij uitsluiting bevoegd zal zijn om van dit geschil kennis te nemen.”
Tussen partijen bestaat geen misverstand dat de onderhavige procedure het in de forumkeuze genoemde geschil betreft. Anders dan Clearfreight stelt maakt de gestelde cessie, waarop hierna zal worden ingegaan, niet dat het onderhavige geschil buiten de jurisdictieafspraak valt. Die afspraak ziet immers op de vraag welke rechter het geschil dient te beoordelen zonder dat beperkingen of voorwaarden worden gesteld aan de procederende partijen. Voor het overige is de rechtbank bevoegd vanwege de vestigingsplaats van Clearfreight.
cessie
4.6.
Neele-Vat Logistics stelt dat Neele-Vat Logistics Solutions contractspartij van Clearfreight was. Neele-Vat Logistics Solutions heeft de in de bijlage bij de akte van cessie d.d. 26 februari 2019 genoemde vorderingen op Clearfreight bij die akte aan Neele-Vat Logistics gecedeerd en daarvan conform de geldende voorschriften mededeling gedaan aan Clearfreight.
Naar de vorm betreft het een geldige cessie.
Clearfreight betwist dat Neele Vat Logistics Solutions haar wederpartij is/was en meent dat deze cessie geen rechtsgevolg heeft. Zij stelt dat een geldige titel voor overdracht ontbreekt en voert aan dat de cessie nietig is omdat deze tot stand is gekomen in strijd met de goede zeden en openbare orde (artikel 3:40 BW) omdat de cedent en de cessionaris geen daadwerkelijke overdracht beo(o)g(d)en. De cessie heeft immers als enig oogmerk het redden van de procedure en niet de (blijvende) overdracht van vorderingsrechten. Daarnaast stelt Clearfreight dat de cessie ongeldig is omdat de cedent niet beschikkingsbevoegd is.
4.7.
De betwiste stelling dat Neele-Vat Logistics Solutions contractspartij van Clearfreight was leent zich op zich voor nadere bewijslevering. Gelet op de omstandigheid dat de vordering op na te noemen gronden zal worden afgewezen zal Neele-Vat Logistics niet tot dat bewijs worden toegelaten. De rechtbank zal in het navolgende - uitsluitend als veronderstelling - uitgaan van de vorderingsgerechtigdheid van Neele-Vat Logistics.
finale kwijting
4.8.
Clearfreight heeft aangevoerd dat partijen op 24 oktober 2014 een overeenkomst hebben gesloten waarbij Neele-Vat Logistics/Neele-Vat Customs Broker I aan Clearfreight finale kwijting heeft verleend. Deze finale kwijting is onbeperkt en onvoorwaardelijk gegeven en het is redelijk om die finale kwijting ook ten aanzien van de onderhavige vorderingen te laten gelden, aldus Clearfreight.
4.9.
Neele-Vat Logistics betwist dat de op 24 oktober 2014 overeengekomen finale kwijting ziet op de onderhavige vorderingen. De kwijting is onlosmakelijk verbonden met de betaling van de UTB-bedragen. De kwijting is gegeven in het kader van de afspraak dat Neele-Vat Logistics de bezwaar- en beroepsprocedure niet meer hoefde te voeren omdat volmacht aan Clearfreight zou worden gegeven. Voor de onderhavige vorderingen is geen finale kwijting afgesproken. Finale kwijting kan niet zien op handelen van Clearfreight dat nog niet bekend was op het moment dat de afspraak over kwijting werd gemaakt.
4.10.
De rechtbank overweegt als volgt. De vraag is wat partijen met betrekking tot de kwijting zijn overeengekomen. De betekenis van een kwijtingsverklaring moet door uitleg worden vastgesteld. Omdat een partij met het verlenen van kwijting afstand doet van een recht dient een kwijting eng uitgelegd te worden. Behalve op de taalkundige betekenis van de tekst van de overeenkomst komt het daarbij aan op wat partijen over en weer hebben verklaard en wat zij uit elkaars verklaringen en gedragingen in de gegeven omstandigheden hebben afgeleid en redelijkerwijs mochten afleiden.
