Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[handelsnaam],
1.De procedure
- de beschikking van 3 augustus 2018 van de rechter-commissaris van deze rechtbank in de zaak met zaaknummer C/10/54285 / HA RK 01-61, waarbij Veka c.s. en KBC zijn verwezen naar de renvooiprocedure;
- de conclusie van eis tot verificatie van Veka c.s., met producties 1 t/m 9;
- de conclusie van antwoord tot verificatie, met producties 1 t/m 29;
- het tussenvonnis (in de vorm van een brief) van 9 januari 2019, waarbij een comparitie is gelast;
- de brief van 21 februari 2019 van de rechtbank, waarbij een instructie voor de zitting is gegeven;
- de ter terechtzitting overgelegde en voorgedragen pleitaantekeningen van mr. Hamm;
- de ter terechtzitting overgelegde en voorgedragen pleitaantekeningen van mr. Linker;
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 13 maart 2019, en de daarin genoemde ter comparitie overgelegde producties;
- de brief van 2 april 2019 van KBC, waarin is gereageerd op het proces-verbaal;
- de (antwoord)akte van Veka c.s.;
- de (antwoord)akte van KBC.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
at arm’s length, beoordeling van de noodzaak en de redelijkheid van de door Veka c.s. beweerdelijk verrichte werkzaamheden en de daarvoor gefactureerde kosten. KBC heeft in dit verband gesteld dat door Veka c.s. een situatie is gecreëerd waardoor zij zichzelf opdracht kon geven zoveel mogelijk kosten te maken om deze vóór KBC te verhalen op de casco’s, waarbij allerlei kosten die daarmee niets te maken hebben door Veka c.s. onder de bewaring van [naam 1] zijn geschoven.