ECLI:NL:RBROT:2019:938
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hennepkwekerijzaak met afwijzing vordering benadeelde partij
Op 23 januari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het telen van hennepplanten en het stelen van elektriciteit. De zaak werd behandeld in meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T. Sandrk. De rechtbank heeft de zittingen gehouden op 20 april 2018, 28 september 2018 en 23 januari 2019. De officier van justitie, mr. L. Visser, heeft vrijspraak gevorderd voor de tenlastegelegde feiten en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in haar vordering.
De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de feiten niet wettig en overtuigend zijn bewezen. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de onder 1 primair en subsidiair en onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 30.974,75 had gevorderd, werd afgewezen omdat deze reeds was betaald. De rechtbank heeft de benadeelde partij veroordeeld in de kosten die de verdachte heeft gemaakt ter verdediging tegen de vordering, welke kosten op nihil zijn begroot.
De uitspraak is gedaan door mr. I.W.M. Laurijssens als voorzitter en mrs. J. Bergen en A.A.T. Werner als rechters, in aanwezigheid van griffier J.P. van der Wijden. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 23 januari 2019.