4.11.
De overeenkomst van 24 oktober 2014 (productie 12 bij dagvaarding) tussen Clearfreight en Neele-Vat Customs Broker I, beide professionele expediteurs, is opgesteld door de advocaat van Clearfreight en bevat de volgende afspraken:
 Clearfreight betaalt deze bedragen van in totaal € 19.684,17, tegen finale
kwijting, uiterlijk dinsdag 4 november 2014;
 Clearfreight betaalt rechtstreeks aan de Douane op bankrekening
(…) ten name van de Belastingdienst Douane te Apeldoorn en zal bij de betalingen melding maken van: “betaling voor VAT Logistics Customs Broker I BV” en het bijbehorende 'aanslagbeschikkingsnummer' zoals dat op de UTB’s staat vermeld.
 Na de betaling zendt Clearfreight BV een kopie van het betalingsbewijs c.q.
bewijzen aan VAT Logistics, waarna VAT Logistics een volmacht verstrekt aan Clearfreight B.V. - met het recht van substitutie - om namens VAT Logistics Customs Broker I B.V. bezwaar, beroep, hoger beroep en eventueel cassatieberoep in te stellen tegen de UTB's, dan wel een verzoek om teruggaaf in te dienen, en bezwaar, beroep, hoger beroep en cassatieberoep in te stellen tegen een afwijzing op het verzoek om teruggaaf. Tevens omvat de volmacht het recht om een gehele of gedeeltelijke teruggaaf rechtstreeks van de Douane te mogen ontvangen.
 Het verstrekken van de volmacht is geen verplichting om bezwaar of beroep in te stellen. Clearfreight kan ook besluiten om af te zien van het instellen van bezwaar of beroep.
 De kosten van het instellen van deze rechtsmiddelen zijn voor rekening en risico van Clearfreight en Clearfreight zal VAT Logistics Customs Broker I B.V. kopieën verstrekken van de bezwaar- en beroepschriften en de bijbehorende uitspraken.
4.12.
Ten tijde van het sluiten van de overeenkomst lagen er vier UTB’s voor een bedrag van in totaal € 19.684,17 (het in het eerste punt van de overeenkomst vermelde bedrag). Clearfreight is met Neele-Vat Customs Broker I overeengekomen dat zij die betaalt als zij volmacht krijgt om namens Neele-Vat Customs Broker I bezwaar te maken. Een strafrechtelijk onderzoek was op dat moment nog niet ingesteld. De vraag is of Clearfreight onder deze omstandigheden redelijkerwijs mocht begrijpen dat ook de onderhavige vorderingen, die zien op gemaakte kosten van rechtsbijstand in strafrechtelijke procedures en in een bezwaar- en beroepsprocedure, onder de kwijting vielen.
4.13.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat een kwijting of kwitantie (art. 6:48- 49 BW) niet meer inhoudt dan een (tot bewijs strekkende) verklaring dat de betreffende betaling heeft plaatsgevonden. In een dergelijke verklaring ligt niet zonder meer ook een kwijtschelding als bedoeld in art. 6:160 lid 2 BW besloten. Dat de betrokken partij met het woord
kwijtingeen dergelijke kwijtschelding heeft bedoeld zal de wederpartij derhalve niet mogen begrijpen, tenzij aanvullende tekst en/of de relevante omstandigheden daartoe aanleiding geven. Dat het woord finale is toegevoegd maakt dat niet anders; daarmee wordt slechts tot uitdrukking gebracht dat het een eindbetaling betreft, waarna geen verdere betalingen meer aan de orde zijn.
4.14.
De hiervoor geciteerde tekst moet in redelijkheid zo worden begrepen dat met de betaling van genoemd bedrag aan alle op dat moment bestaande betalingsverplichtingen was voldaan, zonder dat daarvoor nog verdere betalingen konden worden gevergd.
Van aanvullende tekst, die redelijkerwijs kan worden begrepen als een kwijtschelding van toekomstige verplichtingen, is geen sprake.
De omstandigheden ten tijde van het sluiten van de overeenkomst hielden in dat er nog geen strafrechtelijk onderzoek was ingesteld. Neele-Vat Customs Broker I, zelf expediteur en in dit geval optredend als hulppersoon van de expediteur Clearfreight, had UTB’s ontvangen van de douane. Op dat moment kon Neele-Vat Customs Broker I niet redelijkerwijs verwachten dat er een strafrechtelijke procedure zou volgen.
4.15.
Een redelijke uitleg is dus dat de kwijting alleen zag op de bestuursrechtelijke bezwaar- en beroepsprocedure (waarvoor Neele-Vat Customs Broker I een volmacht aan Clearfreight verleende) en niet op een eventuele strafrechtelijke procedure.
Wel kan deze kwijting, gelet op de betrokkenheid van meerdere vennootschappen uit het concern van Neele-Vat, in redelijkheid geacht worden op alle daartoe behorende vennootschappen te zien.
Dit betekent dat het kwijtingsverweer slaagt ten aanzien van de gevorderde kosten voor rechtsbijstand met betrekking tot de bezwaarprocedure tegen de aan Neele-Vat Customs Broker I gedane UTB’s en voor het overige faalt. Hierna wordt dus alleen de vordering met betrekking tot de kosten van rechtsbijstand in de strafrechtelijke procedure besproken.
grondslag
4.16.
Neele-Vat Logistics vordert in deze zaak van Clearfreight de door Neele-Vat Logistics Solutions gemaakte kosten van rechtsbijstand in de strafzaken tegen Neele-Vat Customs Broker I en de heer [naam 1] . Neele-Vat Logistics grondt haar vordering op artikel 17 lid 7 en lid 8 van de Fenex-voorwaarden, artikel 7:406 lid 2 BW, artikel 6:74 BW dan wel artikel 6:162 BW.
artikel 10 lid 7 en lid 8 van de Fenex-voorwaarden
4.17.
Clearfreight is expediteur. In de verhouding met Neele-Vat Logistics Solutions is Clearfreight opdrachtgever en Neele-Vat Customs Broker I expediteur. Tussen partijen is niet in geschil dat tussen Neele-Vat Logistics Solutions en Clearfreight de Fenex-voorwaarden gelden.
4.18.
Artikel 17 van de Fenex-voorwaarden heeft als titel “Betaling”. Lid 7 en lid 8 van dat artikel luiden als volgt:
“ 7. De opdrachtgever is te allen tijde verplicht in verband met de opdracht door enige overheid in te vorderen dan wel na te vorderen bedragen alsmede daarmee samenhangende opgelegde boetes aan de expediteur te vergoeden.
Voornoemde bedragen dienen eveneens door de opdrachtgever aan de expediteur te worden vergoed, indien de expediteur in verband met de expeditie-overeenkomst hiervoor door een door hem ingeschakelde derde wordt aangesproken.
8. De opdrachtgever zal de expediteur te allen tijde vergoeden de bedragen die als gevolg van onjuist geheven vrachten en kosten, alsmede alle extra kosten die van de expediteur in verband met de opdracht worden gevorderd dan wel nagevorderd.”
4.19.
Uit de tekst van artikel 17 lid 7 van de Fenex-voorwaarden volgt dat dit gaat om vergoeding van “door enige overheid te vorderen bedragen”. De onderhavige vordering betreft geen “door enige overheid te vorderen bedragen” zodat artikel 17 lid 7 van de Fenex-voorwaarden geen basis biedt voor toewijzing.
4.20.
Artikel 17 lid 8 van de Fenex-voorwaarden ziet op “bedragen die van de expediteur in verband met de opdracht worden gevorderd”. Dit dient ruim te worden uitgelegd, dus niet alleen beperkt tot bedragen die – zoals in lid 7 is genoemd – door enige overheid worden gevorderd. Het betreft alle extra kosten die de expediteur moet dragen, de eigen kosten en de kosten die van de expediteur worden gevorderd. De vordering van Neele-Vat Logistics ziet op de aan haar in rekening gebrachte advocaatkosten (door Hertoghs advocaten, het kantoor dat haar in de strafrechtelijke procedure bijstond). Dit zijn geen kosten die onder artikel 17 lid 8 van de Fenex-voorwaarden vallen. Het betreft immers geen kosten die van de expediteur, in dit geval Neele-Vat Customs Broker I, in verband met de (expeditie-)opdracht worden gevorderd. De Fenex-voorwaarden bieden dus geen grondslag voor toewijzing van de onderhavige vordering.
contractuele grondslag
4.21.
Neele-Vat Logistics heeft gesteld dat Clearfreight op grond van artikel 7:406 lid 2 of 6:74 BW aansprakelijk is voor de gemaakte kosten van rechtsbijstand.
4.22.
Clearfreight heeft aangevoerd dat de Fenex-voorwaarden een uitputtende regeling bevatten voor aansprakelijkheid voor kosten waarvan Neele-Vat Logistics vergoeding vordert. Voorts betwist Clearfreight dat aan de in artikel 7:406 lid 2 BW gestelde vier cumulatieve voorwaarden is voldaan. Clearfreight voert aan dat niet zij maar Neele-Vat Customs Broker I toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door onjuiste aangifte te doen.
4.23.
Tussen partijen staat vast dat Clearfreight – achteraf gezien – de onjuiste goederencode aan Neele-Vat Customs Broker I heeft opgegeven en dat Neele-Vat Customs Broker I deze onjuiste goederencode heeft gebruikt in de door haar gedane aangiften ten invoer.
4.24.
Artikel 1 lid 1 van de Fenex-voorwaarden bepaalt dat deze voorwaarden van toepassing zijn op iedere vorm van dienstverlening die de expediteur verricht. De Fenex-voorwaarden dienen als standaardvoorwaarden in de rechtsverhouding van expediteurs en hun opdrachtgevers en zij beheersen de relatie tussen hen.
Zowel Neele-Vat Customs Broker I/Neele-Vat Logistics Solutions als Clearfreight zijn werkzaam in de vervoer- en expeditie branche. Clearfreight trad in dit geval op als opdrachtgever en Neele-Vat Customs Broker I als expediteur. Zij hebben met elkaar afgesproken dat hun overeenkomst wordt beheerst door de Fenex-voorwaarden. Clearfreight mag de Fenex-voorwaarden dan ook tegenwerpen aan Neele-Vat Customs Broker I, nu de voorwaarden geen bepaling bevatten die meebrengt dat een expediteur die als opdrachtgever optreedt zich daarop jegens zijn opdrachtnemer niet kan beroepen.
Zoals hierboven is geconcludeerd, bieden de Fenex-voorwaarden geen mogelijkheid om de kosten van rechtsbijstand in de strafrechtelijke procedure jegens Neele-Vat Customs Broker I en de heer [naam 1] te verhalen op de opdrachtgever, in dit geval Clearfreight. Dit kan alleen als partijen – in afwijking van de Fenex-voorwaarden – zijn overeengekomen dat dit wel kan. Dit laatste is gesteld noch gebleken. Dat betekent dat ook de overige contractuele grondslagen falen. Op de vraag of er sprake is van onrechtmatige daad zal hierna worden ingegaan.
Onrechtmatige daad
4.25.
Neele-Vat Logistics stelt dat Clearfreight onrechtmatig heeft gehandeld door – kennelijk opzettelijk – geen correcte informatie te verstrekken met betrekking tot de gegevens die bij het doen van aangifte bij de douane moeten worden vermeld. Neele-Vat Logistics stelt dat Clearfreight ten tijde van het verstrekken van de goederencodes aan Neele-Vat Customs Broker I wist dat de goederencodes niet juist waren.
4.26.
Clearfreight heeft gemotiveerd betwist dat zij opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt. Clearfreight voert aan dat Neele-Vat Logistics/Neele-Vat Customs Broker I de onjuistheid van de goederencode zelf had kunnen en moeten opmerken en corrigeren.
4.27.
Het had op de weg gelegen van Neele-Vat Logistics, op wie ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv de stelplicht en bewijslast rust, om haar stelling dat Clearfreight opzettelijk onjuiste goederencodes aan haar had verstrekt feitelijk te concretiseren en te onderbouwen. Neele-Vat Logistics heeft slechts in het algemeen verwezen naar “de stukken in de strafrechtelijke procedure” zonder aan te geven waar zij precies op doelt. Ter comparitie is namens Neele-Vat Logistics desgevraagd gewezen op een citaat uit een verklaring van de heer [naam 2] , bestuurder van Clearfreight, op pagina 56 van het OPV en op de voorlaatste alinea van pagina 1280 van het OPV.
De heer [naam 2] heeft ter zitting toegelicht dat het citaat uit zijn verklaring ziet op de marge tussen inkoop en verkoop en niet op het percentage van de invoerrechten. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan uit deze twee citaten uit het OPV niet de conclusie worden getrokken dat Clearfreight opzettelijk onjuiste goederencodes aan Neele-Vat Customs Broker I heeft verstrekt.
Hetzelfde geldt voor de door Neele-Vat Logistics in haar dagvaarding genoemde citaten uit het OPV. In deze citaten staan slechts vermoedens van opzet of wetenschap terwijl de onderliggende stukken (AH-008a, AH-016, AH-034 en AH-034a) ontbreken.
Dat Clearfreight anderszins met de opzet Neele-Vat Customs Broker I te schaden een onjuiste goederencode heeft gebruikt is gesteld noch gebleken.
Nu Neele-Vat Logistics zich uitdrukkelijk op opzet beroept, kennelijk vanuit de achtergrond van haar eigen expertise juist op het punt van de douaneregelgeving, is niet van belang of een lichtere graad van verwijtbaarheid voldoende zou zijn voor aansprakelijkheid.
Dat betekent dat onvoldoende is onderbouwd dat Clearfreight opzettelijk onjuiste codes heeft doorgegeven en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld ten gevolge waarvan Neele-Vat Logistics schade heeft geleden.
4.28.
Nu er geen grondslag is voor toewijzing van de door Neele-Vat Logistics ingestelde vordering behoeven de overige geschilpunten - zoals de vraag of de vordering is verjaard en wat het effect van de cessie is - geen nadere bespreking.
4.29.
Slotsom is dat de door Neele-Vat Logistics ingestelde vorderingen worden afgewezen.
proceskosten
4.30.
Clearfreight heeft bepleit dat Neele-Vat Logistics wordt veroordeeld om de reële proceskosten aan haar te vergoeden. Clearfreight stelt dat Neele-Vat Logistics wist dat de procedure geen enkele kans van slagen had en misbruik maakte van (proces)recht.
4.31.
Neele-Vat Logistics zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze zullen worden begroot volgens het liquidatietarief. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om Neele-Vat Logistics te veroordelen in de werkelijke proceskosten. De kosten aan de zijde van Clearfreight worden begroot op:
- griffierecht 1.950,00
- salaris advocaat
3.222,00(3 punten × tarief € 1.074,00)
totaal € 5.172,00

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Neele-Vat Logistics in de proceskosten, aan de zijde van Clearfreight tot op heden begroot op € 5.172,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, mr. C. Sikkel en
mr. dr. I. Koning en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2019.
1573/106/2950